CRvB, 31-08-2011, nr. 10-5357 WW
ECLI:NL:CRVB:2011:BR6449
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
31-08-2011
- Zaaknummer
10-5357 WW
- LJN
BR6449
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2011:BR6449, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 31‑08‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 31‑08‑2011
Inhoudsindicatie
Bruto terugvordering. Beleid. Appellant heeft het netto te veel betaalde bedrag aan WW-uitkering niet terugbetaald in het belastingjaar waarin door hem te veel is ontvangen. Geen sprake is van de situatie zoals bedoeld in het beleid, aangezien appellant niet direct na terugvordering het te veel betaalde bedrag daadwerkelijk heeft terugbetaald. Uitgaande van deze gegevens, heeft het Uwv in overeenstemming met zijn beleid gehandeld. De situatie van appellant is niet zo bijzonder, dat deze tot afwijking van het beleid noopte.
Partij(en)
10/5357 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 augustus 2010, 10/387
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 31 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.T. Dieters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2011. Namens appellant is verschenen mr. Dieters, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.R. Abdoelhak.
II. OVERWEGINGEN
- 1.1.
Bij besluit van 9 oktober 2008 is appellant met ingang van 1 oktober 2008 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), gebaseerd op een gemiddeld aantal arbeidsuren van 38 per week. Bij besluit van 12 november 2008 is de WW-uitkering van appellant met ingang van 6 oktober 2008 beëindigd wegens volledige werkhervatting.
- 1.2.
Bij besluit van 25 november 2008 is de WW-uitkering van appellant met ingang van 24 november 2008 voortgezet. Met ingang van 2 februari 2009 heeft appellant voor
25 uur per week hervat. Dit heeft appellant aan het Uwv gemeld door middel van het op
8 februari 2009 gedateerde “wijzigingsformulier WW”. Bij besluit van 21 juli 2009 is de WW-uitkering van appellant beëindigd met ingang van 19 juni 2009.
- 1.3.
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft het Uwv een bruto bedrag van € 3.749,13 aan onverschuldigd betaalde WW-uitkering over de periode van 2 februari 2009 tot en met 18 juni 2009 van appellant teruggevorderd. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
- 2.
Bij besluit van 16 maart 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 oktober 2009 ongegrond verklaard en het besluit van 28 oktober 2009 gehandhaafd.
- 3.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat vast staat dat het Uwv bij de betaling van de WW-uitkering aan appellant over de periode van 2 februari 2009 tot en met 18 juni 2009 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door appellant gewerkte uren, zodat de WW-uitkering van appellant tot een te hoog bedrag is verleend. Met het Uwv is de rechtbank van oordeel dat het appellant redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat hij in de betreffende periode een te hoog bedrag aan WW-uitkering ontving. Gelet hierop heeft het Uwv zich volgens de rechtbank terecht bevoegd geacht de WW-uitkering van appellant over de genoemde periode te herzien. Dat het aan een door het Uwv erkende fout te wijten is dat aan appellant onverschuldigd WW-uitkering is betaald, maakt dit niet anders.
- 3.2.
Tevens heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv in beginsel verplicht is om de teveel betaalde WW-uitkering terug te vorderen en dat er in het geval van appellant geen sprake was van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv terecht het bruto onverschuldigd betaalde bedrag van appellant heeft teruggevorderd.
- 4.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat terugvordering van het bruto betaalde bedrag onredelijk is, aangezien het niet aan hem maar aan een fout van het Uwv te wijten is dat er teveel WW-uitkering aan hem is betaald.
- 5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan appellant over de periode van 2 februari 2009 tot en met 18 juni 2009 een bruto bedrag van € 3.749,13 onverschuldigd aan WW-uitkering is betaald. Evenmin is nog in geschil dat het Uwv terecht tot herziening en terugvordering is overgegaan. Het geschil betreft de bruto terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald.
- 5.2.
Volgens vaste rechtspraak vindt terugvordering van bruto te veel betaalde bedragen plaats, indien de terugvordering betrekking heeft op een tijdvak dat inmiddels in fiscale zin is afgesloten. Daarvan was hier sprake. Ter zitting is gebleken dat het Uwv met betrekking tot de terugvordering van onverschuldigde betaalde uitkeringen blijkens een memo van 24 april 2009 het beleid hanteert dat kan worden volstaan met terugbetaling van de netto-uitkering als: a. de netto-uitkering wordt terugbetaald in hetzelfde belastingjaar als waarin de uitkering is ontvangen of b. als de klant binnen een redelijke termijn na ontvangst van het te veel betaalde heeft aangegeven dat hij het te veel betaalde niet wil behouden en hij het te veel betaalde direct na terugvordering ook daadwerkelijk terugbetaalt.
- 5.3.
Vast staat dat appellant het netto te veel betaalde bedrag aan WW-uitkering niet heeft terugbetaald in het belastingjaar waarin door hem te veel is ontvangen en dat geen sprake is van de situatie zoals genoemd in overweging 5.2 onder punt b, aangezien appellant niet direct na terugvordering het te veel betaalde bedrag daadwerkelijk heeft terugbetaald. Uitgaande van deze gegevens, heeft het Uwv in overeenstemming met zijn beleid gehandeld. De situatie van appellant is niet zo bijzonder, dat deze tot afwijking van het beleid noopte. De Raad ziet daarom geen grond voor het oordeel dat terugvordering van het bruto bedrag in dit geval onrechtmatig is.
- 6.
Uit de overwegingen 5.1 tot en met 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
- 7.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) R.L. Venneman.
EV