Rb. Roermond, 18-12-2008, nr. 90646 / FT RK 08-602
ECLI:NL:RBROE:2008:BG7273
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
18-12-2008
- Zaaknummer
90646 / FT RK 08-602
- LJN
BG7273
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2008:BG7273, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 18‑12‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 18‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Toewijzing dwangakkoord. Geen bijzondere positie voor het UWV.
Partij(en)
VONNIS
RECHTBANK ROERMOND
Sector civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: 90646 / FT-RK 08.602
Vonnis van 18 december 2008
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende: [adres] [woonplaats],
verzoeker,
tegen
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN (UWV)
correspondentieadres: Postbus 309, 5600 AH Eindhoven,
verweerder.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de op 5 december 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw);
- -
de mondelinge behandeling van genoemde verzoekschriften op 16 december 2008.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- -
verzoeker, bijgestaan door mevrouw T. Bastiaans,
schuldhulpverleenster bij de Stichting Vorkmeer;
- -
namens de verweerder UWV is mr. D.P. Kraak, bedrijfsadvocaat UWV te Amsterdam, verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Verzoeker heeft zijn vijf schuldeisers met behulp van een schuldhulp¬verlener van de Stichting Vorkmeer, een minnelijk akkoord aangeboden. Het aangeboden akkoord houdt kort gezegd in dat verzoeker ongeveer 4,95% van de vorderingen zal betalen door gedurende zesendertig (36) maanden te sparen op een aparte rekening. Verweerder heeft geweigerd in te stemmen met het akkoord. UWV wenst namelijk tenminste 50% van haar vordering te ontvangen.
3. Het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
3.1.
Verzoeker heeft bij het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanerings¬regeling de rechtbank verzocht verweerder te bevelen in te stemmen met de hierboven bedoelde schuldregeling. Verweerder is niet akkoord met het verzoek.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.
In artikel 287a Fw is bepaald dat een verzoek als het onderhavige slechts kan worden toegewezen als verweerder in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoeker voorgestelde schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
4.2.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser, zoals verweerder, in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan het volledige bedrag waar verweerder recht op zou hebben bij volledige betaling door verzoeker, is het belang van verweerder bij weigering van die regeling een gegeven.
4.3.
De rechtbank dient voorts te onderzoeken of door de weigering van verweerder de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers worden geschaad en zo ja, of die belangen zwaarder wegen dan het belang van verweerder om haar bevoegdheid tot weigering uit te oefenen.
4.4.
Teneinde de gevergde belangenafweging te kunnen maken is volledig inzicht in het aangeboden akkoord, waaronder in ieder geval de precieze inhoud, wijze van totstandkoming en voorwaarden van uitvoering van het akkoord, van groot belang. De rechtbank stelt vast dat zij dit inzicht in voldoende mate heeft verkregen.
4.5.
Het standpunt van verzoeker. Verzoeker is momenteel werkzaam in de buitendienst (groenvoorziening) voor Camping [B] via een reïntegratietraject van de gemeente Helden. Door een ongeval heeft verzoeker hersenletsel opgelopen en kan hij zijn arm beperkt belasten. In verband daarmee moet hij worden begeleid op het werk en is het moeilijk voor hem om passend werk te vinden. In de toekomst, rond april 2009, is het mogelijk dat verzoeker een full time baan krijgt aangeboden bij de camping maar zekerheid hierover is thans niet te geven. Momenteel is de werkgever, volgens verzoeker, tevreden over hem. Daarnaast is moeilijk vast te stellen of verzoeker hogere inkomsten in de toekomst zal kunnen verwerven. Momenteel is zijn inkomen dusdanig dat hij aan de ondergrens zit van de afdrachtplicht in een wettelijke schuldsanering. Het standpunt van UWV is te begrijpen echter het is, gelet op het vorenstaande, voor verzoeker absoluut onmogelijk om 50% van de vorderingen te voldoen. De aangeboden schuldregeling biedt alle schuldeisers dan ook een beter perspectief.
4.6.
Het standpunt van UWV. UWV heeft bij schrijven van 24 oktober 2008 aan de Stichting Vorkmeer laten weten niet akkoord te gaan met het gedane voorstel van verzoeker en ter zitting heeft zij haar standpunt niet gewijzigd. UWV stelt dat zij, ondanks het feit dat de Stichting Vorkmeer volgens haar goed werk heeft verricht, niet kan instemmen met het aangeboden akkoord omdat zulks voortvloeit uit de wetgeving en beleidsregels.
