Einde inhoudsopgave
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 21 [Grondslag loondervingsuitkering/vervolguitkering]
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2007. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2007
- Bronpublicatie:
20-12-2007, Stb. 2007, 567 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 31106)
- Inwerkingtreding
28-12-2007, terugwerkend tot: 01-07-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2007, Stb. 2007, 567 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 31106)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringshoogte
1.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet bestaat achtereenvolgens uit een loondervingsuitkering, waarvoor het dagloon als maatstaf geldt en een vervolguitkering, waarvoor het vervolgdagloon als maatstaf geldt.
2.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt per dag, de zaterdagen en zondagen niet meegerekend, bij een arbeidsongeschiktheid van:
15–25% | 14% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
25–35% | 21% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
35–45% | 28% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
45–55% | 35% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
55–65% | 42% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
65–80% | 50,75% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
80% of meer | 75% | van 100/108 maal het dagloon of het vervolgdagloon |
3.
Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt, zoveel doenlijk, rekening gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden.