Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart
Artikel 29 In luchtvaartuigen mede te voeren bescheiden
Geldend
Geldend vanaf 04-04-1947
- Bronpublicatie:
07-12-1944, Stb. 1947, H 165 (uitgifte: 04-07-1947, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-04-1947
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1954, Trb. 1954, 18 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Douane (V)
In ieder luchtvaartuig van een Verdragsluitende Staat gebruikt in de internationale luchtvaart moeten, in overeenstemming met de in dit Verdrag gestelde voorwaarden, de volgende bescheiden worden medegevoerd:
- (a)
het bewijs van inschrijving;
- (b)
het bewijs van luchtwaardigheid;
- (c)
de vereiste bewijzen van bevoegdheid voor elk lid van de bemanning;
- (d)
het journaal;
- (e)
indien het is voorzien van een radio-installatie, de daarvoor vereiste vergunning;
- (f)
indien het passagiers vervoert, een lijst van hun namen en de plaatsen van vertrek en van bestemming;
- (g)
indien het lading vervoert, een manifest en een gespecificeerde verklaring omtrent de lading.