Rb. 's-Gravenhage, 27-09-2011, nr. AWB 11/2903
ECLI:NL:RBSGR:2011:BT7196
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
27-09-2011
- Zaaknummer
AWB 11/2903
- LJN
BT7196
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2011:BT7196, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 27‑09‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
V-N Vandaag 2011/2502
V-N 2011/63.3.2
Uitspraak 27‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Vertrouwensbeginsel. Belastingdienst gebonden aan afgegeven VAR winst uit onderneming.
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2903
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 27 september 2011 van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 14 februari 2011 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.544 (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011.
Namens eiseres is daar verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen [B].
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot één berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.056;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 1.092 aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan haar vergoedt.
Overwegingen
1. Eiseres heeft in het jaar 2007 via bemiddelaar [C] B.V. thuiszorg verleend aan diverse personen. Zij stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
2. In een aanvraag Verklaring Arbeidsrelatie (hierna: VAR) ondertekend op 23 september 2006 heeft eiseres gevraagd om een verklaring betreffende de door haar als "verpleging en verzorging " omschreven werkzaamheden voor het jaar 2007. In deze aanvraag heeft eiseres een aantal vragen niet beantwoord. Verweerder heeft deze aanvraag niet in zijn systeem kunnen vinden.
3. In een niet ondertekende aanvraag Verklaring Arbeidsrelatie ontvangen bij de Belastingdienst op 2 oktober 2006 heeft eiseres (wederom) gevraagd om een verklaring betreffende de door haar als "verpleging en verzorging" omschreven werkzaamheden voor het jaar 2007.
4. Vraag 4 c van dit aanvraagformulier betreffende de inschrijving bij de Kamer van Koophandel is niet ingevuld. Per brief met dagtekening 19 oktober 2006 heeft de Belastingdienst hiernaar gevraagd en gewezen op het feit dat een handtekening ontbreekt. Ondertekening van de brief geldt blijkens de brief ook als ondertekening van het aanvraagformulier VAR. Op de brief heeft eiseres aangekruist dat zij niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De brief is door eiseres ondertekend op 20 oktober 2006 en bij de Belastingdienst ingekomen op 24 oktober 2006.
5. Met dagtekening 30 oktober 2006 heeft verweerder een VAR afgegeven, waarbij de werkzaamheden zijn aangemerkt als winst uit onderneming. In de VAR staat onder meer:
"Op 24 oktober 2006 heeft de Belastingdienst uw aanvraagformulier voor een Verklaring arbeidsrelatie ontvangen. (...)"
Verklaring
Op basis van de feiten en omstandigheden die u op het aanvraagformulier heeft ingevuld, worden op grond van artikel 3:156 Wet inkomstenbelasting 2001 de voordelen die u geniet of zult gaan genieten uit genoemde werkzaamheden aangemerkt als winst uit onderneming.
(...)
Wijziging omstandigheden
De verklaring is afgegeven op basis van de feiten en omstandigheden die u in het aanvraagformulier heeft vermeld. Wijzigingen in deze feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een andere verklaring moet u schriftelijk melden aan de Belastingdienst. (...)
De verklaring kan ook voor de toekomst herzien worden als de Belastingdienst op andere wijze informatie krijgt waaruit blijkt dat de feiten en omstandigheden zijn gewijzigd. (...)"
6. In haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2007 heeft eiseres haar inkomsten uit de onder 1 bedoelde werkzaamheden aangegeven als winst uit onderneming.
7. Bij de aanslagregeling IB/PVV voor het jaar 2007 heeft verweerder naar aanleiding van een op 25 maart 2009 ingesteld boekenonderzoek, in afwijking van de afgegeven VAR en de aangifte, de desbetreffende inkomsten aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden en de gevraagde ondernemersaftrek geweigerd.
8. In geschil is of de inkomsten uit de onder 1 bedoelde werkzaamheden terecht als resultaat uit overige werkzaamheden zijn aangemerkt, en of de aftrekbare kosten terecht zijn vastgesteld op een bedrag van € 1.811. Eiseres beantwoordt beide vragen ontkennend, verweerder bevestigend.
