BenGH, 02-07-2013, nr. A 2012/3/10
ECLI:NL:XX:2013:373
- Instantie
Benelux-Gerechtshof
- Datum
02-07-2013
- Magistraten
Mrs. L. Mousel, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A. Fettweis, E. Conzémius, I. Folscheid, A.H.T. Heisterkamp, P. Maffei, L. Van hoogenbemt
- Zaaknummer
A 2012/3/10
- Roepnaam
Leunis Fr./Gewestelijk Stedenbouwkundige inspecteur
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:XX:2013:373, Uitspraak, Benelux-Gerechtshof, 02‑07‑2013
Uitspraak 02‑07‑2013
Mrs. L. Mousel, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A. Fettweis, E. Conzémius, I. Folscheid, A.H.T. Heisterkamp, P. Maffei, L. Van hoogenbemt
Partij(en)
ARREST In de zaak A 2012/3
Inzake:
Leunis Fr.
tegen
Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur
Procestaal: Nederlands
Het Benelux-Gerechtshof heeft in de zaak A 2012/3 het volgende arrest gewezen.
1.
Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof (hierna: het Verdrag) heeft de beslagrechter van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde (hierna: de beslagrechter) bij beschikking van 25 september 2012 gewezen in de zaak van François Leunis tegen de Gewestelijke Stedenbouwkundige Inspecteur (hierna: de stedenbouwkundige inspecteur), een vraag van uitlegging van artikel 1, lid 3, van de Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom gesteld.
Ten aanzien van de feiten
2.
Uit de beschikking van de beslagrechter blijken de volgende feiten:
- •
bij arrest van het hof van beroep te Gent van 16 juni 1995, uitspraak doende in strafzaken, werd François Leunis veroordeeld tot herstel van de plaats in de vorige toestand van een perceel gelegen te Buggenhout, dit binnen een termijn van zes maanden nadat dit arrest in kracht van gewijsde is gegaan; François Leunis werd tevens veroordeeld tot een dwangsom van 24,79 euro per dag vertraging in de naleving van het bevel tot herstel in de vorige staat;
- •
bij arrest van 4 juni 1996, heeft het Hof van Cassatie het cassatieberoep van François Leunis tegen het voormeld arrest van het hof van beroep verworpen;
- •
bij exploot van een gerechtsdeurwaarder van 4 januari 2000, werd het arrest van het hof van beroep van 16 juni 1995 aan François Leunis betekend; bij die betekening werd laatstgenoemde in kennis gesteld dat het bestuur zich het recht voorbehield om vanaf datum van de betekening tot ambtshalve uitvoering over te gaan van het arrest, zonder enige verdere verwittiging;
- •
op verscheidene data gaande van 26 februari 2002 tot 14 juni 2011 werden exploten bevel tot betalen voor verbeurde dwangsommen aan François Leunis betekend krachtens de uitgifte in uitvoerbare vorm van het arrest van het hof van beroep van 16 juni 1995;
- •
bij deurwaardersexploot van 5 augustus 2011 werd het voormelde arrest van het Hof van Cassatie van 4 juni 1996 aan François Leunis betekend.
De prejudiciële vraag
3.
De beslagrechter oordeelt dat uitlegging van artikel 1, lid 3, van de Eenvormige wet betreffende de dwangsom noodzakelijk is om uitspraak te doen; bij beschikking van 25 september 2012 heeft hij de zaak aangehouden totdat het Benelux-Gerechtshof uitspraak zal hebben gedaan over de volgende vraag:
‘Moet artikel 1, lid 3, van de Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom aldus worden uitgelegd dat indien de rechter in hoger beroep, zetelend in strafzaken, geldt als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, de dwangsom niet kan verbeuren zolang zowel het arrest van deze dwangsomrechter als het arrest waarbij de cassatievoorziening werd verworpen aan de veroordeelde werden betekend.’
Ten aanzien van het verloop van het geding
4.
Het Hof heeft, overeenkomstig artikel 6, lid 3, van het Verdrag, een voor conform getekend afschrift van de beschikking van de beslagrechter gezonden aan de partijen en aan de ministers van Justitie van België, Nederland en Luxemburg.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen schriftelijke opmerkingen te maken over de aan het Hof gestelde vraag.
Voor François Leunis hebben mr. Robert Peeters en mr. Dominiek Vandenbulcke op 19 oktober 2012 een memorie en op 8 februari 2013 een synthesememorie ingediend.
Voor de stedenbouwkundige inspecteur heeft mr. Veerle Tollenaere op 19 november 2012 een memorie en op 8 februari 2013 een memorie van antwoord ingediend.
Plaatsvervangend advocaat-generaal Dirk Thys heeft op 6 maart 2013 schriftelijke conclusie genomen, waarop mr. Veerle Tollenaere op 8 april 2013 een notitie in reactie heeft ingediend.
Herformulering van de prejudiciële vraag
5.
Ingevolge een materiële vergissing, ontbreekt het woord ‘niet’ in de prejudiciële vraag. Er bestaat immers geen betwisting over het feit dat overeenkomstig artikel 1, lid 3, Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom, een dwangsom wel verbeurd kan worden indien zowel het arrest van de dwangsomrechter als het arrest van verwerping van het cassatieberoep aan de veroordeelde werden betekend.
