NJ 1940/338:De beteekenis van „opzettelijk" bij het opzettelijk handelen in strijd met de bij of krachtens de artt. 9, 10, 11 enz. der Landbouw-Crisiswet vastgestelde voorschriften, strafbaar gesteld in art. 31, lid 2 dier wet. Geen hooger beroep mogelijk van vonnissen door den Politierechter ingevolge art. 349, lid 2 j°. 367 Sv. gewezen, ook al heeft de P.R., echter ten onrechte, het bewezene als misdrijf gequabijficeerd. Gevolgen.