9. Aangaande de vraag of eiseres aan de afgegeven VAR het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat de inkomsten uit haar werkzaamheden als winst uit onderneming kwalificeren, overweegt de rechtbank het volgende.
10. Artikel 3.156 van de Wet IB 2001 luidt als volgt:
"1. De belastingplichtige die zekerheid wenst omtrent de vraag of de voordelen die hij geniet of zal gaan genieten uit een arbeidsrelatie of uit arbeidsrelaties waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht, worden aangemerkt als winst uit een onderneming, als loon of als resultaat uit overige werkzaamheden, kan een verzoek indienen bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2. Zodra de feitelijke omstandigheden afwijken van de door de belastingplichtige gepresenteerde omstandigheden op basis waarvan de beschikking is verleend, meldt de belastingplichtige dit aan de inspecteur.
3. De inspecteur kan de beschikking herzien, indien de melding van de belastingplichtige als bedoeld in het tweede lid daartoe aanleiding geeft of hem uit anderen hoofde bekend is dat de feitelijke omstandigheden daartoe aanleiding geven. Herziening vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking.
(...)"
11. Uit de wetsgeschiedenis van dit artikel blijkt dat de VAR wordt afgegeven op basis van een gefundeerd oordeel over de door belanghebbende gepresenteerde arbeidsrelatie (Kamerstukken II 2000/01, 27 466, nr. 6, p. 99). In beginsel kan een belastingplichtige derhalve vertrouwen ontlenen aan een afgegeven VAR. De mogelijkheid van herziening is blijkens de wetsgeschiedenis gebaseerd op de gedachte dat de fiscus niet kan worden gehouden aan de rechtsgevolgen van een beschikking indien blijkt dat de feiten en omstandigheden waarop de beschikking is gebaseerd zich niet blijken te hebben voorgedaan, anders zijn geweest, of in de loop van de tijd zijn gewijzigd. De herzieningsmogelijkheid is derhalve niet bedoeld om ten aanzien van hetzelfde feitencomplex een voortschrijdend of ander inzicht van de fiscus tot uitdrukking te brengen. Indien er geen grond voor herziening is, kan verweerder ook niet bij de aanslagregeling een van de VAR afwijkend standpunt innemen.
12. Voor de beoordeling van het onderhavige geschil is van belang de onder 3 vermelde aanvraag die bij de Belastingdienst is ontvangen op 2 oktober 2006, ter zake waarvan aanvullende informatie bij de Belastingdienst is ingekomen op 24 oktober 2006. In de afgegeven VAR wordt immers verwezen naar de aanvraag ontvangen op 24 oktober 2006.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, op wie in dezen de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werkelijke feitelijke omstandigheden dermate afweken van de in die aanvraag door eiseres vermelde omstandigheden dat eiseres aan de afgegeven VAR winst uit onderneming geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
14. Dat, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard, een VAR-aanvraag geautomatiseerd wordt afgedaan en de Belastingdienst is afgegaan op de melding op het aanvraagformulier dat de voorgelegde werkzaamheden reeds eerder door de Belastingdienst waren beoordeeld als winst uit onderneming, dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van de Belastingdienst te blijven (vgl. Hof 's-Gravenhage, 15 november 2002, BK 01/0317). De Belastingdienst had immers op basis van zijn eigen informatie kunnen weten dat de werkzaamheden niet eerder als winst waren beoordeeld. Dat eiseres heeft ingevuld dat zij niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, terwijl dit wel het geval is, kan niet tot afwijking van de VAR leiden omdat die inschrijving juist als een ondersteuning voor ondernemerschap geldt, zoals verweerder ter zitting heeft beaamd.
