Procestaal: Duits.
HvJ EU, 26-07-2017, nr. C-670/15
ECLI:EU:C:2017:594
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
26-07-2017
- Magistraten
J. L. da Cruz Vilaça, A. Tizzano, M. Berger, E. Levits, F. Biltgen
- Zaaknummer
C-670/15
- Conclusie
M. Szpunar
- Roepnaam
Jan Šalplachta
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2017:594, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 26‑07‑2017
ECLI:EU:C:2017:78, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 01‑02‑2017
Uitspraak 26‑07‑2017
J. L. da Cruz Vilaça, A. Tizzano, M. Berger, E. Levits, F. Biltgen
Partij(en)
In zaak C-670/15,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesarbeitsgericht (hoogste federale rechter in arbeidszaken, Duitsland) bij beslissing van 5 november 2015, ingekomen bij het Hof op 15 december 2015, in de procedure die is ingeleid door
Jan Šalplachta,
wijst
HET HOF (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: J. L. da Cruz Vilaça, kamerpresident, A. Tizzano (rapporteur), vicepresident van het Hof, M. Berger, E. Levits en F. Biltgen, rechters,
advocaat-generaal: M. Szpunar,
griffier: K. Malacek, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 9 november 2016,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Jan Šalplachta, vertegenwoordigd door K. Jurisch en P. Probst, Rechtsanwälte,
- —
de Duitse regering, vertegenwoordigd door M. Hellmann, T. Henze en J. Mentgen als gemachtigden,
- —
de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door L. Březinová, M. Smolek en J. Vláčil als gemachtigden,
- —
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. Sampol Pucurull als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Heller en M. Wilderspin als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 1 februari 2017,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 1 en 2 van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (PB 2003, L 26, blz. 41, met rectificatie in PB 2003, L 32, blz. 16).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een door Jan Šalplachta ingeleide procedure ter zake van de betaling van achterstallig loon door Elektroanlagen & Computerbau GmbH, zijn voormalige werkgever.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3
De overwegingen 5, 6, 18 en 23 van richtlijn 2003/8 luiden als volgt:
- ‘(5)
Deze richtlijn is gericht op de bevordering van de toepassing van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen ten behoeve van personen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, indien bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Het algemeen erkende recht op toegang tot de rechter is ook neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- (6)
Het gebrek aan middelen van een persoon die als eiser of verweerder betrokken is bij een geschil, noch moeilijkheden die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil, mogen de daadwerkelijke toegang tot de rechter belemmeren.
[…]
- (18)
De complexiteit van en de verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, alsook de kosten die inherent zijn aan het grensoverschrijdende karakter van een geschil mogen de toegang tot de rechter niet belemmeren. Derhalve moet de rechtsbijstand de kosten dekken die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil.
[…]
- (23)
Omdat de rechtsbijstand wordt verleend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht, met uitzondering van de precontentieuze bijstand indien de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats niet heeft in de lidstaat waar de zaak behandeld wordt, moet deze lidstaat zijn eigen wetgeving toepassen en daarbij de beginselen van deze richtlijn in acht nemen.’
4
Artikel 1 van richtlijn 2003/8, met het opschrift ‘Doelstellingen en toepassingsgebied’, voorziet in het volgende:
- ‘1.
Deze richtlijn is gericht op de verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand in die geschillen.
- 2.
De richtlijn is in grensoverschrijdende geschillen van toepassing op burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Zij heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken.
- 3.
In deze richtlijn wordt onder ‘lidstaat’ verstaan, de lidstaten met uitzondering van Denemarken.’
5
Artikel 2 van deze richtlijn, ‘Grensoverschrijdende geschillen’, bepaalt:
- ‘1.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder grensoverschrijdend geschil verstaan, een geschil waarbij de partij die in het kader van deze richtlijn om rechtsbijstand verzoekt haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan die waar de zaak behandeld wordt of waar de beslissing ten uitvoer gelegd moet worden.
- 2.
De lidstaat waarin een partij haar woonplaats heeft, wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 59 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken [(PB 2001, L 12, blz. 1)].
- 3.
Het tijdstip dat in aanmerking moet worden genomen om te bepalen of er sprake is van een grensoverschrijdend geschil, is dat van de indiening van het verzoek, in overeenstemming met deze richtlijn.’
6
Artikel 3 van genoemde richtlijn, ‘Recht op rechtsbijstand’, is als volgt verwoord:
- ‘1.
Natuurlijke personen die betrokken zijn bij een onder deze richtlijn vallend geschil, hebben recht op adequate rechtsbijstand teneinde hun daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen, onder de voorwaarden bepaald in deze richtlijn.
- 2.
Rechtsbijstand wordt adequaat geacht wanneer hij voorziet in:
- a)
advies in de precontentieuze fase met het oog op het vinden van een oplossing voordat er gerechtelijke procedures worden ingeleid;
- b)
juridische bijstand en vertegenwoordiging in rechte, alsook vrijstelling van of tegemoetkoming in de proceskosten van de begunstigde, met inbegrip van de in artikel 7 bedoelde kosten en het honorarium van personen die in opdracht van de rechter in de procedure optreden.
In lidstaten waarin een in het ongelijk gestelde partij aansprakelijk is voor de kosten van de wederpartij, dekt de rechtsbijstand, indien de begunstigde de zaak verliest, de door de wederpartij gemaakte kosten, indien die kosten erdoor gedekt zouden worden als de begunstigde zijn woonplaats of gewone verblijfplaats zou hebben in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld.
[…]’
7
De leden 1 en 2 van artikel 5 van richtlijn 2003/8, ‘Voorwaarden inzake financiële middelen’, luiden als volgt:
- ‘1.
De lidstaten kennen rechtsbijstand toe aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde personen die wegens hun economische situatie geheel of ten dele niet in staat zijn de in artikel 3, lid 2, bedoelde proceskosten te dragen, teneinde hun daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.
- 2.
De economische situatie van een persoon wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld aan de hand van verschillende objectieve criteria, zoals inkomen, vermogen en de gezinssituatie, met inbegrip van een raming van de middelen van personen die financieel afhankelijk zijn van de verzoeker.’
8
In artikel 7 van diezelfde richtlijn, ‘Kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil’, is het volgende bepaald:
‘Rechtsbijstand die wordt toegekend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, omvat de volgende kosten die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil:
- a)
kosten van tolken;
- b)
kosten voor de vertaling van de voor de afdoening van de zaak benodigde stukken die door de rechter of de bevoegde autoriteit worden verlangd en door de begunstigde worden overgelegd; en
- c)
reiskosten die voor rekening van de verzoeker komen, voor zover bij het voorleggen van de zaak van de verzoeker de fysieke aanwezigheid van de betrokkenen ter terechtzitting bij de wet of door de rechter van die lidstaat geboden is en de rechter besluit dat de betrokkenen niet anderszins ten genoegen van de rechter kunnen worden gehoord.’
9
In artikel 8 van richtlijn 2003/8, ‘Kosten voor rekening van de lidstaat van de woonplaats of de gewone verblijfplaats’, is het volgende opgenomen:
‘De lidstaat waar de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, verleent de vereiste, in artikel 3, lid 2, bedoelde rechtsbijstand tot dekking van
- a)
de kosten in verband met de bijstand van een lokale advocaat of enige andere persoon die bij de wet gemachtigd is juridisch advies te verlenen, welke in die lidstaat zijn gemaakt totdat het verzoek om rechtsbijstand in overeenstemming met deze richtlijn is ontvangen in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld;
- b)
de kosten voor de vertaling van het verzoek en van de vereiste begeleidende stukken, wanneer het verzoek bij de autoriteiten in die lidstaat wordt ingediend.’
10
Artikel 12 van deze richtlijn, ‘Autoriteit die rechtsbijstand toekent’, luidt:
‘Rechtsbijstand wordt toegekend of geweigerd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, onverminderd artikel 8.’
