Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Zeeland, onderzoek Genebos.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 22-01-2015, nr. 02/700095-13
ECLI:NL:RBZWB:2015:307, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
22-01-2015
- Zaaknummer
02/700095-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2015:307, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22‑01‑2015; (Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:1595, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑01‑2015
Inhoudsindicatie
bewezenverklaring doodslag. betrouwbaarheid verklaringen verdachte.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700095-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats],
wonende aan [adres] te [woonplaats],
thans gedetineerd in het penitentiair psychiatrisch centrum bij de penitentiaire inrichting Vught te Vught,
raadsman mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 december 2014, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is formeel gesloten op de zitting van 8 januari 2015.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na toewijzing van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9/10 maart 2013 te Vlissingen opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in elk geval opzettelijk, die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft gepakt en/of (vervolgens) die keel/hals heeft dichtgeknepen en/of gedurende enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, in elk geval handelingen heeft verricht, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde moord, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat er sprake is geweest van enige voorbedachte raad bij verdachte. Het dossier bevat wel voldoende bewijs voor doodslag. Het slachtoffer is overleden en verdachte heeft verklaard dat hij haar om het leven heeft gebracht. Zijn verklaring kan passen bij de andere bewijsmiddelen, zodat daaraan steunbewijs kan worden ontleend. De verklaringen van verdachte over hoe hij zijn echtgenote zou hebben verwurgd worden niet weerlegd door het forensisch bewijs. Om deze reden kan dan ook niet worden gesteld dat de verklaringen van verdachte suspect zouden zijn waar het betreft het waarheidsgehalte daarvan. Dr. Botter van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft in zijn rapport vermeld waarom het zeer onwaarschijnlijk lijkt dat verdachte zodanig veel bloed had verloren dat zijn hersenfuncties daardoor waren aangetast.
Een natuurlijk overlijden is op basis van de stukken in het dossier zeer onwaarschijnlijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft in zijn eerste verhoren bekend dat hij zijn vrouw van het leven heeft beroofd door haar hals dicht te knijpen. Later heeft hij verklaard dat hij zich nog maar heel weinig kan herinneren van die dag. De bekennende verklaringen van verdachte zijn niet betrouwbaar. Verdachte is blijkens het onderzoek van Van Oorsouw van The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) gevoelig voor confabulaties en het aanmaken van pseudo-herinneringen. Haar onderzoek wijst uit dat zijn bekentenis vals kan zijn, omdat verdachtes herinneringen aan de gebeurtenissen onjuist zijn. De oorzaak van deze onjuiste herinneringen kan zijn gelegen in het feit dat verdachte door zijn verwondingen zoveel bloed had verloren dat hij zich niet meer goed kon herinneren wat er was gebeurd en door zijn neiging tot confabuleren pseudo-herinneringen heeft aangemaakt.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat een alternatief scenario aannemelijk is. Dit scenario luidt als volgt: het slachtoffer is een natuurlijke dood gestorven door een verstoring van de hartfunctie als gevolg van een hartspierontsteking. Dit sluit aan bij de bevindingen van de patholoog. Niet valt uit te sluiten dat verdachte door de plotselinge dood van zijn vrouw zo somber werd dat die hem tot suïcidale gedachten en neigingen bracht. Verdachte was immers al somber als gevolg van zijn werkloosheid, zo heeft hij verklaard. De suïcideplannen van verdachte op zondag 10 maart 2013 gingen dus niet vooraf aan de dood van zijn vrouw, maar kwamen pas na haar dood.