Daarbij geeft UWV ter zitting aan dat verzoeker zijn best heeft gedaan binnen zijn financiële mogelijkheden om de vorderingen terug te betalen en dat niet te stellen is dat verzoeker bij het onbetaald blijven van zijn schulden niet te goeder trouw is geweest.
Bovendien lijkt de voorgestelde schuldregeling het hoogst haalbare.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker het hoogst haalbare percentage aan de schuldeisers dient aan te bieden en te voldoen. Dit is het geval want indien verzoeker zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling dan zou aan zijn schuldeisers, mede door de kosten die daaraan verbonden zijn, een aanzienlijk lager percentage worden uitgekeerd dan het percentage (van 4,95%) dat door verzoeker in het dwangakkoord is aangeboden. Uit de berekening in het verzoekschrift en de toelichting ter zitting van verzoeker blijkt dat er in het minnelijke traject, na aftrek van kosten van de Stichting Vorkmeer van € 342,33, bij een gelijkblijvend inkomen van verzoeker tenminste ongeveer EUR 1.300,00 kan worden gespaard ten behoeve van zijn schuldeisers, terwijl dit in de wettelijke schuldsaneringsregeling na aftrek van de kosten, zoals bewindvoerdersalaris, verschotten, reis- en publicatiekosten ongeveer € 100,00 tot € 200,00 zal zijn.
4.8.
De nakoming door verzoeker van het betreffende akkoord is met het toezicht door de Stichting Vorkmeer, en de door verzoeker met de gemeente gemaakte afspraken voldoende gegarandeerd.
4.9.
Het standpunt van de rechtbank. UWV wenst betaling van ten minste 50% van haar vordering. Verzoeker is bij het ontstaan van alle schulden aan UWV niet te goeder trouw geweest. Immers hij heeft telkens zijn inlichtingenplicht jegens UWV geschonden waardoor hij ten onrechte een (te hoge) uitkering heeft genoten. Alle vorderingen van UWV vloeien voort uit fraude, waarvan de twee grootste vorderingen bij besluit van 6 september 1999 respectievelijk 15 juli 2003 zijn vastgesteld. De andere resterende vordering van € 60,95 is vastgesteld bij besluit van 20 februari 2006. Imperatieve wetsbepalingen maken het UWV onmogelijk om mee te werken aan een minnelijke schuldsanering indien niet aan de uit die imperatieve wetsbepalingen voortvloeiende voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank acht dit – tegen de achtergrond van de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 287a van de Faillissementswet (in het bijzonder de Memorie van Toelichting in de Tweede Kamer) - geen argument om mee te wegen in haar oordeel. Het toetsingskader is namelijk of verweerder in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoeker voorgestelde regeling heeft kunnen komen in aanmerking genomen de weging van de belangen van UWV, de schuldenaar en de overige schuldeisers. In dit verband wijst de rechtbank op die Memorie van Toelichting waarin ook wordt gezegd dat “Een bijzondere regeling voor bepaalde categorieën schuldeisers past daarbij niet”. Het meewegen van het argument van het UWV zou er de facto toe leiden dat zij een zodanige bijzondere positie zou hebben in situaties als de onderhavige dat de dwangakkoord regeling in gevallen dat het UWV één van de schuldeisers is niet tot de mogelijkheden zou behoren. Als de wetgever dat zou hebben beoogd, had zij daaraan wel aandacht besteed in de per 1 januari 2008 ingevoerde regeling van het dwangakkoord. Bovendien zijn de twee grootste fraudeschulden aan UWV langer dan 5 jaar geleden bij besluiten ontstaan.
Verzoeker heeft zijn best gedaan binnen zijn financiële mogelijkheden om de vorderingen terug te betalen en niet is vast komen te staan dat verzoeker bij het onbetaald blijven van zijn schulden niet te goeder trouw is geweest. Bovendien lijkt het zeer waarschijnlijk, gelet op hetgeen door verzoeker en mevrouw Bastiaans is gesteld, dat de aangeboden schuldregeling het maximaal haalbare is. Door verzoeker is dan ook in voldoende mate aangetoond dat de aangeboden schuldregeling alle schuldeisers een beter perspectief biedt dan een eventuele schuldsaneringsregeling. De rechtbank is gelet op hetgeen hierboven is overwogen van oordeel dat UWV in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoeker voorgestelde schuldregeling kan komen.
4.10.
Alles overziende komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder (UWV) niet in redelijkheid tot weigering van instemming met de aangeboden schuldregeling heeft kunnen komen. Het verzoek zal dus worden toegewezen, nu dit de rechtbank gegrond voorkomt.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1.
beveelt verweerder UWV,
correspondentieadres: Postbus 309, 5600 AH Eindhoven,
in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.