11
Artikel 13 van genoemde richtlijn, ‘Indiening en verzending van verzoeken om rechtsbijstand’, is als volgt verwoord:
- ‘1.
Verzoeken om rechtsbijstand kunnen worden ingediend bij
- a)
hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft (verzendende autoriteit),
- b)
hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd (ontvangende autoriteit).
- 2.
De verzoeken om rechtsbijstand worden ingevuld, en de begeleidende stukken worden vertaald
- a)
in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van de bevoegde ontvangende autoriteit die een van de talen van de instellingen van de [Unie] is; of
- b)
in een andere taal waarvan die lidstaat in overeenstemming met artikel 14, lid 3, heeft verklaard dat hij deze kan aanvaarden.
[…]
- 4.
De verzendende autoriteit staat de verzoeker bij door erop toe te zien dat het verzoek vergezeld gaat van alle begeleidende stukken die, voor zover haar bekend, vereist zijn opdat het verzoek in behandeling kan worden genomen. Tevens staat zij de verzoeker bij door in overeenstemming met artikel 8, onder b), te voorzien in de eventueel noodzakelijke vertaling van de begeleidende stukken.
De bevoegde verzendende autoriteit verzendt het verzoek binnen 15 dagen te rekenen vanaf het tijdstip van ontvangst van het naar behoren in een van de in lid 2 bedoelde talen ingevulde verzoek en de zo nodig in een van die talen vertaalde begeleidende stukken naar de bevoegde ontvangende autoriteit in de andere lidstaat.
[…]
- 6.
De lidstaten vragen geen vergoeding voor overeenkomstig lid 4 verstrekte diensten. […]’
Duits recht
12
§ 114, lid 1, van de Zivilprozessordnung (Duits wetboek van burgerlijke rechtsvordering), voorziet in de versie die op de feiten van het hoofdgeding van toepassing is (hierna: ‘ZPO’), in het volgende:
‘Een partij die op grond van haar persoonlijke en financiële situatie de proceskosten niet, slechts ten dele of slechts in verschillende termijnen kan betalen, verkrijgt desgevraagd rechtsbijstand, indien de vordering of het verweer in rechte voldoende kans van slagen biedt en niet vexatoir lijkt. Voor grensoverschrijdende rechtsbijstand binnen de Europese Unie zijn voorts de §§ 1076 tot en met 1078 van toepassing.’
13
§ 117 van de ZPO bepaalt:
- ‘(1)
Het verzoek om rechtsbijstand dient bij de voor het geschil bevoegde rechter te worden ingediend; […]
- (2)
Bij het verzoek dient de partij een verklaring omtrent haar persoonlijke en economische situatie (gezinssituatie, beroep, vermogen, inkomen en lasten) alsook relevante begeleidende bewijsstukken te voegen. […]’
14
§ 1076 van de ZPO luidt:
‘Voor grensoverschrijdende rechtsbijstand binnen de Europese Unie op grond van [richtlijn 2003/8] zijn de §§ 114 tot en met 127a van toepassing voor zover hierna niet anders is bepaald.’
15
§ 1078 van de ZPO is als volgt verwoord:
- ‘(1)
Voor inkomende verzoeken om grensoverschrijdende rechtsbijstand is de voor het geschil bevoegde rechter of de executierechter bevoegd. De verzoeken dienen in de Duitse taal te worden opgesteld en de begeleidende stukken dienen vergezeld te gaan van een vertaling in de Duitse taal. […]
[…]
16
§ 184, eerste volzin, van het Gerichtsverfassungsgesetz (Duitse wet op de rechterlijke organisatie), luidt in de op de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie als volgt:
‘De gerechtstaal is Duits.’
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
17
Uit de verwijzingsbeslissing volgt dat Šalplachta, die zijn woonplaats in Tsjechië heeft, zich bij akten van 24 september 2013 en 21 oktober 2013 tot het Arbeitsgericht Zwickau (arbeidsrechter in eerste aanleg Zwickau, Duitsland) heeft gewend met een beroep dat ertoe strekte Elektroanlagen & Computerbau te veroordelen tot betaling van achterstallig loon. In het kader van zijn beroep heeft de verzoeker in het hoofdgeding ook rechtsbijstand voor de procedure in eerste aanleg aangevraagd.
18
Bij akte van 27 november 2013 heeft de verzoeker in het hoofdgeding verzocht om uitbreiding van het verzoek om rechtsbijstand tot de kosten voor de vertaling van stukken betreffende zijn inkomsten en vermogen in het Duits. Deze vertaling was door een professioneel vertaalbureau met zetel te Dresden (Duitsland) vervaardigd.
19
Bij beschikking van 8 april 2014 heeft het Arbeitsgericht Zwickau rechtsbijstand toegekend voor de procedure in eerste aanleg, en tegelijk geweigerd om deze bijstand uit te strekken tot de kosten van de vertaling van genoemde stukken.
20
Het door verzoeker in het hoofdgeding tegen deze weigering ingestelde beroep is door het Landesarbeitsgericht Chemnitz (arbeidsrechter van de deelstaat Saksen, Chemnitz, Duitsland) verworpen bij beslissing van 15 april 2015. Deze rechter heeft er met name op gewezen dat volgens richtlijn 2003/8 in de kosten van de vertaling van stukken bij een rechtsbijstandsverzoek tegemoet kan worden gekomen wanneer dat verzoek wordt ingediend bij de verzendende autoriteit in de zin van artikel 13, lid 1, onder a), van die richtlijn, zijnde de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Deze bepalingen voorzien echter niet in een tegemoetkoming in deze kosten wanneer het verzoek, zoals in dit geval, rechtstreeks wordt ingediend bij de ontvangende autoriteit in de zin van artikel 13, lid 1, onder b), van genoemde richtlijn, zijnde de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd.
21
Volgens deze rechter volgt bovendien uit de §§ 114 en 1078 van de ZPO dat de rechtsbijstand alleen de kosten van de gerechtelijke procedure omvat. Deze bijstand strekt zich dus niet uit tot de kosten voor de vertaling van de stukken die in het kader van de procedure voor het onderzoek van het verzoek om rechtsbijstand moeten worden overgelegd, aangezien die kosten worden geacht buiten de contentieuze procedure om te zijn gemaakt.
22
Verzoeker in het hoofdgeding heeft tegen die beslissing hogere voorziening ingesteld bij het Bundesarbeitsgericht (hoogste federale rechter in arbeidszaken, Duitsland). Die rechter is van oordeel dat uit richtlijn 2003/8 niet met voldoende duidelijkheid kan worden opgemaakt of en in hoeverre de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, verplicht is om de kosten voor de vertaling van stukken die verband houden met een rechtsbijstandsverzoek op zich te nemen wanneer, zoals in de zaak in het hoofdgeding, de verzoeker om rechtsbijstand die documenten zelf heeft laten vertalen en zijn verzoek rechtstreeks bij de voor het geschil bevoegde rechter heeft ingediend, die in zijn hoedanigheid van ontvangende autoriteit in de zin van artikel 13, lid 1, onder b), van die richtlijn eveneens bevoegd is om op dat verzoek te beslissen. Hij wijst er evenwel op dat de weigering om de rechtsbijstand tot de kosten van de vertaling van die stukken uit te strekken, gesteld al dat dit de daadwerkelijke toegang tot de rechter belemmert, een legitiem doel dient, namelijk te voorkomen dat de schatkist van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, wordt geconfronteerd met kosten die eerder voor rekening horen te komen van de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
23
In die omstandigheden heeft het Bundesarbeitsgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
‘Vereist het recht van een natuurlijke persoon op een effectieve toegang tot de rechter bij een grensoverschrijdend geschil in de zin van de artikelen 1 en 2 van [richtlijn 2003/8] dat de door de Bondsrepubliek Duitsland verleende rechtsbijstand de door de verzoeker voorgeschoten kosten omvat voor de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het verzoek om rechtsbijstand, wanneer de verzoeker tegelijkertijd met het instellen van de rechtsvordering bij de voor het geschil bevoegde rechter, die ook bevoegd is als ontvangende autoriteit in de zin van artikel 13, lid 1, onder b), van de richtlijn, om rechtsbijstand verzoekt en zelf de vertaling heeft laten maken?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
24
De verwijzende rechter wenst met zijn prejudiciële vraag in essentie te vernemen of de artikelen 3, 8 en 12 van richtlijn 2003/8, in onderlinge samenhang gelezen, aldus moeten worden uitgelegd dat de rechtsbijstand die wordt toegekend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, waarin een natuurlijke persoon met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lidstaat een verzoek om rechtsbijstand heeft ingediend in het kader van een grensoverschrijdend geschil, ook de kosten omvat die deze persoon heeft voorgeschoten voor de vertaling van de voor de behandeling van dat verzoek vereiste begeleidende stukken.