15. Ook de overige door verweerder ter zitting genoemde omstandigheden die in werkelijkheid volgens verweerder afwijken van de in de aanvraag gepresenteerde omstandigheden, kunnen naar oordeel van de rechtbank niet tot afwijking van de afgegeven VAR leiden. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiseres in strijd met haar ontkennende beantwoording op vraag 2j werkzaamheden heeft verricht voor opdrachtgevers bij wie zij voorheen een dienstbetrekking had waarin zij soortgelijke werkzaamheden verrichtte; niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres eerder bij [C] B.V. (of bij de particulieren aan wie zij zorg verleende) in dienst was. Het antwoord op vraag 2k of de werkzaamheden (ook) door werknemers worden verricht die in loondienst zijn bij de opdrachtgever, is niet onjuist beantwoord als de particulier als opdrachtgever wordt beschouwd, zoals eiseres doet. Deze vraag is bovendien niet van wezenlijk belang voor het verschil tussen winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden. Met betrekking tot vraag 4a of eiseres facturen heeft verstuurd, is de rechtbank van oordeel dat eiseres heeft kunnen menen dat zij deze vraag bevestigend kon beantwoorden omdat zij blijkens afschriften in het dossier daadwerkelijk creditnota's aan [C] B.V. heeft verstuurd en deze B.V. in haar visie namens haar facturen aan particuliere cliënten heeft verstuurd.
16. De rechtbank acht tevens van belang dat eiseres op het aanvraagformulier heeft aangekruist dat zij meer dan de helft van haar werkzaamheden via een bemiddelingsbureau uitvoert. Bij een inhoudelijke beoordeling van de VAR-aanvraag had het verweerder duidelijk kunnen worden dat eiseres bij de invulling van het formulier de particuliere cliënt als haar opdrachtgever beschouwde en had verweerder meteen zijn andersluidende standpunt dat het bemiddelingsbureau als (enige) opdrachtgever geldt, kunnen innemen. Dat verweerder dit standpunt pas na een boekenonderzoek heeft ingenomen, dient voor zijn rekening te komen en maakt niet dat eiseres onjuistheden op het formulier heeft ingevuld die tot herziening aanleiding kunnen geven.
17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres aan de afgegeven VAR winst uit onderneming het in rechte te beschermen vertrouwen kon en mocht ontlenen dat de Belastingdienst de inkomsten uit de door haar gemelde werkzaamheden voor het jaar 2007 als winst uit onderneming zou aanmerken. Het beroep is daarom gegrond verklaard. Het ter zitting door eiseres gedane beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel behoeft derhalve geen behandeling.
18. Nu niet in geschil is dat eiseres voldoet aan het urencriterium, heeft zij recht op zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Zij heeft tevens recht op de MKB-winstvrijstelling. Voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid ingevolge artikel 3.78a van de Wet IB 2001 is geen plaats, aangezien die aftrek blijkens het eerste lid slechts geldt ingeval niet aan het urencriterium wordt voldaan.
19. Wat betreft de in de aangifte opgenomen willekeurige afschrijving van de vanuit privé ingebrachte printer geldt het volgende. In het besluit van 7 december 2005, nr. CPP 2005/1402M, heeft de Staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat in het geval waarin door een startende ondernemer geen verplichtingen zijn aangegaan, bijvoorbeeld in het geval deze een tot zijn privévermogen behorend bestanddeel in zijn onderneming inbrengt, de inspecteur gemachtigd is goed te keuren dat willekeurige afschrijving kan plaatsvinden indien de belanghebbende kan afschrijven op basis van artikel 3.30, eerste lid, van de Wet IB 2001. Dat laatste is, naar niet in geschil is, het geval. Ter zitting heeft verweerder verklaard de willekeurige afschrijving goed te keuren indien de rechtbank tot het oordeel komt dat eiseres als ondernemer heeft te gelden. Derhalve heeft eiseres recht op een extra afschrijving van € 458.
20. Van de door eiseres in de aangifte opgenomen aftrekpost van € 1.385 voor internet- en telefoonkosten heeft verweerder een bedrag van € 450 als zakelijk aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, op wie in dezen de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat een groter bedrag als zakelijk is aan te merken.
21. Gelet op het voorgaande dient het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt te worden vastgesteld:
Vaststelling belastbaar inkomen uit werk en woning
22. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisereses in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Ingevolge artikel 1, onderdeel c, van het Besluit komen de reiskosten van een gemachtigde niet voor vergoeding in aanmerking.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Molenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.