Nu er twijfels bestaan over de bekennende verklaringen van verdachte en er tevens een alternatief scenario aannemelijk is, dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten vast1.. Naar aanleiding van een melding van een broer van verdachte is de politie op zondag 10 maart 2013, omstreeks 17:00 uur, naar het adres [adres] gegaan. Dit betreft de woning van verdachte en zijn echtgenote [slachtoffer]. Daar heeft de politie verdachte aangetroffen, die zwaargewond op het bed in de slaapkamer lag. Naast hem op het bed lag zijn echtgenote, die overleden bleek te zijn. Eén van de verbalisanten heeft aan verdachte gevraagd wat er gebeurd is. Verdachte heeft geantwoord: “Ik heb het gedaan, het is mijn schuld”2.. Eén van de inmiddels gearriveerde ambulancemedewerkers heeft vastgesteld dat hij niets meer voor de vrouw kon betekenen.3.Forensisch arts M. Weststrate heeft op 11 maart 2013 een ‘verslag betreffende een niet natuurlijke dood’ ondertekend met betrekking tot [slachtoffer]. Omdat de doodsoorzaak volgens hem onduidelijk is, heeft hij geadviseerd een sectie te verrichten.4.Op 12 maart 2013 heeft dr. Kubat, patholoog bij het NFI, haar voorlopige bevindingen gerapporteerd.
In de hele woning van verdachte zijn bloedsporen aangetroffen op de vloer. In de badkamer zijn ook op de muren, kasten en wastafel en met name in de douchecabine bloedsporen aangetroffen. In de douchecabine lag in een bloedpoel een vleesmes met zwart heft.5.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft in zijn verklaringen tegenover de politie, meteen na het aantreffen van de situatie op 10 maart 2013 tot en met zijn verklaring op 6 juni 2013, steeds verklaard dat hij zijn echtgenote van het leven heeft beroofd6.. Hij heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan door haar met zijn handen bij haar hals te pakken en haar hals dicht te knijpen. Hij is blijven knijpen tot het moment dat ze geen adem meer haalde en zij achterover op het bed viel. Hij heeft ongeveer een minuut of tien geknepen. Zij bevonden zich op dat moment in de slaapkamer, aan het voeteneind van het bed.7.Ter terechtzitting van 15 december 2014 heeft verdachte verklaard dat hij zich van die dag, naast het snijden in zijn polsen en het binnenkomen van zijn broer, alleen nog kan herinneren dat hij zijn echtgenote vastpakte in het gebied van haar schouders – nek. Hij heeft voorts verklaard dat hij haar daar anders nooit vastpakte.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tot deze daad is gekomen, omdat hij het niet meer zag zitten. Hij was werkloos, en sollicitaties en opleidingen liepen niet goed. Ook sliep hij slecht. Hij had al vaker suïcidale gedachten gehad en had dan zelfs met messen in zijn handen gestaan, maar de gedachte aan zijn echtgenote weerhield hem ervan zelfmoord te plegen. Hij vroeg zich dan af wat er van haar terecht moest komen als ze alleen achterbleef. Ze had Multiple Sclerose en zou zich zonder hem niet kunnen redden. Op de ochtend van 10 maart 2013 had verdachte bedacht om er dan maar samen mee te stoppen8.. Nadat hij zijn echtgenote om het leven had gebracht wilde verdachte zichzelf van het leven beroven. Hij is naar de kamer gegaan om een mes te zoeken. Hij heeft uit de keuken een groot vleesmes gepakt. In de keuken voor het gasfornuis heeft hij geprobeerd zijn polsen door te snijden, maar het bloedde niet hard. Toen heeft hij met datzelfde mes geprobeerd zijn hals door te snijden, maar ook dit was niet voldoende. Hij voelde wel dat het een diepe snee was. Vervolgens heeft hij zichzelf met dat mes een aantal malen in zijn buik gestoken9.. Hij wilde bij zijn echtgenote op het bed gaan liggen en zo sterven10..
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte passen bij de situatie – verdachte is zwaargewond aangetroffen, liggend op het bed in de slaapkamer naast zijn overleden echtgenote – en het sporenbeeld11.zoals die zijn aangetroffen in de woning.