25
Om op die vraag te antwoorden, moet erop worden gewezen dat richtlijn 2003/8 volgens overweging 5 daarvan is gericht op de bevordering van de toepassing van rechtsbijstand in grensoverschrijdende burgerlijke en handelsgeschillen, om te waarborgen dat personen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, daadwerkelijke toegang tot de rechter hebben overeenkomstig artikel 47, derde alinea, van het Handvest van de grondrechten.
26
Zoals is vermeld in overweging 6 van die richtlijn, mogen immers noch het gebrek aan middelen van een persoon die betrokken is bij een geschil, noch moeilijkheden die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil, de daadwerkelijke toegang tot de rechter belemmeren.
27
In dat verband vloeit uit genoemde richtlijn voort dat taalbarrières een persoon die zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan die waarin de zaak wordt behandeld, niet mogen beperken in zijn mogelijkheden om zijn rechten ten volle te laten gelden voor de gerechten van een andere lidstaat wanneer de procestaal in die andere lidstaat een andere is dan in eerstgenoemde lidstaat. Dit vereiste strekt zich ook uit tot stukken en bewijzen die, gezien het grensoverschrijdende karakter van het geschil, zijn opgesteld in een andere taal dan de procestaal en bijgevolg moeten worden vertaald.
28
In die context waarborgt artikel 3, leden 1 en 2, van genoemde richtlijn dat iedere natuurlijke persoon die betrokken is bij een grensoverschrijdend burgerlijk of handelsgeschil, recht heeft op ‘adequate’ rechtsbijstand.
29
Teneinde een daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen, voorziet artikel 13, lid 1, van richtlijn 2003/8 er op het punt van de procedure voor de indiening van een verzoek om rechtsbijstand in dat de verzoeker om rechtsbijstand twee opties heeft. Hij kan zijn verzoek om rechtsbijstand indienen bij hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, die in artikel 13, lid 1, onder a), van die richtlijn is aangeduid als de verzendende autoriteit, hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd, die in artikel 13, lid 1, onder b), van genoemde richtlijn wordt aangeduid als de ontvangende autoriteit.
30
Wat de omvang van de rechtsbijstand betreft, is allereerst in artikel 3, lid 2, van richtlijn 2003/8 bepaald dat die bijstand als ‘adequaat’ wordt beschouwd, wanneer hij voor de verzoeker voorziet in advies in de precontentieuze fase, juridische bijstand en vertegenwoordiging in rechte, alsook vrijstelling van of tegemoetkoming in de proceskosten, zo nodig met inbegrip van de door de wederpartij gemaakte kosten voor het geval dat de begunstigde van de rechtsbijstand de zaak verliest.
31
Vervolgens omvat de rechtsbijstand die wordt toegekend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, volgens artikel 7 van die richtlijn de kosten die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil, namelijk kosten van tolken, kosten voor de vertaling van de voor de afdoening van de zaak benodigde stukken die door de rechter of de bevoegde autoriteit worden verlangd en door de begunstigde worden overgelegd, en eventuele reiskosten die de verzoeker moet maken.
32
Tot slot is in artikel 8 van richtlijn 2003/8, ‘Kosten voor rekening van de lidstaat van de woonplaats of de gewone verblijfplaats’, bepaald dat die lidstaat opkomt voor de kosten in verband met de bijstand van een lokale advocaat of enige andere persoon die bij de wet gemachtigd is juridisch advies te verlenen, welke in die lidstaat zijn gemaakt totdat het verzoek om rechtsbijstand is ontvangen in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, alsook de kosten voor de vertaling van het verzoek om rechtsbijstand en van de voor de behandeling daarvan vereiste begeleidende stukken, wanneer het verzoek wordt ingediend bij de autoriteiten van de lidstaat van de woonplaats of gewone verblijfplaats.
33
In deze zaak voert de verwijzende rechter als reden voor het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing aan dat hij twijfelt over de identiteit van de lidstaat die in de kosten voor de vertaling van de voor de behandeling van het rechtsbijstandsverzoek vereiste begeleidende stukken tegemoet moet komen, wanneer de verzoeker om rechtsbijstand gebruik heeft gemaakt van de optie in artikel 13, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/8, door dit verzoek rechtstreeks aan de ontvangende autoriteit te richten.
34
In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat de rechtsbijstand waarvoor elke bij een grensoverschrijdend geschil betrokken natuurlijke persoon in aanmerking moet komen, volgens de bewoordingen van artikel 3, lid 2, van die richtlijn ‘adequate bijstand’ moet zijn teneinde een daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.
35
Zoals de advocaat-generaal er in essentie op heeft gewezen in punt 42 van zijn conclusie, is de indiening van een verzoek om rechtsbijstand, ongeacht of dit bij de verzendende of de ontvangende autoriteit is, een noodzakelijke voorwaarde om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te kunnen waarborgen, zoals de richtlijn beoogt te verzekeren overeenkomstig artikel 47, derde alinea, van het Handvest van de grondrechten.
36
In dat kader moet erop worden gewezen dat de begeleidende stukken bij een rechtsbijstandverzoek binnen het systeem van richtlijn 2003/8 van bijzonder belang zijn. Volgens artikel 5, lid 1, van die richtlijn wordt rechtsbijstand namelijk toegekend aan personen die wegens hun economische situatie geheel of ten dele niet in staat zijn de proceskosten te dragen. Ingevolge artikel 5, lid 2, van die richtlijn wordt de economische situatie van een persoon beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld aan de hand van verschillende objectieve criteria, zoals inkomen, vermogen en de gezinssituatie. Indien de verzoeker dus niet bepaalde stukken overlegt waaruit zijn persoonlijke en financiële situatie blijkt, kan het verzoek om rechtsbijstand niet worden ontvangen. Dergelijke stukken zijn bijgevolg een basisvoorwaarde voor de verkrijging van die bijstand.
37
In de tweede plaats moet eraan worden herinnerd dat de rechtsbijstand volgens artikel 12 van richtlijn 2003/8, gelezen in samenhang met overweging 23, wordt toegekend of geweigerd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, ‘onverminderd artikel 8’ van die richtlijn.
38
Voor de doelstellingen van de zaak in het hoofdgeding moet erop worden gewezen dat de rechtsbijstand tot dekking van de kosten voor de vertaling van het verzoek om rechtsbijstand en van de vereiste begeleidende stukken volgens artikel 8, onder b), van genoemde richtlijn wordt verleend door de lidstaat waar de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, ‘wanneer het verzoek bij de autoriteiten in die lidstaat wordt ingediend’.
39
In die context moet de verduidelijking in het laatste zinsdeel van artikel 8, onder b), van richtlijn 2003/8 aldus worden uitgelegd dat daarin niet een voorwaarde tot uitdrukking is gebracht waaraan de verzoeker om rechtsbijstand in alle gevallen moet voldoen om die kosten gedekt te krijgen, maar slechts het geval wordt benoemd waarin de begunstigde dekking van die kosten kan verkrijgen in de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, echter zonder dat een dergelijke tegemoetkoming is uitgesloten wanneer het verzoek, zoals in het hoofdgeding, wordt ingediend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld.
