Rb. Roermond, 23-04-2010, nr. 04/650076-08
ECLI:NL:RBROE:2010:BM2176
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
23-04-2010
- Zaaknummer
04/650076-08
- LJN
BM2176
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2010:BM2176, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 23‑04‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Witwassen. Ontslag van rechtsvervolging omdat verdachte niet strafbaar is. Nadat verdachte ontdekte dat zijn rekening door een ander werd misbruikt in internetfraude, heeft hij er alles aan gedaan om de gelden terug te storten aan de gedupeerden.
Partij(en)
RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650076-08
Datum uitspraak: 23 april 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [datum en plaats],
wonende te [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2010.
2.De. tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
- 1.
hij in of omstreeks 19 maart 2008 tot en met 14 april 2008 in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), zijnde (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, te weten Euro 86.20.- (blad 169) en/of Euro 86.20 (blad 187) en/of Euro 106,20 (blad 222) en/of Euro 35.- (blad 259) en/of Euro 146,20 (blad 268) en/of Euro 146,50 (blad 283) en/of Euro 51,20 (blad 302) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
(artikel 420bis jo 420quater van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 april 2010 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niets te verwijten valt omdat hij alles gedaan heeft wat in zijn macht lag om de ontstane situatie terug te draaien. Volgens de raadsman heeft verdachte te goeder trouw gehandeld en is er geen sprake van opzet. De raadsman verzoekt om verdachte wegens het ontbreken van opzet vrij te spreken van het ten laste gelegde.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij in de week van goede vrijdag 2008 (17 tot en met 20 maart) door [medeverdachte] werd benaderd met de vraag of hij over zijn bankrekeningnummer mocht beschikken. [medeverdachte] gaf daarbij aan dat hij een paar honderd euro uit Duitsland gestort kreeg en dat zijn eigen bankpasje kapot was. Verdachte heeft hierop zijn bankrekeningnummer aan die [medeverdachte] gegeven. Op goede vrijdag 2008 werd verdachte door [medeverdachte] benaderd waarbij [medeverdachte] voorstelde om samen met hem naar de bank te gaan om het geld op te halen. Verdachte heeft toen aangegeven dat de bank op goede vrijdag dicht was en dat hij zou wachten tot dinsdag om het geld in de bank op te halen. Verdachte verklaart dat hij op de dinsdag of woensdag na Pasen door [medeverdachte] werd opgebeld met de mededeling dat hij het geld niet meer nodig had.
Verdachte verklaart verder dat hij op de woensdag na Pasen werd opgebeld en dat hem werd gezegd dat hij een “vieze oplichter“ was en maar eens naar de bank moest gaan. Verdachte is diezelfde middag naar de bank gegaan en werd daar geconfronteerd met diverse verdachte transacties op zijn bankrekening. Op advies van de bank heeft verdachte diezelfde middag nog contact opgenomen met de politie. Verdachte verklaart verder dat hij naar vermogen is begonnen met het terugbetalen van de op zijn rekening gestorte bedragen en dat hij inmiddels alle gedupeerden heeft terugbetaald. Dat met het terugbetalen van de gedupeerden enige tijd gemoeid was kwam volgens verdachte omdat hij over onvoldoende middelen beschikte om de gelden direct terug te betalen. Bovendien bestond bij hem onduidelijkheid over de vraag welk deel van het geld, dat hij na opheffing van zijn rekening contant had ontvangen, hem rechtmatig toekwam en welk deel niet. Voorts werd naar aanleiding van dit gebeuren zijn bankrekening bij de ABN AMRO opgezegd en was het hem pas een paar weken later gelukt een nieuwe rekening bij de Postbank te openen. Bij de ABN Amro mocht verdachte een bepaald bedrag rood staan, bij de Postbank niet.
Het strafdossier bevat aangiften bankafschriften van verdachte en/of gedupeerden waaruit kan worden afgeleid dat;
[slachtoffer 1] op 19 maart 2008 € 86,20 heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van een Nintendo DS Lite, en tot op heden niets meer heeft vernomen.
[slachtoffer 2] op 20 maart 2008 twee maal € 86,20 heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [[verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van een Nintend ds-Lite, en tot op heden niets meer heeft vernomen . Uit het bankafschrift van benadeelde valt af te leiden dat benadeelde op 20 maart 2008 twee maal het bedrag à € 86,20 heeft overgemaakt aan verdachte .
[slachtoffer 4] op 20 maart 2008 € 106,20 heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van een Nintend ds-Lite, en tot op heden niets meer heeft vernomen . Uit het bankafschrift van benadeelde valt af te leiden dat benadeelde op 20 maart 2008 het bedrag à € 106,20 heeft overgemaakt aan verdachte .