De doodsoorzaak
Dr. B. Kubat, arts en patholoog bij het NFI, heeft in haar rapport ‘pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van 30 juli 2013betreffende [slachtoffer]12.onder meer het volgende vastgesteld:
- in het gelaat op de kin een kleine recente oppervlakkige huidbeschadiging;
- op de borst drie kleine recente bloeduitstortingen;
- stipvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden en in de nierbekkens;
- bloedstuwing in de hersenen en terminaal hersenoedeem;
- bloedstuwing in het hoofd/halsgebied;
- te zwaar hart;
- postmortaal spieronderzoek toont het beeld van myocarditis (ontsteking van de hartspier);
- zwakke aanwijzingen verkregen voor schade aan de schildklier;
- bij de sectie waren er tekenen van bij leven opgetreden inwerking van gering uitwendig mechanisch botsend en/of samendrukkend geweld op de mond en borstkas. Dit geweld was recent en gering. Smoren kan middels een sectie worden aangetoond, noch uitgesloten;
- zowel de hartvergroting als de hartspierontsteking kunnen leiden tot ernstige (fatale) hartritmestoornissen. De bloedstuwing past bij kort voor het overlijden opgetreden hartfalen;
- hartfalen kan optreden in het kader van hartritmestoornissen, maar ook ten gevolge van zuurstoftekort bijvoorbeeld in het kader van verstikking;
Zij heeft geconcludeerd dat er geen doodsoorzaak is gevonden en dat eventueel het overlijden kan berusten op een verstoring van de hartfunctie (hartritmestoornis) opgetreden ten gevolge van een hartspierontsteking en/of hartvergroting.
In de bijlage 1 bij dit rapport is de in- en uitwendige schouwing opgenomen. Over het onderzoek aan de hals is opgenomen dat de halsspieren en het onderhuids weefsel geen afwijkingen vertoonden. Ook de halsvaten waren zonder afwijkingen. Het tongbeen en het strottenhoofd waren elastisch en gaaf.
In de bijlage 5 bij het rapport is het toxicologisch onderzoek opgenomen. Vastgesteld is dat een hoeveelheid van 70,4 ug/l van de stof thyreoglobuline is aangetroffen in het bloed van het slachtoffer. Dit is een stof die in de schildklier wordt gevormd en opgeslagen. Bij schade aan de schildklier, bijvoorbeeld door mechanisch geweld, zou deze stof in verhoogde mate kunnen worden afgegeven aan het bloed, waardoor de concentratie in het bloed stijgt. Normaalwaarden in serum liggen bij leven doorgaans lager dan 55 ug/l.
Op aanvullende vragen heeft dr. Kubat op 30 juli 2013 geantwoord dat de omstandigheid dat er geen aanwijzingen zijn voor geweld op de hals, dergelijk geweld niet volledig uitsluit. Verder heeft zij geantwoord dat bij een verwurging er zuurstoftekort in onder meer de hersenen ontstaat en dat men in het algemeen kan verwachten dat bij een verwurging de dood na meerdere minuten intreedt13..
Dr. D. Botter, forensisch arts bij het NFI, heeft in zijn rapport van 10 september 2014 op vragen van de rechter-commissaris onder meer het volgende geschreven:
“Afwezigheid van letsels aan en in de hals sluit doorgemaakt hevig en langdurig geweld op de hals niet uit, met name niet wanneer de geweldpleging snel fataal verloopt. Vooral bij manuele (…) strangulatie waarbij de hals wordt gecomprimeerd door een breed en glad oppervlak zonder scherpe oneffenheden kunnen uitwendig (maar ook inwendig) waarneembare letsels ontbreken. Bovendien had het slachtoffer in de onderhavige casus een vrij dikke hals vanwege haar zwaarlijvige postuur, waardoor kneuzing en bloeduitstorting aannemelijk minder snel optreden bij samendrukkende geweldsinwerking op de hals”14..
“Bovendien waren er bij de gerechtelijke sectie bevindingen die zeer wel veroorzaakt zouden kunnen zijn door geweld op de hals, namelijk stuwing van hoofd, hals en hersenen, puntbloedingen en huidletsel aan de kin. Deze bevindingen zijn derhalve niet discrepant met de verklaringen over langdurig uitgeoefend hevig geweld op de hals”15..