40
Anders gezegd, en zoals de advocaat-generaal in essentie heeft opgemerkt in punt 53 van zijn conclusie, moet artikel 8, onder b), van richtlijn 2003/8 aldus worden opgevat dat dit — als uitzondering op de hoofdregel die eist dat de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, tegemoetkomt in de kosten in verband met het grensoverschrijdende karakter van een geschil — voorziet in de dekking van de kosten voor de vertaling van het verzoek om rechtsbijstand en van de voor de behandeling daarvan vereiste begeleidende stukken door de lidstaat van de woonplaats of gewone verblijfplaats.
41
In de derde plaats moet worden vastgesteld dat het tegen de door richtlijn 2003/8 nagestreefde doelstellingen inzake een daadwerkelijke toegang tot de rechter in grensoverschrijdende geschillen, die hierboven in de punten 25 tot en met 27 van dit arrest in herinnering zijn gebracht, zou ingaan indien de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, niet zou tegemoetkomen in de kosten van de vertaling van de voor de behandeling van een rechtsbijstandsverzoek vereiste begeleidende stukken, omdat de verzoeker om rechtsbijstand dan zou worden bestraft indien hij zou beslissen om zijn rechtsbijstandsverzoek rechtstreeks bij de ontvangende autoriteit in te dienen.
42
Zoals volgt uit punt 29 van het onderhavige arrest, heeft de verzoeker om rechtsbijstand volgens artikel 13 van richtlijn 2003/8 echter de keuze tussen twee alternatieve opties waartussen geen hiërarchische volgorde bestaat. Daarbij wordt hem de mogelijkheid geboden om zijn rechtsbijstandsverzoek hetzij bij de verzendende hetzij bij de ontvangende autoriteit in te dienen.
43
Indien in de kosten van de vertaling van de voor de behandeling van een rechtsbijstandsverzoek vereiste begeleidende stukken alleen tegemoet zou worden gekomen indien de verzoeker om rechtsbijstand zich wendt tot de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, zou dat er echter ten onrechte toe leiden dat de verkrijging van rechtsbijstand voor die kosten afhankelijk zou worden gemaakt van de procedurele optie die de betrokkene heeft gekozen. Dit zou bovendien artikel 13, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/8, dat voorziet in de mogelijkheid om het rechtsbijstandsverzoek rechtstreeks bij de ontvangende autoriteit in te dienen, van zijn zin beroven.
44
Zoals de advocaat-generaal er voorts op heeft gewezen in punt 46 van zijn conclusie, zou een dergelijke uitsluiting kunnen leiden tot een zwaardere procedurele weg voor de verzoeker om rechtsbijstand. In plaats van zijn rechtsbijstandsverzoek rechtstreeks in te dienen bij het gerecht dat bevoegd is om van het geschil ten gronde kennis te nemen, zou deze persoon namelijk verplicht zijn om twee afzonderlijke procedures in te leiden, de eerste voor het gerecht dat bevoegd is in de lidstaat van het forum, teneinde de procestermijnen na te leven, en de tweede voor de autoriteiten in de lidstaat van zijn woonplaats of gewone verblijfplaats, teneinde vergoeding te verkrijgen van de kosten die in verband met het verzoek om rechtsbijstand zijn gemaakt.
45
Een dergelijke situatie vormt derhalve een belemmering van de uitoefening van het recht op daadwerkelijke toegang tot de rechter voor de bij een grensoverschrijdend geschil betrokken persoon die niet over de nodige middelen beschikt om de proceskosten te dragen en die in een moeilijkere positie verkeert wegens het grensoverschrijdende karakter van genoemd geschil.
46
Voorts moet nog worden verduidelijkt dat richtlijn 2003/8 reeds volgens de titel ervan ‘de verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen’ tot doel heeft, door vervanging van het systeem van samenwerking op het gebied van rechtsbijstand in de op 27 januari 1977 te Straatsburg ondertekende Europese overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand van de Raad van Europa, die voorzag in een kennisgevings- en verzendingssysteem, zonder echter in te gaan op de omvang van de rechtsbijstand in de staat waar de zaak werd behandeld.
47
Gelet op een en ander moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat de artikelen 3, 8 en 12 van richtlijn 2003/8, in onderlinge samenhang gelezen, aldus moeten worden uitgelegd dat de rechtsbijstand die wordt toegekend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, waarin een natuurlijke persoon met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lidstaat een verzoek om rechtsbijstand heeft ingediend in het kader van een grensoverschrijdend geschil, ook de kosten omvat die deze persoon heeft voorgeschoten voor de vertaling van de voor de behandeling van dat verzoek vereiste begeleidende stukken.
Kosten
48
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:
De artikelen 3, 8 en 12 van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen, in onderlinge samenhang gelezen, moeten aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstand die wordt toegekend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, waarin een natuurlijke persoon met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lidstaat een verzoek om rechtsbijstand heeft ingediend in het kader van een grensoverschrijdend geschil, ook de kosten omvat die deze persoon heeft voorgeschoten voor de vertaling van de voor de behandeling van dat verzoek vereiste begeleidende stukken.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑07‑2017
Conclusie 01‑02‑2017
M. Szpunar
Partij(en)
Zaak C-670/151.
Jan Šalplachta
[verzoek van het Bundesarbeitsgericht (federale arbeidsrechter, Duitsland) om een prejudiciële beslissing]
Inleiding
1.
De onderhavige prejudiciële verwijzing stelt het Hof in de gelegenheid om het toepassingsgebied van richtlijn 2003/8/EG van de Raad2. te verduidelijken. Deze richtlijn is gericht op het vaststellen van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij grensoverschrijdende geschillen.
2.
Bij het Bundesarbeitsgericht is een zaak aanhangig betreffende een geschil over de vergoeding van gemaakte kosten in verband met een verzoek om rechtsbijstand, namelijk de kosten voor de vertaling van stukken bij dit verzoek. In de Duitse wet tot omzetting van richtlijn 2003/8 is niet voorzien in het verlenen van rechtsbijstand voor de rechtsbijstandsprocedure zelf wanneer dit verzoek is ingediend bij de Duitse rechter die tevens een bevoegde autoriteit is. Met het onderhavige verzoek wenst de hoogste Duitse arbeidsrechter indirect te vernemen of de nationale voorschriften verenigbaar zijn met richtlijn 2003/8 (hierna: ‘richtlijn’).
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3.
Richtlijn 2003/8 bepaalt:
‘Artikel 3
Recht op rechtsbijstand
1.
Natuurlijke personen die betrokken zijn bij een onder deze richtlijn vallend geschil, hebben recht op adequate rechtsbijstand teneinde hun daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen, onder de voorwaarden bepaald in deze richtlijn.
2.
Rechtsbijstand wordt adequaat geacht wanneer hij voorziet in:
- a)
advies in de precontentieuze fase met het oog op het vinden van een oplossing voordat er gerechtelijke procedures worden ingeleid,
- b)
juridische bijstand en vertegenwoordiging in rechte, alsook vrijstelling van of tegemoetkoming in de proceskosten van de begunstigde, met inbegrip van de in artikel 7 bedoelde kosten en het honorarium van personen die in opdracht van de rechter in de procedure optreden.
[…]
Artikel 7
Kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil
Rechtsbijstand die wordt toegekend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, omvat de volgende kosten die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil:
[…]
- b)
kosten voor de vertaling van de voor de afdoening van de zaak benodigde stukken die door de rechter of de bevoegde autoriteit worden verlangd en door de begunstigde worden overgelegd; en
[…]
Artikel 8
Kosten voor rekening van de lidstaat van de woonplaats of de gewone verblijfplaats
De lidstaat waar de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, verleent de vereiste, in artikel 3, lid 2, bedoelde rechtsbijstand tot dekking van
- a)
de kosten in verband met de bijstand van een lokale advocaat of enige andere persoon die bij de wet gemachtigd is juridisch advies te verlenen, welke in die lidstaat zijn gemaakt totdat het verzoek om rechtsbijstand in overeenstemming met deze richtlijn is ontvangen in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld;
- b)
de kosten voor de vertaling van het verzoek en van de vereiste begeleidende stukken, wanneer het verzoek bij de autoriteiten in die lidstaat wordt ingediend.