6.
De prejudiciële vraag dient als volgt te worden gepreciseerd:
‘Moet artikel 1, lid 3, van de Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom aldus worden uitgelegd dat indien de rechter in hoger beroep, zetelend in strafzaken, geldt als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, de dwangsom niet kan verbeuren zolang zowel het arrest van deze dwangsomrechter als het arrest waarbij de cassatievoorziening werd verworpen niet aan de veroordeelde werden betekend.’
Ten aanzien van het recht
7.
Artikel 1, lid 3, Eenvormige Beneluxwet bepaalt: ‘De dwangsom kan niet worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld.’
Dit betekeningsvereiste strekt ertoe aan de schuldenaar ter kennis te brengen dat de schuldeiser nakoming van de in de rechterlijke uitspraak vervatte hoofdveroordeling verlangt. Dit veronderstelt dat voldaan is aan alle voorwaarden die zijn gesteld aan de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling.
8.
Een dwangsom is slechts verschuldigd indien de hoofdveroordeling waaraan zij is verbonden niet is nagekomen, waarvan eerst sprake kan zijn wanneer de hoofdveroordeling uitvoerbaar is geworden, met andere woorden wanneer het vonnis of arrest waarin deze is vervat uitvoerbaar is geworden.
De dwangsom wordt niet verbeurd gedurende de tijd dat wegens het instellen van een rechtsmiddel de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling is geschorst (Benelux-Gerechtshof, zaak A 84/3 van 5 juli 1985 en zaak A 96/1 van 12 mei 1997).
9.
Hieruit volgt dat, mede gelet op het belang van de partijen dat er zo min mogelijk onzekerheden bestaan en geschillen zoveel mogelijk worden voorkomen, de betekening mede ertoe strekt aan de veroordeelde te doen blijken dat naar het oordeel van de schuldeiser aan de eisen van de gedwongen tenuitvoerlegging is voldaan (Benelux-Gerechtshof, zaak A 96/1 van 12 mei 1997).
Dit brengt met zich mee dat teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, wanneer een rechtsmiddel is aangewend tegen een beslissing waarbij een dwangsom wordt opgelegd en dat rechtsmiddel de uitvoerbaarheid van die beslissing schorst, deze dwangsom slechts kan worden verbeurd vanaf de betekening niet alleen van de beslissing van de dwangsomrechter maar ook van de uitspraak over dat rechtsmiddel waarbij de dwangsom wordt bevestigd of waarbij het rechtsmiddel wordt verworpen. De volledige titel van die uitspraak dient te worden betekend, zodat een betekening die enkel een verwijzing naar de uitspraak over het rechtsmiddel bevat, niet volstaat.
10.
De prejudiciële vraag dient bijgevolg aldus te worden beantwoord dat artikel 1, lid 3, van de Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom aldus dient te worden uitgelegd dat in de gevallen waarin het cassatieberoep tegen de rechterlijke beslissing waarbij de dwangsom wordt opgelegd schorsende werking heeft en dit cassatieberoep verworpen wordt, de dwangsom slechts kan worden verbeurd vanaf het ogenblik dat zowel deze rechterlijke beslissing als het arrest waarbij het daartegen ingestelde cassatieberoep wordt verworpen, aan de veroordeelde zijn betekend.
Ten aanzien van de kosten
11.
Het Hof moet overeenkomstig artikel 13 van het Verdrag de kosten vaststellen welke op de behandeling voor het Hof zijn gevallen, welke kosten omvatten de honoraria der raadslieden van partijen voor zover zulks in overeenstemming is met de wetgeving van het land waar het geschil aanhangig is.
De kosten worden vastgesteld op 1500 Euro.
Het Benelux-Gerechtshof
Uitspraak doende op de door de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde bij beschikking van 25 september 2012 gestelde vraag,
Verklaart voor recht
12.
De gestelde prejudiciële vraag moet aldus worden beantwoord:
Artikel 1, lid 3, van de Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom dient aldus te worden uitgelegd dat in de gevallen waarin het cassatieberoep tegen de rechterlijke beslissing waarbij de dwangsom wordt opgelegd schorsende werking heeft en dit cassatieberoep verworpen wordt, de dwangsom slechts kan worden verbeurd vanaf het ogenblik dat zowel deze rechterlijke beslissing als het arrest waarbij het daartegen ingestelde cassatieberoep wordt verworpen, aan de veroordeelde zijn betekend.
Aldus gewezen op 21 juni 2013 door L. Mousel, tweede vicepresidente, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A. Fettweis, rechters, E. Conzémius, I. Folscheid, A.H.T. Heisterkamp, P. Maffei,
L. Van hoogenbemt, plaatsvervangende rechters,
en uitgesproken ter openbare zitting te Brussel op 2 juli 2013 door de heer P. Maffei, voornoemd, in aanwezigheid van de heren D. Thijs, plaatsvervangend advocaat-generaal en A. van der Niet, hoofdgriffier.
A. van der Niet
P. Maffei