Richtlijn 92/97/EEG tot wijziging van Richtlijn 70/157/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1992
- Bronpublicatie:
10-11-1992, PbEG 1992, L 371 (uitgifte: 19-12-1992, regelingnummer: 92/97/EEG)
- Inwerkingtreding
16-11-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-11-1992, PbEG 1992, L 371 (uitgifte: 19-12-1992, regelingnummer: 92/97/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van de Raad van 10 november 1992 tot wijziging van Richtlijn 70/157/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat maatregelen moeten worden genomen met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van de interne markt tegen 31 december 1992; dat deze markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;
Overwegende dat het Europese Parlement de Commissie reeds heeft verzocht om in de loop van 1992 een voorstel in te dienen met als doel het vastleggen van de maximaal toelaatbare geluidsemissies, rekening houdend met de grenzen waarboven volgens de normen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van geluidshinder sprake is;
Overwegende dat bij Richtlijn 70/157/EEG van de Raad (4) grenswaarden zijn vastgesteld voor het geluidsniveau van motorvoertuigen; dat deze grenswaarden een eerste maal bij Richtlijn 77/212/EEG(5) en een tweede maal bij Richtlijn 84/424/EEG(6) zijn verlaagd; dat voor autobussen, touringcars en vrachtwagens deze verlagingen zeer aanzienlijk waren, namelijk in de orde van grootte van 10 decibel (dB (A));
Overwegende dat Richtlijn 70/157/EEG deel uitmaakt van de bijzondere richtlijnen in het kader van de goedkeuringsprocedure die is ingevoerd bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (7);
Overwegende dat de Raad bij de vaststelling van Richtlijn 84/424/EEG tot wijziging van Richtlijn 70/157/EEG had besloten dat de bepalingen van de richtlijn, op voorstel van de Commissie, verder zouden worden herzien; dat het voorstel van de Commissie op studies en onderzoek berust met betrekking tot mogelijke nieuwe wettelijke maatregelen waarin de belangrijkste aspecten van de communautaire voorschriften in de sector motorvoertuigen tegelijk zouden worden opgenomen, en met name de veiligheids-, milieubeschermings- en energiebesparingsaspecten;
Overwegende dat om de bevolking tegen geluidsoverlast te beschermen nog meer adequate maatregelen nodig zijn ter verdere beperking van het geluidsniveau van motorvoertuigen; dat in deze maatregelen de relevante technologische vorderingen tot uiting moeten komen; dat om deze reden aan de uitvoering van deze maatregelen een termijn wordt gesteld, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn, zodat de vooruitgang die thans bij prototypes is bereikt, zich ook tot serieprodukten kan uitstrekken; dat de thans geldende grenswaarden voor zware bedrijfsvoertuigen eerst met ingang van 1 oktober 1989 van kracht zijn geworden;
Overwegende dat, ten einde tot een belangrijke en daadwerkelijke vermindering van deze geluidshinder te komen, de verschillen tussen de momenteel gebruikte meetmethoden en de reële verkeerssituatie zoveel mogelijk moeten worden beperkt; dat bepaalde technologieën nog niet beheersbaar zijn, noch vergelijkbaar met de methoden die tot nog toe in de keuringsprocedures voor motorvoertuigen worden gebruikt;
Overwegende dat de huidige meetvoorwaarden, met name de omschrijving van het oppervlak van de proefbaan en bepaalde omgevingsvoorwaarden tijdens de proef zoals temperatuur, luchtdruk, vochtigheid, windsnelheid en achtergrondgeluid, veel nauwkeuriger moeten worden omschreven; dat deze preciseringen zo spoedig mogelijk zullen worden gegeven volgens de procedure bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG;