“De gevonden thyreoglobulineconcentratie is juist boven de norm, valt binnen het bereik van doodsoorzaken zonder geweld op de hals (I), maar bevindt zich eveneens boven de mediaan van gevonden waarden bij verhanging (II), als ook binnen het bereik van de waarden gevonden bij strangulatie met een voorwerp (III)”16..
“Concluderend kan gesteld worden dat er geen bewijswaarde mag worden toegekend aan het thyreoglobulinegehalte met betrekking tot geweldsinwerkingen op de hals. (…) Met betrekking tot de onderhavige casus kan derhalve gesteld worden dat ook de bevonden thyreoglobulineconcentratie niet discrepant is (c.q. hoeft te zijn) met verklaringen over langdurig uitgeoefend hevig geweld op de hals”17..
De rechtbank overweegt dat op basis van deze rapporten niet zonder meer kan worden uitgegaan van een natuurlijke dood. Met name het letsel aan de kin, de stipvormige bloeduitstortingen en de stuwing in hals, hoofd en hersenen vormen aanwijzingen dat sprake kan zijn geweest van verstikking door geweld aan de hals. Dr. Botter stelt in zijn rapport helder en gemotiveerd dat de afwezigheid van letsels aan en in de hals doorgemaakt hevig en langdurig geweld op de hals niet uitsluit.
De rechtbank gebruikt de onderzoeksresultaten voor wat betreft de gemeten concentratie thyreoglobuline niet voor het bewijs, gezien de rapportage van dr. Botter op dit punt. Wel kan de rechtbank op grond daarvan vaststellen dat deze specifieke resultaten geen contra-indicatie vormen voor het aannemen van een overlijden door verstikking door geweld aan de hals op de wijze zoals door verdachte is verklaard.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte
Op verzoek van de verdediging is door K.I.M. van Oorsouw van het TMFI onderzoek gedaan naar het mogelijk afleggen van een valse bekentenis door verdachte. Het uitgangspunt van de verdediging dat “de verklaringen van verdachte absoluut niet aansluiten bij de bevindingen van het forensisch onderzoek” (e-mailbericht van 4 september 2013 van de raadsman aan het TMFI) vormde de basis voor dit onderzoek. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt de rechtbank dit uitgangspunt niet.
Van Oorsouw concludeert in het “Deskundigenrapport betreffende onderzoek naar geheugenverlies en mogelijk valse bekentenis bij dhr. [verdachte]” d.d. 18 april 2014 dat aannemelijk is dat verdachte last heeft gehad van organisch geheugenverlies. Door hevig bloedverlies, waarvan bij hem sprake was gezien de foto’s in het dossier, neemt de toevoer van zuurstof aan de weefsels en hersenen af. Hierdoor kan desoriëntatie, verwarring en bewustzijnsverlies optreden. Het is aannemelijk dat het bloedverlies effecten heeft gehad op de opslag van herinneringen in het brein. Gelet op de aard en het verloop van het geheugenverlies, de presentatie van verdachte op de geheugentaken en de verhoogde mate van meegaandheid en gevoeligheid voor confabulaties en pseudo-herinneringen, kan niet worden uitgesloten dat verdachte een pseudo-herinnering heeft ontwikkeld aangaande het ten laste gelegde en op basis daarvan mogelijk een valse bekentenis heeft afgelegd. Naar aanleiding van de vraag van de verdediging of er sprake is van een valse bekentenis door de aanwezigheid van geheugenverlies heeft Van Oorsouw geconcludeerd dat er meer bouwstenen te vinden zijn voor het scenario dat er sprake is van een valse bekentenis veroorzaakt door een gebrekkig geheugen en pseudoherinneringen dan voor het scenario van geveinsd geheugenverlies.