[…]
Artikel 13
Indiening en verzending van verzoeken om rechtsbijstand
1.
Verzoeken om rechtsbijstand kunnen worden ingediend bij
- a)
hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft (verzendende autoriteit),
- b)
hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd (ontvangende autoriteit).
2.
De verzoeken om rechtsbijstand worden ingevuld, en de begeleidende stukken worden vertaald
- a)
in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van de bevoegde ontvangende autoriteit die een van de talen van de instellingen van de Gemeenschap is; of
- b)
in een andere taal waarvan die lidstaat in overeenstemming met artikel 14, lid 3, heeft verklaard dat hij deze kan aanvaarden.
[…]
4.
De verzendende autoriteit staat de verzoeker bij door erop toe te zien dat het verzoek vergezeld gaat van alle begeleidende stukken die, voor zover haar bekend, vereist zijn opdat het verzoek in behandeling kan worden genomen. Tevens staat zij de verzoeker bij door in overeenstemming met artikel 8, onder b), te voorzien in de eventueel noodzakelijke vertaling van de begeleidende stukken.
De bevoegde verzendende autoriteit verzendt het verzoek binnen 15 dagen te rekenen vanaf het tijdstip van ontvangst van het naar behoren in een van de in lid 2 bedoelde talen ingevulde verzoek en de zo nodig in een van die talen vertaalde begeleidende stukken naar de bevoegde ontvangende autoriteit in de andere lidstaat.
[…]
6.
De lidstaten vragen geen vergoeding voor overeenkomstig lid 4 verstrekte diensten. […]’
Duits recht
4.
Richtlijn 2003/8 is omgezet in Duits recht bij de §§ 114 tot en met 127a, alsmede de §§ 1076 tot en met 1078 van de Zivilprozessordnung (wetboek van burgerlijke rechtsvordering; hierna: ‘ZPO’).
5.
§ 114, lid 1, ZPO bepaalt:
‘Een partij die op grond van haar persoonlijke en economische situatie de proceskosten niet, slechts ten dele of slechts in verschillende termijnen kan betalen, verkrijgt desgevraagd rechtsbijstand, indien de voorgenomen vordering of het voorgenomen verweer in rechte voldoende kans van slagen biedt en niet vexatoir lijkt. Voor grensoverschrijdende rechtsbijstand binnen de Europese Unie zijn voorts de §§ 1076 tot en met 1078 van toepassing.’
6.
§ 117, leden 1 en 2, ZPO luidt:
- ‘(1)
Het verzoek om rechtsbijstand dient bij de voor het geschil bevoegde rechter te worden ingediend; […]
- (2)
Bij het verzoek dient de partij een verklaring omtrent haar persoonlijke en economische situatie (gezinssituatie, beroep, vermogen, inkomen en lasten) alsook relevante begeleidende bewijsstukken te voegen. […]’
7.
§ 1076 ZPO bepaalt:
‘Voor grensoverschrijdende rechtsbijstand binnen de Europese Unie op grond van [richtlijn 2003/8] zijn de §§ 114 tot en met 127a van toepassing voor zover hierna niet anders is bepaald.’
8.
§ 1078, lid 1, ZPO bepaalt:
‘Voor inkomende verzoeken om grensoverschrijdende rechtsbijstand is de voor het geschil bevoegde rechter of de executierechter bevoegd. De verzoeken dienen in de Duitse taal te worden ingevuld en de begeleidende stukken dienen vergezeld te gaan van een vertaling in de Duitse taal. […]’
9.
Zoals de verwijzende rechter heeft toegelicht, voorzien deze voorschriften volgens Duitse rechtspraak niet in het verlenen van rechtsbijstand voor de rechtsbijstandsprocedure zelf, omdat deze procedure geen ‘proces’ vormt in de zin van § 114 ZPO. Het is dus uitgesloten dat rechtsbijstand wordt verleend voor de kosten die zijn gemaakt in verband met de vertaling in de procestaal van de verklaring en de begeleidende stukken die bij het rechtsbijstandsverzoek worden gevoegd. Voor een in een andere lidstaat woonachtige verzoeker die rechtstreeks bij een Duitse rechter een vordering instelt en tegelijkertijd bij die rechter een verzoek om rechtsbijstand indient, zijn bijgevolg dezelfde voorschriften van toepassing als voor inwoners van Duitsland.
Feiten, procedure en prejudiciële vragen
10.
Jan Šalplachta is woonachtig in Tsjechië. Op 24 september 2013 heeft hij via zijn Duitse raadsman bij het Arbeitsgericht Zwickau (arbeidsrechter Zwickau, Duitsland) tegen de in Duitsland gevestigde onderneming Elektroanlagen & Computerbau GmbH een vordering ingesteld met betrekking tot de betaling van achterstallig loon en tegelijkertijd om rechtsbijstand verzocht. Op 27 november 2013 heeft hij verzocht om uitbreiding van de rechtsbijstand tot de kosten voor de vertaling van de bewijsstukken met betrekking tot zijn inkomens- en vermogenssituatie.
11.
De door verzoeker op 23 september 2013 ondertekende, in de Duitse taal opgestelde verklaring omtrent zijn persoonlijke en economische situatie is op 8 april 2014 door de griffie van het Arbeitsgericht Zwickau ontvangen. Het formulier dat de verklaring bevatte, was met inbegrip van de toelichting en de begeleidende stukken door een in Dresden (Duitsland) gevestigd professioneel vertaalbureau in het Duits vertaald. Verzoeker heeft twee aan hem gerichte rekeningen van het vertaalbureau aan de gerechtelijke stukken laten toevoegen.
12.
Het Arbeitsgericht Zwickau heeft aan verzoeker rechtsbijstand voor de procedure in eerste aanleg toegekend, maar de vergoeding van de kosten voor de vertaling geweigerd. Het Landesarbeitsgericht (hogere arbeidsrechter) heeft het hoger beroep van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen vervolgens cassatieberoep bij de verwijzende rechter ingesteld.
13.
De verwijzende rechter merkt op dat het beroep slechts gegrond moet worden verklaard indien de §§ 114 e.v. ZPO in overeenstemming met het Unierecht aldus moeten worden uitgelegd dat de door verzoeker gemaakte kosten voor de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het rechtsbijstandsverzoek worden gedekt door de in de Bondsrepubliek Duitsland toegekende rechtsbijstand. Anders moet het cassatieberoep worden verworpen.
14.
In deze omstandigheden heeft het Bundesarbeitsgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
‘Vereist het recht van een natuurlijke persoon op een effectieve toegang tot de rechter bij een grensoverschrijdend geschil in de zin van de artikelen 1 en 2 van [richtlijn 2003/8] dat de door de Bondsrepubliek Duitsland verleende rechtsbijstand de door de verzoeker voorgeschoten kosten omvat voor de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het verzoek om rechtsbijstand, wanneer de verzoeker tegelijkertijd met het instellen van de rechtsvordering bij de voor het geschil bevoegde rechter, die ook bevoegd is als ontvangende autoriteit in de zin van artikel 13, lid 1, onder b), van de richtlijn, om rechtsbijstand verzoekt en zelf de vertaling heeft laten maken?’
15.
De verwijzingsbeschikking is op 15 december 2015 door het Hof ontvangen. Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door Šalplachta, de Duitse en de Tsjechische regering en door de Europese Commissie. Šalplachta, de Duitse en de Spaanse regering en de Commissie hebben pleidooi gehouden ter terechtzitting van 9 november 2016.