Overwegende dat in de door voertuigen voortgebrachte geluidsoverlast het aandeel van bandenlawaai bijzonder groot is gebleken, wanneer de snelheid van het voertuig meer dan 60 km/h bedraagt; dat, om de bevolking doelmatig tegen geluidshinder, met name tegen geluidsoverlast door stadsverkeer, te beschermen, in twee nieuwe fasen te werk moet worden gegaan; dat de eerste fase, die met deze richtlijn wordt beoogd, erin bestaat de huidige voorschriften inzake de toelaatbare geluidsemissie van de mechanische delen en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen voor elke voertuigcategorie zoveel mogelijk aan te scherpen; dat de tweede fase — in het licht van verdere studies en diepgaander onderzoek met betrekking tot de problemen en technische oplossingen in verband met het door het contact van luchtbanden met het wegdek voortgebrachte lawaai — tot de vaststelling moet leiden van realistische en reproduceerbare criteria en methoden om dit belangrijke type geluidshinder te omschrijven en de eisen dienaangaande vast te stellen;
Overwegende dat om deze eerste fase uit te voeren bijlage I bij Richtlijn 70/157/EEG moet worden gewijzigd door de in decibel (dB (A)) uitgedrukte waarden voor het geluidsniveau van de respectieve, in genoemde bijlage bedoelde voertuigcategorieën te verlagen en door in de beproevingsmethoden voor voertuigen met groot vermogen verbeteringen aan te brengen; dat dit voertuigtype in stijgende mate op een zodanige wijze wordt ontworpen dat de verhouding tussen motorvermogen en voertuiggewicht toeneemt en die tussen koppel en motortoerental zodanig is gewijzigd dat bij laag toerental een hoger motorvermogen wordt verkregen; dat deze nieuwe ontwerpen bijgevolg een intensiever gebruik van de versnellingen in het stadsverkeer meebrengen, waardoor ten opzichte van het rijlawaai het door de mechanische gedeelten veroorzaakte lawaai groter wordt; dat door wijziging van de meetmethode voor dit voertuigtype voor wat de naderingssnelheid betreft op het acceleratieparcours waarop het geluidsniveau wordt gemeten, met deze nieuwe opvattingen rekening is gehouden;
Overwegende dat, gelet op het grote aantal bandtypes en wegdeksoorten, die zijn afgestemd op de uiteenlopende geografische en atmosferische omstandigheden, verdere studies en onderzoek nodig zijn om de criteria te kunnen vaststellen waaraan de banden moeten voldoen en om een numerieke waarde voor de keuring van motorvoertuigen te kunnen bepalen; dat de uitkomsten van deze studies en onderzoek in een tweede fase de invoering van nieuwe eisen mogelijk zullen maken, te zamen met maatregelen inzake het geluid dat door de mechanische delen wordt voortgebracht;
Overwegende dat met het oog op beheersing van de door de wisselwerking tussen luchtbanden en wegdek voortgebrachte geluidsemissies niet alleen moet worden gekeken naar de banden maar ook naar de samenstelling van het asfalt (geluidabsorberend asfalt); dat de studies van en het onderzoek naar numerieke waarden moeten worden voortgezet om voor de gelijkvormigheid van wegen objectieve criteria te kunnen vaststellen;
Overwegende dat de Lid-Staten de mogelijkheid dient te worden geboden om door middel van fiscale stimuli het op de markt brengen van voertuigen die aan de op communautair niveau vastgestelde voorschriften beantwoorden, te bespoedigen; dat dit inhoudt dat de Raad uiterlijk op 1 oktober 1995 de voorschriften voor de tweede etappe vaststelt op grond van een hem uiterlijk op 31 maart 1994 door de Commissie voor te leggen voorstel;
Overwegende dat, om de uitwerking van deze bepalingen maximaal ten goede te doen komen aan het milieu in Europa en om tegelijkertijd de eenheid van de markt te waarborgen, strengere, op een algehele harmonisatie berustende Europese normen moeten worden toegepast,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 193 van 24.7.1991, blz. 3.
PB nr. C 125 van 18.5.1992, blz. 182, en besluit van 28 oktober 1992 (nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad).
PB nr. C 49 van 24.2.1992, blz. 7.
PB nr. L 42 van 23.2.1970, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/491/EEG (PB nr. L 238 van 15.8.1989, blz. 43).
PB nr. L 66 van 12.3.1977, blz. 33.
PB nr. L 238 van 6.9.1984, blz. 31.
PB nr. L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/403/EEG (PB nr. L 220 van 8.8.1987, blz. 44).