Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers bij haar organen en van haar internationale staf
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 18-05-1954
- Bronpublicatie:
20-09-1951, Trb. 1953, 9 (uitgifte: 27-01-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-05-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-1954, Trb. 1954, 82 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De Organisatie en de Staten-Leden zullen te allen tijde samenwerken teneinde de juiste rechtsbedeling te vergemakkelijken, de inachtneming van politiemaatregelen te verzekeren en elk misbruik in verband met de immuniteiten en voorrechten, vermeld in dit Verdrag, te voorkomen. Indien een Staat, welke lid van de Organisatie, van mening is dat er misbruik is gemaakt van enige immuniteit of enig voorrecht verleend door dit Verdrag, zal er tussen die Staat en de Organisatie, of tussen de betreffende Staten, overleg worden gepleegd, teneinde te beslissen of zodanig misbruik heeft plaatsgevonden en, in het bevestigende geval, te trachten te verzekeren dat geen herhaling zal plaats vinden. Niettegenstaande het voorgaande of enige andere bepaling van dit Verdrag kan een Staat, lid van de Organisatie, welke van mening is dat een persoon zijn voorrecht van woonplaats of een ander voorrecht of andere immuniteit, hem krachtens dit Verdrag verleend, misbruikt heeft, eisen dat deze persoon zijn grondgebied verlaat.