Uit het dossier blijkt dat er in de woning veel bloed is aangetroffen. Gelet op de verwondingen bij verdachte en het vrijwel ongeschonden lichaam van zijn echtgenote acht de rechtbank het aannemelijk dat het bloed van verdachte is.
Dr. Botter heeft in zijn hierboven aangehaalde rapport geconcludeerd dat de aanname in het TMFI-rapport dat geheugenverlies kan zijn opgetreden door verminderde doorbloeding van het brein, enige vorm van objectieve onderbouwing mist18.. Hij brengt naar voren dat zelfs áls uit het medisch dossier zou blijken dat er aanwijzingen waren voor een bedreigde bloedcirculatie, dit niet zonder meer een verminderde doorbloeding van het brein impliceert, aangezien het lichaam bij bloedverlies fysiologisch zal reageren om zuurstoftekort van het brein te voorkomen. Deze ‘autoregulatie’ zorgt ervoor dat de doorbloeding van het brein pas in gevaar komt wanneer de bovenwaarde van de bloeddruk lager wordt dan 50 millimeter kwik19.. Daarvan is niet gebleken. In het TMFI-rapport wordt gerefereerd aan een EHBO-rapport waarin niet vermeld is of aan verdachte bloed is toegediend en hoeveel bloedverlies er ongeveer was.
Ook de deskundigen Vuister (psycholoog) en Trompenaars (psychiater) hebben in hun rapportages en aanvullende rapportages van 29 mei 2013 en 22 juli 2014, respectievelijk 3 juni 2013 en 11 augustus 2014 aangaande verdachte geen melding gemaakt van zaken die de conclusie van Van Oorsouw onderschrijven of aannemelijk maken, evenmin als de rechtspsycholoog Rassin in zijn rapport van 1 december 2014.
Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank de conclusies van Van Oorsouw met betrekking tot het geheugenverlies en pseudoherinneringen niet over. De omstandigheid dat verdachte mogelijk aanleg heeft voor het ontwikkelen van pseudo-herinneringen leidt niet zonder meer tot de conclusie dat verdachte deze ook heeft ontwikkeld naar aanleiding van de gebeurtenissen van 10 maart 2013.
De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte herhaaldelijk en op consistente wijze heeft verklaard over de manier waarop hij op 10 maart 2013 heeft gehandeld en over de reden waarom hij dit heeft gedaan. Verdachte heeft zelfs verklaard over zijn gevoelens direct voor, tijdens en na de fatale gebeurtenis, die eveneens passend zijn in het geheel van de verklaringen van verdachte over hetgeen zich op 10 maart 2013 heeft afgespeeld20.. Daarbij komt dat de verklaringen van verdachte en zijn broer, die na de feiten als eerste in de woning van verdachte en zijn echtgenote was, overeenstemmen voor wat betreft de plaats waar verdachte zich bevond op het moment dat zijn broer hem zag, en over het feit dat zij kort met elkaar hebben gesproken. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de verklaringen van verdachte met betrekking tot het verwurgen van zijn echtgenote aansluiten bij de bevindingen van de sectie en zijn verklaringen over het nadien toebrengen van verwondingen bij zichzelf, passen bij het sporenbeeld zoals omschreven in het dossier en zoals in beeld gebracht op de foto’s, acht de rechtbank de verklaringen zoals door verdachte afgelegd tegenover de politie met betrekking tot deze feiten betrouwbaar.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote van het leven heeft beroofd door zijn handen om haar hals te leggen en haar hals gedurende enige tijd dicht te knijpen, totdat zij op het bed viel. Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario is in het licht van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat om dit feit te kwalificeren als moord, nu zij het, gelet op de toestand waarin verdachte naar zijn zeggen op dat moment verkeerde, niet aannemelijk acht dat verdachte in staat was tot kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank kwalificeert het feit als doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
impliciet subsidiair
hij op of omstreeks 9/10 maart 2013 te Vlissingen opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in elk geval opzettelijk, die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft gepakt en/of (vervolgens) die keel/hals heeft dichtgeknepen en/of gedurende enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, in elk geval handelingen heeft verricht, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn vrouw door haar van het leven te beroven een verdere toekomst heeft ontnomen. Hij heeft haar familieleden en vrienden groot en onherstelbaar leed toegebracht. Verdachte heeft geen inzicht kunnen geven over de vraag waarom dit gebeurd is.
