Rb. Rotterdam, 06-12-2018, nr. ROT 18/4168
ECLI:NL:RBROT:2018:9942
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-12-2018
- Zaaknummer
ROT 18/4168
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:9942, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑12‑2018; (Vereenvoudigde behandeling)
Uitspraak 06‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Veelprocedeerder. Het beroepschrift richt zich tegen het (vermeend) niet tijdig beslissen op aanvragen, verzoeken en bezwaarschriften van eiseres uit 2017. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep tegen de gestelde weigering van verweerder op het bezwaar te beslissen onredelijk laat is ingediend als bedoeld in artikel 6:12 lid 4 Awb.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/4168
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2018 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[Naam], te [Plaats], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 27 oktober 2016 heeft eiseres verweerder op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens verzocht om ‘inzage d.w.z. verstrekking in digitale vorm of in hardcopy van haar volledige dossier bij de Afdeling Werk en Inkomen’.
Bij brief van 28 december 2016 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op de aanvraag.
Op 6 januari 2017 heeft eiseres tijdens een gesprek met een werkconsulent inzage gehad in het digitale systeem RMW en zijn haar stukken gezonden.
Bij besluit van 16 januari 2017 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat een ingebrekestelling niet aan de orde is.
Bij brief van 16 februari 2017 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag. Verweerder heeft dit bezwaar aangemerkt als een beroep tegen het uitblijven van een besluit en het bezwaar bij brief van 8 maart 2017 doorgezonden aan de rechtbank.
Bij beslissing van 28 juni 2017 (ROT 17/1621) heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het bezwaar van 16 februari 2017 alsnog in behandeling moet nemen als zijnde gericht tegen de besluiten van 6 en 16 januari 2017. Daarbij is op gemerkt dat de doorzendbrief van 8 maart 2017 geen besluit is.
Bij besluit van 3 augustus 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de doorzendbrief niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 januari 2018 (ROT 17/5527) heeft de rechtbank het tegen het besluit van 3 augustus 2017 gerichte beroep niet-ontvankelijk verklaard. Op 24 april 2018 is het verzet tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.
Op 6 augustus 2018 heeft eiseres een beroepschrift ingediend wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar (ROT 18/4168).
Overwegingen
1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Op grond van het vierde lid van dit artikel is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
2. Het beroepschrift richt zich tegen het (vermeend) niet tijdig beslissen op aanvragen, verzoeken en bezwaarschriften van eiseres uit 2017. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep tegen de gestelde weigering van verweerder op het bezwaar te beslissen onredelijk laat is ingediend als bedoeld in artikel 6:12, vierde lid, van de Awb. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangedragen die maken dat het beroep niet onredelijk laat is ingediend. Indien eiseres belang hechtte aan spoedige beslissingen, had het op haar weg gelegen om eerder beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
3. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van J. Bijleveld, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 6 december 2018.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.