Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.8.6 [Maatregelen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken: 35311)
22-02-2017, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
1.
Als de officier van justitie het Europees beschermingsbevel erkent, dan beveelt hij overeenkomstig het Europees beschermingsbevel een of meer van de volgende maatregelen ten aanzien van de persoon die gevaar veroorzaakt:
- a.
een verbod tot het betreden van bepaalde locaties, plaatsen of gebieden waar de beschermde persoon verblijft of die door hem worden bezocht;
- b.
een verbod op of een regeling omtrent enige vorm van contact met de beschermde persoon;
- c.
een verbod om de beschermde persoon tot binnen een bepaalde afstand te benaderen of een regeling ter zake.
2.
Indien de bescherming van betrokkene, de aard van het Europees beschermingsbevel of de uitvoerbaarheid in Nederland dit vereist, past hij de in het eerste lid genoemde maatregelen aan. De aangepaste maatregelen stemmen zo veel mogelijk overeen met de beschermingsmaatregelen die in de uitvaardigende lidstaat werd getroffen en waarop het Europees beschermingsbevel werd gegrond.
3.
Het in het eerste lid bedoelde bevel geldt voor de termijn van de beschermingsmaatregel die door de autoriteit van de uitvaardigende lidstaat is opgenomen in het formulier als bedoeld in artikel 5.8.3 onder b, met een maximum van een jaar.
4.
De officier van justitie doet mededeling aan de persoon die gevaar veroorzaakt, aan de beschermde persoon en aan de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat van alle overeenkomstig het eerste lid bevolen maatregelen, alsmede van de mogelijke gevolgen van overtreding van deze maatregelen. De mededeling aan de persoon die gevaar veroorzaakt, geschiedt door middel van betekening op de wijze als bepaald in artikel 36e van dit wetboek.
5.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van de maatregelen twee weken na de verzending van de mededeling van de beslissing als bedoeld in het eerste lid.
6.
De officier van justitie verstrekt het adres of andere contactgegevens van de beschermde persoon niet aan de persoon die gevaar veroorzaakt, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de tenuitvoerlegging van de maatregel die hij heeft bevolen op grond van het eerste lid.