Ook voor de samenleving als geheel is het een schokkend en zeer ernstig feit. Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel dan ook beschouwd als één van de ernstigste misdrijven. Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt.
De persoonlijke problemen die verdachte tot het fatale moment heeft ervaren, kunnen en mogen geen rechtvaardiging zijn voor het doden van een ander persoon.
Het oordeel van de psychiater en de psycholoog dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is wordt door de officier van justitie overgenomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De eis van de officier van justitie past niet bij het motief. Er is in de eis geen rekening gehouden met de persoonlijke problemen van verdachte. De strafeis geeft evenmin ruimte voor hulpverlening.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Reclassering Nederland heeft op 15 mei 2013 beknopt gerapporteerd omtrent verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte en zijn echtgenote een gelukkig huwelijk hadden. Hij was na een lang dienstverband ontslagen. Het solliciteren, dat nadien steeds zonder resultaat was gebleven, maakte hem onzeker, omdat hij niet meer wist waar hij zonder diploma’s geschikt voor was. Verdachte heeft tegenover de reclassering verklaard dat hij zich somber voelde en erover nadacht om uit het leven te stappen. Hij zou niet eerder het plan hebben gehad zijn echtgenote om het leven te brengen.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 april 2014 is verdachte niet eerder met justitie in aanraking geweest.
Psycholoog drs. F.M. Vuister heeft in zijn rapport van 29 mei 2013 naar voren gebracht dat uit de onderzoeken niet is gebleken van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Bij verdachte was er ten tijde van het feit kennelijk sprake van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling die niet vanuit een nauw omschreven vorm van psychopathologie kan worden verklaard. Verdachte was eenduidig gefocust op zijn vermeende hopeloze toestand als werkloze man en hij meende daarbij dat zijn echtgenote het zonder hem niet zou weten te redden als hij er niet meer zou zijn. Er was hier derhalve sprake van een vertekening van de werkelijkheid, zonder dat er blijkens de gegevens van het psychologisch onderzoek, sprake was van waanachtige belevingen. Verdachte moet daarom als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Psychiater dr. A.J.W.M. Trompenaars heeft op 3 juni 2013 gerapporteerd. Ook hij komt op basis van zijn onderzoek tot de conclusie dat er geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Weliswaar had verdachte in de periode voorafgaand aan 10 maart 2013 stemmingsproblemen, maar die zijn niet van een zodanige aard geweest dat er van een psychiatrische stoornis in engere zin kon worden gesproken. Uit de beschrijving van de gebeurtenissen door verdachte komt naar voren dat hij plotseling kennelijk een extreme opwelling van zijn gemoed kreeg, waarin hij zijn vrouw ineens bij de keel heeft gegrepen en haar om het leven heeft gebracht. Trompenaars kan deze extreme opwelling niet verklaren vanuit enige vorm van psychopathologie.
De gedragsdeskundigen hebben aanvullend gerapporteerd naar aanleiding van het rapport van Van Oorsouw van het TMFI. Nu de rechtbank de conclusies van Van Oorsouw aangaande het organisch geheugenverlies niet overneemt zal de rechtbank de aanvullende rapportages - waarin Trompenaars en Vuister overigens niet van hun eerder verwoorde conclusies afwijken – niet betrekken bij de overwegingen aangaande de strafmaat.
De rechtbank deelt de conclusies van de gedragsdeskundigen betreffende de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte, en neemt deze over en maakt die tot de hare.
