Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/190
190 Asymmetrisch appelverbod
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS459501:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor andere appelverboden Hovens 2005, p. 40-41; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2012/22.
Bij de herziening van het bewijsrecht in 1988 hebben tekstuele wijzigingen beter tot uitdrukking gebracht dat een hogere voorziening niet alleen mogelijk is als het verzoek geheel wordt afgewezen, maar ook als het verzoek gedeeltelijk wordt afgewezen. PG Bewijsrecht 1988, p. 310-311.
Ook als de rechter het totale aantal getuigen beperkt tot een lager aantal dan in het verzoekschrift genoemd, is dit naar mijn mening een afwijzing waartegen een rechtsmiddel kan worden ingesteld. In Rb. ’s-Gravenhage 22 juli 2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:BD8670 stond de rechtbank het horen van niet meer dan vijf getuigen toe, terwijl de verzoeker in het verzoekschrift meer dan vijf getuigen had genoemd, omdat “met het horen van meer dan vijf getuigen doorgaans geen redelijk doel wordt gediend”. Als de verzoeker na afloop van het getuigenverhoor van mening zou zijn dat het horen van andere getuigen noodzakelijk was, kon het horen van deze getuigen schriftelijk aan de rechter-commissaris worden gevraagd.
PG Bewijsrecht 1988, p. 311.
Op het voorlopig getuigenverhoor is de algemene regeling van het hoger beroep en cassatieberoep tegen beschikkingen in art. 358-362 Rv resp. 426-429 Rv van toepassing, voor zover de bijzondere regeling in art. 186-193 Rv daarvan niet afwijkt. In art. 188 lid 2 Rv wordt met een asymmetrisch appelverbod een uitzondering gemaakt op de hoofdregel: voor zover het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor wordt toegewezen, is geen hogere voorziening mogelijk.1 Het appelverbod geldt voor zovereen verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toegewezen. Ook tegen een gedeeltelijke afwijzing kan daarom een rechtsmiddel worden ingesteld.2 De afwijzing kan betrekking hebben op de getuigen (bijvoorbeeld het aantal getuigen3 of een bepaalde getuige)4 of op de feiten (bijvoorbeeld omdat de rechter beslist dat het verhoor alleen ziet op het gebeurde na 1 januari 2006, terwijl verzocht was de feiten na 1 januari 2004 te onderzoeken).