[slachtoffer 3] op 20 maart 2008 € 35,- heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van twee entreekaartjes van de Efteling, en tot op heden niets meer heeft vernomen . Uit een mutatieoverzicht van benadeelde valt af te leiden dat benadeelde op 20 maart 2008 het bedrag à € 35,- heeft overgemaakt aan verdachte .
R.H.M.P. Bennenbroek op 25 maart 2008 € 146,50 heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van twee entreekaartjes van Pinkpop, en tot op heden niets meer heeft vernomen . Uit een afschrift telebankieren van benadeelde valt af te leiden dat benadeelde op 25 maart 2008 het bedrag à € 146,50 heeft overgemaakt aan verdachte .
[slachtoffer 5] op 20 maart 2008 € 146,20 heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van twee entreekaartjes van Pinkpop, en tot op heden niets meer heeft vernomen . Uit een transactieoverzicht van benadeelde valt af te leiden dat benadeelde op 20 maart 2008 het bedrag à € 146,20 heeft overgemaakt aan verdachte .
[slachtoffer 6] op 20 maart 2008 € 51,20 heeft overgemaakt op rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] ABN AMRO voor de aankoop van twee entreekaartjes voor de voorstelling van Jochem Myjer, en tot op heden niets meer heeft vernomen . Uit een overzicht bij en afschrijvingen van vorengenoemd rekeningnummer van verdachte valt af te leiden dat benadeelde op 25 maart 2008 het bedrag à € 51,20 heeft overgemaakt aan verdachte .
De rechtbank overweegt ten aanzien van het tenlastegelegde het volgende
Verdachte heeft zijn rekeningnummer terbeschikking gesteld aan medeverdachte [medeverdachte] met de wetenschap dat er volgens die [medeverdachte] een, uit Duitsland afkomstig, bedrag op zou worden gestort. Op het moment dat verdachte werd gebeld met de mededeling dat hij een oplichter was, is verdachte naar de bank gegaan waar hij werd geconfronteerd met transacties waarbij gebruik werd gemaakt van zijn bankrekeningnummer, zijnde stortingen van gelden welke vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren. Verdachte wist daarom op dat moment dat hij gelden voorhanden had die wederrechtelijk verkregen waren. Uit het onderzoek ter terechtzitting is overigens niet gebleken dat verdachte de oplichting zelf heeft gepleegd.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman aangaande het te goeder trouw handelen van verdachte oordeelt de rechtbank als volgt. Omdat verdachte bij de bank geconfronteerd werd met het verwerven en voorhanden hebben van uit misdrijf verkregen gelden, was er op dat moment sprake van de wetenschap van de illegale herkomst van de gelden die hij op zijn rekeningnummer ter beschikking had.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 maart 2008 tot en met 14 april 2008 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, zijnde hoeveelheden geld, te weten: Euro 86.20.- (blad 169) en Euro 86.20 (blad 187) en Euro 106,20 (blad 222) en Euro 35.- (blad 259) en Euro 146,20 (blad 268) en Euro 146,50 (blad 283) en Euro 51,20 (blad 302) heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 420bis juncto 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
Verdachte heeft vrijwel direct, nadat hem bekend werd dat hij uit misdrijf verkregen gelden voorhanden had, maatregelen genomen om die verworven gelden voor de benadeelden veilig te stellen. Verdachte is na een telefoongesprek waarin hij door een gedupeerde als oplichter werd bestempeld diezelfde dag naar de bank gegaan om zich ter zake op de hoogte te stellen. Toen verdachtes vermoedens, na het inzien van de transacties van het aan medeverdachte beschikbaar gestelde bankrekeningnummer, bevestigd werden heeft hij zich terstond naar de politie begeven. In de daarachter liggende periode heeft verdachte zich als “goed huisvader” over die uit misdrijf afkomstige gelden ontfermd en naar vermogen maatregelen genomen om de benadeelden schadeloos te stellen. Volgens de rechtbank maakt dit handelen van verdachte aannemelijk dat er bij verdachte geen sprake is van verwijtbaarheid ten aanzien van het voorhanden hebben van de bewuste gelden. Immers werd hij geconfronteerd met een gegeven dat hem niet eerder bekend was en dat hij ook niet hoefde te weten. Geconfronteerd met het, buiten zijn wil, feitelijk voorhanden hebben van de gelden , heeft hij zo snel mogelijk daaraan een einde gemaakt. Dit maakt dat het voorhanden hebben van die gelden gedurende de tijd die daarmee gemoeid is geweest niet verwijtbaar is. De rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
10.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert;
acht verdachte niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, M.J.A.G. van Baal en
V.P. van Deventer, rechters, van wie mr. L.J.A. Crompvoets voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 april 2010.
De griffier mr. F.A.H. Peters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.