Verdachte heeft zijn echtgenote van het leven beroofd door haar in hun woning te wurgen. Hij heeft verklaard dat zijn echtgenote zich gedurende het wurgen verzette en dat het een minuut of tien heeft geduurd voordat zij achterover op het bed viel. Hij heeft in die minuten haar doodstrijd gezien en heeft desondanks volhard in zijn handelen. Verdachte heeft ter zake verklaard dat hij zichzelf van het leven wilde beroven en dat zijn echtgenote naar zijn overtuiging zich vanwege haar ziekte niet zonder hem kon redden. Hij heeft haar om die reden van het leven beroofd. Hij heeft aldus, zonder enige instemming van zijn echtgenote, beschikt over haar leven en haar de kans ontnomen om een leven zonder hem op te bouwen. Het spreekt voor zich dat dit misdrijf een enorme schok teweeg heeft gebracht bij de nabestaanden. Voor hen moet het bijzonder moeilijk zijn een dergelijk zwaar verlies te dragen. Een dergelijk feit schokt voorts ook de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt.
De rechtbank stelt in dit verband voorts vast dat verdachte in eerste instantie tijdens verschillende verhoren open en consistent heeft verklaard over de wijze waarop en de reden waarom hij zijn echtgenote van het leven heeft beroofd. Op enig moment is hij gaan verklaren dat hij zich, op drie fragmenten na, niets meer van die dag kan herinneren; niet de verwurgingshandelingen zelf en evenmin de reden waarom hij zijn echtgenote van het leven heeft beroofd. De rechtbank heeft reeds overwogen dat zij de conclusies van Van Oorsouw met betrekking tot het organisch geheugenverlies niet overneemt. De gedragsdeskundigen Vuister en Trompenaars hebben geconcludeerd dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Aldus ontstaat het beeld dat verdachte geen verantwoordelijkheid wenst af te leggen over het doden van zijn echtgenote, hetgeen voor de rechtbank eveneens een reden is voor het opleggen van een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie geformuleerde strafeis, gelet op het feit en hetgeen hiervoor is overwogen, een reële en begrijpelijke eis is.
Gelet op het voorgaande en op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren passend en geboden is.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het impliciet primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het impliciet subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. K.M. de Jager en
mr. J.B. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. A.J. Moggré-Hengst en A.E. Paulus, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑01‑2015
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 66, achtste alinea, en proces-verbaal van bevindingen, pagina 73, vijfde alinea.
Pagina 72 en 73, eerste, tweede, zesde en tiende alinea.
Pagina 351.
Pagina 344 tot en met 347
de verklaring van verdachte bij zijn inverzekeringstelling (11 maart 2013), pagina 41, vanaf de zesde alinea en pagina 42, eerste, tweede, zevende en achtste alinea (12 maart 2013), pagina 45, elfde alinea (13 maart 2014), pagina 53, de op één na laatste alinea (26 maart 2013) en pagina 331, eerste alinea (6 juni 2013)
Pagina 41, achtste tot en met elfde alinea, en pagina 42, tweede, de op één na laatste en laatste alinea.
Pagina 53, vijftiende en zestiende alinea.
Pagina 42, derde alinea.
Pagina 55, dertiende alinea.
Pagina 344 tot en met 347, en pagina 348 (vanaf ‘voorlopige conclusie’) en 349, in combinatie met de kleurenfoto’s op de pagina’s 360 tot en met 381.
Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 382 – 414.
Brief d.d. 30 juli 2013, pagina 415 – 416.
Brief d.d 10 september 2014, pagina 12 van 18, tweede alinea.
Brief d.d 10 september 2014, pagina 12 van 18, vierde alinea.
Brief d.d 10 september 2014, pagina 14 van 18, eerste alinea.
Brief d.d 10 september 2014, pagina 15 van 18, eerste alinea.
Brief d.d 10 september 2014, pagina 18 van 18, tweede alinea.
Brief d.d 10 september 2014, pagina 17 van 18, derde alinea.
Verklaring verdachte, pagina 60, vierde alinea.