Analyse
Inleiding
16.
Artikel 13, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2003/8 verleent aan een verzoeker om rechtsbijstand de procedurele mogelijkheid om zijn verzoek in te dienen bij hetzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft [onder a)], hetzij de autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd [onder b)].
17.
Wanneer het verzoek om rechtsbijstand wordt ingediend in de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, dan fungeert de bevoegde autoriteit van de lidstaat als ‘verzendende autoriteit’ en de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd als ‘ontvangende autoriteit’.
18.
Volgens artikel 13, lid 4, van richtlijn 2003/8 staat de verzendende autoriteit in de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, de verzoeker bij door te voorzien in een vertaling van de begeleidende stukken vóór verzending van het verzoek aan de ontvangende autoriteit.
19.
Dit voorschrift sluit aan bij artikel 8, onder b), van richtlijn 2003/8 waarin wordt bepaald dat de lidstaat waar de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, de vereiste rechtsbijstand verleent tot dekking van de kosten voor de vertaling van het verzoek en van de vereiste begeleidende stukken, wanneer het verzoek bij de bevoegde autoriteit in die lidstaat wordt ingediend.
20.
Richtlijn 2003/8 regelt echter niet uitdrukkelijk de vergoeding van de kosten voor de vertaling wanneer het verzoek om rechtsbijstand wordt ingediend bij de autoriteiten in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld (de lidstaat van het forum).
21.
Met het onderhavige verzoek wenst de verwijzende rechter te doen verduidelijken of volgens richtlijn 2003/8 ook in het laatste geval de kosten moeten worden gedekt.
22.
De verwijzende rechter wenst in essentie te vernemen of volgens richtlijn 2003/8 de rechtsbijstand die wordt verleend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, de door verzoeker gemaakte kosten moet dekken voor de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het verzoek om rechtsbijstand, wanneer het verzoek bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat is ingediend in plaats van bij de autoriteiten van de lidstaat waar verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
Formulering van de relevante voorschriften
23.
Hoewel de verwijzende rechter verwijst naar de artikelen 1 en 2 en artikel 13, lid 1, onder b), van de richtlijn, zou het Hof mijns inziens de artikelen 3 en 7 van de richtlijn moeten uitleggen om een nuttig antwoord te kunnen geven.
24.
Volgens artikel 3, lid 1, van de richtlijn hebben natuurlijke personen die betrokken zijn bij een onder deze richtlijn vallend geschil, recht op adequate rechtsbijstand teneinde hun daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen, onder de voorwaarden bepaald in deze richtlijn. Rechtsbijstand wordt adequaat geacht wanneer hij in het bijzonder voorziet in juridische bijstand en vertegenwoordiging in rechte, alsook vrijstelling van of tegemoetkoming in de proceskosten van de begunstigde, met inbegrip van de in artikel 7 bedoelde kosten en het honorarium van personen die in opdracht van de rechter in de procedure optreden [artikel 3, lid 2, onder b)].
25.
De voorwaarden en de omvang van de rechtsbijstand worden verder uitgewerkt in de artikelen 5 tot en met 11 van de richtlijn.
26.
Deze bepalingen regelen het recht op rechtsbijstand in zowel de lidstaat van het forum (artikelen 5 tot en met 7) als de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft (artikel 8).
27.
Met betrekking tot de kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil, bepaalt artikel 7, onder b), van de richtlijn dat rechtsbijstand de kosten omvat die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil, waaronder de kosten voor de vertaling van de voor de afdoening van de zaak benodigde stukken die door de rechter of de bevoegde autoriteit worden verlangd en door de begunstigde van de rechtsbijstand worden overgelegd.
28.
Volgens artikel 8, onder b), van de richtlijn verleent de lidstaat waar de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, de rechtsbijstand voor de vertaling van het verzoek en van de vereiste begeleidende stukken, wanneer het verzoek bij de autoriteiten in die lidstaat wordt ingediend.
29.
In de formulering van deze voorschriften wordt niet uitdrukkelijk verwezen naar de kosten voor de vertaling die zijn ontstaan in verband met het verzoek om rechtsbijstand wanneer het verzoek wordt ingediend in de lidstaat van het forum. Enerzijds verwijst artikel 7 van de richtlijn betreffende de kosten in de lidstaat van het forum, naar de vertaling van de ‘voor de afdoening van de zaak benodigde’ stukken en niet uitdrukkelijk naar de kosten die zijn ontstaan in verband met een verzoek om rechtsbijstand. Anderzijds betreft artikel 8 van de richtlijn, waarin uitdrukkelijk naar dergelijke kosten wordt verwezen, uitsluitend kosten voor rekening van de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
30.
De onduidelijkheid die hieruit voortvloeit, vindt haar weerslag in de tegengestelde standpunten die in de onderhavige procedure kenbaar zijn gemaakt.
31.
De verwijzende rechter is van mening dat in artikel 8 van richtlijn 2003/8 tot uitdrukking komt dat de kosten die een verzoeker om rechtsbijstand maakt in verband met de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het verzoek om rechtsbijstand, uitsluitend ten laste komen van de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, in dit geval Tsjechië, ofschoon hij daarbij opmerkt dat deze uitlegging niet duidelijk uit de richtlijn kan worden afgeleid. Deze rechter merkt verder op dat hoewel deze uitlegging betekent dat de kosten voor de vertaling helemaal niet worden gedekt wanneer het verzoek direct wordt ingediend in de lidstaat van het forum, dit gevolg voortvloeit uit de door verzoeker gemaakte procedurele keuze. Verzoeker had de mogelijkheid om in Tsjechië om rechtsbijstand te verzoeken. Indien hij dat had gedaan, had hij daarvan geen juridisch nadeel ondervonden.
32.
De drie interveniërende lidstaten in de onderhavige zaak zijn het met deze opvatting eens.
33.
De Duitse, de Tsjechische en de Spaanse regering merken op dat artikel 7 van richtlijn 2003/8 verwijst naar de kosten die worden gemaakt voor de vertaling van de ‘voor de afdoening van de zaak benodigde’ stukken en niet uitdrukkelijk verwijst naar de kosten voor de vertaling van de stukken in verband met het verzoek om rechtsbijstand. Zij merken op dat de kosten die zijn gemaakt in verband met een verzoek om rechtsbijstand, strikt genomen niet de kosten zijn voor de gerechtelijke procedure. De Spaanse regering benadrukt dat het in sommige rechtsstelsels zelfs zo is dat een verzoek om rechtsbijstand niet bij een rechter wordt ingediend, maar bij een bevoegde overheidsinstantie, en wordt behandeld in het kader van een administratieve procedure die losstaat van de gerechtelijke procedure over het materiële geschil. Zelfs in rechtsstelsels waarin het verzoek om rechtsbijstand moet worden ingediend bij de rechter die bevoegd is het materiële geschil te behandelen, wordt een dergelijk verzoek niettemin behandeld in het kader van een procedure die losstaat van de gerechtelijke procedure over dat geschil.
34.
Verzoeker in het hoofdgeding en de Commissie zijn een andere mening toegedaan.
35.
Verzoeker betoogt dat door de kosten die zijn gemaakt in verband met een verzoek om rechtsbijstand uit te sluiten van de rechtsbijstand, de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende geschillen wordt belemmerd. Indien deze kosten alleen zouden worden vergoed in de lidstaat waar verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, dan zou verzoeker worden benadeeld voor het rechtstreeks indienen van zijn verzoek om rechtsbijstand in de lidstaat van het forum, waardoor de hem door de richtlijn geboden procedurele opties worden beperkt en verder de inachtneming van de termijnen mogelijk onzeker wordt.
36.
