NJ 2009, 481
Medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven door levering van grondstoffen voor gifgas aan Saddam Hoessein.
HR 30-06-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4822, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 juni 2009
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos
- Zaaknummer
07/10742
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
N. Keijzer
- LJN
BG4822
- JCDI
JCDI:ADS127020:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BG4822, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑06‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BG4822, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑11‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑04‑2008
- Wetingang
Essentie
1. T.a.v. de in art. 8 Wet Oorlogsstrafrecht (WOS) strafbaar gestelde gedragingen komt aan de Nederlandse rechter o.g.v. art. 3(oud) WOS universele rechtsmacht toe. Onjuist is de opvatting dat de Nederlandse strafrechter alleen rechtsmacht heeft o.g.v. art. 1 (oud) WOS indien de feiten zijn begaan in het verband van een gewapend conflict.
2. Art. 8 WOS is niet in strijd met het in art. 1 lid 1 Sr, 7 EVRM en 15 IVBPR besloten liggende bepaaldheidsgebod.
3. Toereikend bewijs van opzet op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.