De Commissie stelt dat de omvang van de rechtsbijstand overeenkomstig de richtlijn wordt vastgesteld in het licht van de doelstellingen van de richtlijn en bovendien niet mag afhangen van de door de verzoeker om rechtsbijstand gekozen procedure. Het zou niet logisch zijn om de rechtsbijstand alleen toe te kennen voor de kosten voor de vertaling in verband met het verzoek om rechtsbijstand wanneer dit verzoek wordt ingediend in de lidstaat waar verzoeker zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, maar niet wanneer dit rechtstreeks wordt ingediend in de lidstaat van het forum. Volgens de Commissie zouden de kosten voor de vertaling in beide situaties moeten worden vergoed.
37.
Aangezien de formulering van de relevante voorschriften van de richtlijn ruimte laat voor tegenstrijdige uitleggingen, zal ik mij verder richten op de teleologische en systematische uitlegging en, aanvullend, op de totstandkomingsgeschiedenis van de richtlijn.
Opzet en doelstelling van richtlijn 2003/8
38.
Richtlijn 2003/8 beoogt daadwerkelijke toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen te verzekeren ten behoeve van personen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, zoals blijkt uit artikel 1, lid 1, en de overwegingen 5 en 6 daarvan.
39.
De doelstelling van de richtlijn bestaat derhalve in de verwezenlijking van het recht op daadwerkelijke rechtsbescherming betreffende de categorieën geschillen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, overeenkomstig artikel 47, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat het recht op rechtsbijstand waarborgt voor zover deze bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te verzekeren.3.
40.
Om deze doelstelling te verwezenlijken, wordt in de richtlijn een aantal gemeenschappelijke minimumvoorschriften vastgesteld, met name met betrekking tot het recht op adequate rechtsbijstand (artikel 3) en de omvang van rechtsbijstand in grensoverschrijdende situaties (artikel 7). Daarmee beoogt de richtlijn belemmeringen voor toegang tot de rechter weg te nemen die ontstaan door de extra kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil.
41.
Om de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn te waarborgen, moet naar mijn mening de ‘adequate rechtsbijstand’, zoals bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de richtlijn, aldus worden uitgelegd dat ook de kosten worden gedekt die worden gemaakt vanwege het grensoverschrijdende karakter van het verzoek om rechtsbijstand zelf, zoals de kosten voor de vertaling van het verzoek en de begeleidende stukken.
42.
In de door de richtlijn beoogde situaties is de indiening van een verzoek om rechtsbijstand een noodzakelijke voorwaarde om toegang tot de rechter te kunnen waarborgen. Personen die vanwege hun economische situatie niet in staat zijn de proceskosten te betalen, zouden moeite kunnen hebben met het voldoen van de kosten voor de vertaling van de voor het indienen van een grensoverschrijdend verzoek om rechtsbijstand benodigde stukken. Bijgevolg zou de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen in gevaar worden gebracht indien de verzoeker geen tegemoetkoming in de kosten zou kunnen ontvangen voor de vertaling in verband met zijn of haar verzoek om rechtsbijstand.
43.
Deze overweging wordt bevestigd door het systeem van de richtlijn, waarvan de voorschriften niet alleen betrekking hebben op de vergoeding van de proceskosten, maar ook op de kosten voor juridisch advies voorafgaand aan de indiening van het rechtsbijstandsverzoek en tevens op de kosten die worden gemaakt in verband met het verzoek om rechtsbijstand (artikel 8).
44.
Aangezien de richtlijn bepalingen bevat met betrekking tot de vergoeding van de kosten voor een verzoek om rechtsbijstand, zouden deze kosten bovendien moeten worden vergoed ongeacht de door de verzoeker gevolgde procedure overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de richtlijn.
45.
De omvang van de rechtsbijstand zou niet afhankelijk moeten zijn van het soort procedure dat wordt gevolgd voor de indiening van het verzoek om rechtsbijstand.
46.
Ten eerste zou door uitsluiting van dergelijke kosten ingeval de verzoeker het verzoek rechtstreeks indient in de lidstaat van het forum, zijn keuzemogelijkheid tussen de twee procedurele alternatieven waarin artikel 13, lid 1, van de richtlijn uitdrukkelijk voorziet, in de praktijk worden beperkt. Ten tweede zou een dergelijke beperking de verzoeker er mogelijk toe dwingen om voor een zwaardere procedure te kiezen. In plaats van het verzoek om rechtsbijstand rechtstreeks in te dienen bij de rechter die bevoegd is het materiële geschil te behandelen, zou de verzoeker verplicht worden om twee afzonderlijke procedures in te stellen: eerst bij de bevoegde rechter teneinde de termijnen in acht te nemen, en daarna bij de autoriteiten in de lidstaat waar zijn of haar woonplaats of gewone verblijfplaats is gelegen teneinde de kosten vergoed te krijgen die zijn gemaakt in verband met het verzoek om rechtsbijstand.
47.
Ik acht het niet wenselijk een dergelijke bedoeling af te leiden uit het bepaalde in de artikelen 3, 7 en 8 van de richtlijn. Het lijkt niet consequent om verzoeker twee alternatieve keuzemogelijkheden te bieden om hem vervolgens te straffen voor het kiezen van een van de uitdrukkelijk beoogde procedurele alternatieven. Door de procedurele keuzemogelijkheden van de verzoeker om rechtsbijstand op deze manier te beperken, zou de toegang tot de rechter in strijd met de doelstellingen van de richtlijn extra worden belemmerd.
48.
Gelet op het systeem en de doelstelling van de richtlijn kan naar mijn mening artikel 7 daarvan, waarin wordt bepaald dat rechtsbijstand in de lidstaat van het forum ook de kosten omvat die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil, niet aldus worden opgevat dat de kosten worden uitgesloten voor de vertaling van de stukken die benodigd zijn om te beslissen over het verzoek om rechtsbijstand in het kader van een dergelijk geschil.
49.
Om die reden ben ik van mening dat zowel het systeem als de doelstelling van richtlijn 2003/8 de uitlegging bevestigt dat de omvang van de rechtsbijstand krachtens de artikelen 3 en 7 van deze richtlijn de kosten omvat voor de vertaling in verband met een grensoverschrijdend verzoek om rechtsbijstand, waaronder de kosten in de situatie waarin een dergelijk verzoek rechtstreeks wordt ingediend in de lidstaat van het forum.
Totstandkomingsgeschiedenis van richtlijn 2003/8
50.
Naar mijn mening wordt een dergelijke lezing van de artikelen 3, 7 en 8 van de richtlijn ondersteund door de totstandkomingsgeschiedenis daarvan.
51.
In het voorstel van de Commissie4. is één artikel (artikel 5) gewijd aan de kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil. De eerste twee leden daarvan hebben betrekking op de kosten die zijn gemaakt in de lidstaat van het forum, terwijl het derde lid betrekking heeft op de kosten die zijn gemaakt in de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats heeft.5. Volgens het door de Commissie in haar voorstel ontworpen systeem worden bijgevolg de grensoverschrijdende kosten in de regel vergoed door de lidstaat van het forum, behalve, bij wijze van uitzondering, bepaalde kosten die worden gemaakt in de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats heeft. De structuur van dit voorschrift is na de behandeling in het Europees Parlement niet gewijzigd, afgezien van de wijziging van artikel 5, lid 3, die werd ingevoerd ter wille van de samenhang met een voorgestelde wijziging van artikel 2, lid 1.6.
52.
In de tekst van de richtlijn zoals die uiteindelijk door de Raad is goedgekeurd7., zijn de voorschriften over de kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil, aangepast en opgedeeld in twee verschillende artikelen: artikel 7 (‘Vergoeding van de kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil’) en artikel 8 (‘Kosten voor rekening van de lidstaat van de woonplaats of de gewone verblijfplaats’). Uit die aanpassingen blijkt echter niet dat de Raad de bedoeling had af te wijken van het concept dat inherent is aan de regeling zoals door de Commissie voorgesteld, dat inhoudt dat de kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil, in de regel moeten worden vergoed door de lidstaat van het forum, uitgezonderd bepaalde specifieke kosten die zijn gemaakt in de lidstaat waar de verzoeker zijn woonplaats of verblijfplaats heeft. Sterker nog, in de overwegingen van de richtlijn kan dit beginsel nog steeds worden teruggevonden.8.
53.
De totstandkomingsgeschiedenis lijkt bijgevolg in de onderhavige zaak de stelling van de Commissie te steunen dat artikel 8 een uitzondering is op de algemene regel die de lidstaat van het forum verplicht de kosten te vergoeden. Ik vind in ieder geval geen steun voor de door de Spaanse regering ter terechtzitting geuite opvatting dat de artikelen 7 en 8 een regel bevatten voor de verdeling van de kosten door te preciseren welke kosten door welke van de twee lidstaten in kwestie worden vergoed. Zoals ik hierboven reeds heb vermeld9., zie ik met name niet in hoe artikel 7 aldus zou moeten worden uitgelegd dat de kosten voor de vertaling van de voor de beslissing over een verzoek om rechtsbijstand benodigde stukken worden uitgesloten wanneer een dergelijk verzoek wordt ingediend in de lidstaat van het forum. Een zo beperkte uitlegging zou naar mijn mening in strijd zijn met de doelstelling van de richtlijn die ertoe strekt het recht op adequate rechtsbijstand te eerbiedigen teneinde de daadwerkelijke toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen te waarborgen.
54.
Tot slot merk ik op dat de Duitse regering ter terechtzitting heeft gewezen op het feit dat met de richtlijn het systeem van samenwerking op het gebied van rechtsbijstand is vervangen waarin de Overeenkomst van Straatsburg van 1977 van de Raad van Europa voorzag.10.
55.
De Overeenkomst van Straatsburg voorzag in een systeem voor grensoverschrijdende verzending van verzoeken om rechtsbijstand waardoor verzoekers een verzoek om rechtsbijstand konden indienen in de staat waar zij hun verblijfplaats hebben. De overeenkomst bepaalde ook dat de verzendende autoriteit de verzoeker diende bij te staan door erop toe te zien dat het verzoek vergezeld ging van alle benodigde stukken en dat zij de verzoeker eveneens diende bij te staan door te voorzien in de eventueel noodzakelijke vertaling van de stukken (artikel 3).
56.
Het kennisgevings- en het verzendingssysteem van artikel 13 van de richtlijn zijn rechtstreeks gebaseerd op die van de Overeenkomst van Straatsburg.11.
57.
Ik denk echter niet dat dit historische argument kan worden aangevoerd om aan te tonen, zoals de Duitse regering voor ogen stond, dat, aangezien de richtlijn in de plaats treedt van de Overeenkomst van Straatsburg, de kosten voor de vertaling die verband houden met de verzoeken om rechtsbijstand alleen worden vergoed in situaties waarop voorheen de Overeenkomst van Straatsburg betrekking had, dat wil zeggen alleen wanneer de verzoeker gebruikmaakt van het systeem van internationale verzending van verzoeken om rechtsbijstand door indiening van dit verzoek in de lidstaat van verblijf.
58.
In de Overeenkomst van Straatsburg werd het systeem voor grensoverschrijdende verzending van verzoeken om rechtsbijstand ingevoerd, maar het vraagstuk van de omvang van rechtsbijstand in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, kwam daarin niet aan de orde. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de richtlijn blijkt dat het de bedoeling van de Uniewetgever was om voort te bouwen op de Overeenkomst van Straatsburg, waarvan in de praktijk weinig gebruik werd gemaakt.12.
59.
Als de uitlegging waarvoor de Duitse regering pleit, zou worden aanvaard, zou dat betekenen dat de richtlijn niet wezenlijk verder gaat dan het systeem waarin de Overeenkomst van Straatsburg voorzag.
60.
Deze conclusie lijkt mij strijdig met de bedoeling van de Uniewetgever. Het hoofddoel van de richtlijn was niet om nog een systeem vast te stellen voor de grensoverschrijdende verzending van verzoeken om rechtsbijstand, aangezien de Overeenkomst van Straatsburg reeds voorzag in een dergelijk systeem. De richtlijn beoogt de daadwerkelijke toegang tot rechtsbijstand in andere lidstaten te garanderen, met inbegrip van de situatie waarin de verzoeker ervoor kiest een verzoek om rechtsbijstand rechtstreeks in te dienen in de lidstaat van het forum. Om dit te bereiken, zou de rechtsbijstand ook de kosten moeten omvatten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het verzoek om rechtsbijstand.
61.
Gelet op een en ander ben ik van mening dat zowel in de systematische als in de teleologische overwegingen steun te vinden is voor de uitlegging dat de artikelen 3 en 7 van de richtlijn inhouden dat rechtsbijstand de door verzoeker gemaakte kosten omvat voor de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het verzoek om rechtsbijstand, en dat deze uitlegging tevens wordt bevestigd door de totstandkomingsgeschiedenis van de richtlijn.
Conclusie
62.
Gelet op het bovenstaande geef ik het Hof in overweging om als volgt te antwoorden op de prejudiciële vraag van het Bundesarbeitsgericht:
‘Artikel 3, lid 1, en artikel 7 van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen, moeten aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstand die wordt verleend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, de door de verzoeker gemaakte kosten moet dekken voor de vertaling van de verklaring en de begeleidende stukken bij het verzoek om rechtsbijstand wanneer dit verzoek bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat is ingediend.’
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑02‑2017
Oorspronkelijke taal: Engels.
Richtlijn van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (PB 2003, L 26, blz. 41).
Op het moment dat de richtlijn werd vastgesteld, was het Handvest natuurlijk juridisch nog niet bindend voor de lidstaten. Zie, wat betreft de Poolse rechtsliteratuur, K. Kowalik-Bańczyk, ‘Pojęcie sporu transgranicznego w dyrektywie Rady’, Współpraca sądowa, nr. 2003/8, W. Czapliński, A. Wróbel (red.), Warschau 2007, blz. 39, op blz. 42.
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende zaken, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand en andere financiële aspecten van civiele procedures [COM(2002) 13 van 18 januari 2002].
Artikel 5 van het voorstel van de Commissie luidde als volgt: ‘Vergoeding van de kosten die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil. De rechtsbijstand die wordt toegekend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld, omvat ook de bijkomende kosten die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil. Bij deze kosten gaat het met name om kosten voor tolken en vertalingen en om reiskosten, voor zover de fysieke aanwezigheid van de betrokken partijen ter zitting verplicht is. De lidstaat van verblijf van de aanvrager van de rechtsbijstand kent rechtsbijstand toe om de kosten te dekken die in die lidstaat worden gemaakt, in het bijzonder voor de bijstand van een lokale advocaat.’
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement P5_TA(2002)0441 van 25 september 2002. Amendement 17: ‘Artikel 5, alinea 3 De lidstaat waar de aanvrager van de rechtsbijstand verblijft of waar hij gewoonlijk verblijft, kent een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toe.’
Raadsdocument nr. 13385/02 van 18 november 2002.
Zie overweging 23 waaruit blijkt dat rechtsbijstand wordt verleend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht, met uitzondering van precontentieuze bijstand.
Zie punt 48 van deze conclusie.
De Europese Overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand, die in 1977 te Straatsburg is ondertekend (beschikbaar op http://www.coe.int/en/web/conventions/). Op het moment dat de richtlijn werd vastgesteld, was de overeenkomst door alle lidstaten van de Unie, behalve Duitsland, geratificeerd. Het Verdrag van 's‑Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen, voorziet in een soortgelijk systeem voor het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand. Dit verdrag was destijds slechts door zes lidstaten geratificeerd.
Zie overweging 26 van de richtlijn.
Zie groenboek van de Commissie ‘Rechtsbijstand in burgerlijke zaken: problemen bij grensoverschrijdende geschillen’ [COM(2000) 51 van 9 februari 2000, blz. 16].