Rb. Amsterdam, 11-05-2015, nr. 15/1353
ECLI:NL:RBAMS:2015:2765
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
11-05-2015
- Zaaknummer
15/1353
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2015:2765, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 11‑05‑2015; (Beschikking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Beslissing ex art. 51, zesde lid, Sv. Naar het oordeel van de rechter-commissaris heeft de regeling van artikel 51b Sv. uitsluitend betrekking op het verstrekken van stukken voor strafvorderlijke doeleinden, in het bijzonder voor de verwezenlijking van de rechten van het slachtoffer als procesdeelnemer binnen het strafproces. Steun voor die opvatting wordt gevonden in het feit dat artikel 51b Sv. ziet op processtukken, terwijl ingevolge artikel 149a, tweede lid, Sv. tot de processtukken alle stukken behoren die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen (cursief rechter-commissaris) redelijkerwijs van belang kunnen zijn (…). Hierbij gaat het kennelijk om te nemen beslissingen in het kader van de strafvorderlijke procedure, met inbegrip overigens van de procedure ex artikel 12 Sv. In het onderhavige geval heeft de verdachte rechtspersoon de haar aangeboden transactie aanvaard. Behoudens de procedure van artikel 12 Sv. zal het niet meer komen tot een strafproces. Gesteld noch gebleken is dat klaagster de stukken verlangt met het oog op een te entameren procedure ex artikel 12 Sv. Onder deze omstandigheden is de regeling van art. 51b Sv. niet van toepassing.
Partij(en)
Rc-nummer: 15/1353
BESLISSING
ex artikel 51b, lid 6 Sv
op het bezwaarschrift ex artikel 51b, lid 6, jo. artikel 32, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend namens
[bedrijf 1 B.V.]
gevestigd te [plaats 1]
1. Procesgang
Bij brief van 11 december 2014 heeft klaagster aan twee officieren van justitie van het Functioneel Parket te Amsterdam op de voet van artikel 51b Sv verzocht om kennisname van de processtukken die zijn gegenereerd in een strafrechtelijk onderzoek tegen [bedrijf 2 N.V.] (“[bedrijf 2 N.V.]”).
Bij brief van 20 maart 2015 hebben de officieren van justitie dit verzoek afgewezen omdat klaagster huns inziens geen slachtoffer is in de zin van artikel 51 Sv en omdat reeds is getransigeerd met [bedrijf 2 N.V.].
Namens klaagster heeft de raadsvrouwe mr. T.R. van Roomen op 1 april 2015 bezwaar ingesteld tegen dit besluit.
De rechter-commissaris heeft de raadsvrouwe en de officieren van justitie gehoord op 30 april 2015. Daarbij hebben partijen het woord gevoerd aan de hand van schriftelijke aantekeningen, en mondeling op elkaars betogen gereageerd.
2. Beoordeling rechter-commissaris
Bevoegdheid rechter-commissaris rechtbank Amsterdam
De officieren van justitie hebben de vraag opgeworpen of de rechter-commissaris binnen de rechtbank Amsterdam bevoegd is, nu [bedrijf 2 N.V.] statutair in [plaats 2] is gevestigd en de strafbare feiten volledig buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Het Nederlandse openbaar ministerie is slechts bevoegd op grond van de nationaliteit van de verdachte rechtspersoon. Op dit punt overweegt de rechter-commissaris als volgt.
Krachtens artikel 2 Sv. zijn van de rechtbanken gelijkelijk bevoegd:
(…)
die binnen welker rechtsgebied de verdachte woon- of verblijfplaats heeft;
(…)
de rechtbank Amsterdam, de rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Oost-Nederland en de rechtbank Rotterdam ten aanzien van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen strafbare feiten met de vervolging waarvan de officier van justitie bij het functioneel parket is belast.
In het onderhavige geval is sprake van een strafbaar feit als bedoeld in laatstgenoemd zinsdeel. Nu de zaak nog niet bij een andere rechtbank is aangebracht, is de rechter-commissaris van oordeel dat de rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam bevoegd is om over het bezwaarschrift te oordelen.
Inhoudelijke beoordeling
Toepasselijkheid artikel 51b, zesde lid, jo. artikel 32, vierde lid, Sv.
De officieren van justitie achten art. 51b Sv. niet (meer) van toepassing omdat de reikwijdte van deze bepaling zich beperkt tot kennisneming van processtukken binnen het strafproces. Na acceptatie van een transactie is in hun visie de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van toepassing.
Klaagster meent dat dit standpunt van de officieren van justitie niet uit de wet volgt en ook geen steun vindt in de wetsgeschiedenis, rechtspraak en literatuur. Uitgangspunt is dat kennisneming wordt toegestaan. De uitzonderingen zijn verwoord in artikel 51b, derde lid, Sv. Klaagster wijst op de concept-memorie van toelichting bij de implementatie van de EU-richtlijn betreffende de vaststelling van minimumnormen voor de rechten van slachtoffers van strafbare feiten, volgens welke het kunnen indienen van een klacht ex artikel 12 Sv. onder het in artikel 51b Sv. genoemde belang valt. Voorts heeft het OM zich in de Aanwijzing slachtofferhulp gecommitteerd tot het verlenen van hulp en steun aan het slachtoffer, onder meer bij het vergoed krijgen van de schade.
Naar het oordeel van de rechter-commissaris heeft de regeling van artikel 51b Sv. uitsluitend betrekking op het verstrekken van stukken voor strafvorderlijke doeleinden, in het bijzonder voor de verwezenlijking van de rechten van het slachtoffer als procesdeelnemer binnen het strafproces. Steun voor die opvatting wordt gevonden in het feit dat artikel 51b Sv. ziet op processtukken, terwijl ingevolge artikel 149a, tweede lid, Sv. tot de processtukken alle stukken behoren die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen (cursief rechter-commissaris) redelijkerwijs van belang kunnen zijn (…). Hierbij gaat het kennelijk om te nemen beslissingen in het kader van de strafvorderlijke procedure, met inbegrip overigens van de procedure ex artikel 12 Sv.
Het verstrekken van stukken voor andere doeleinden is geregeld in de artikelen 39 e en 39f van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
In het onderhavige geval heeft de verdachte rechtspersoon de haar aangeboden transactie aanvaard. Behoudens de procedure van artikel 12 Sv. zal het niet meer komen tot een strafproces. Gesteld noch gebleken is dat klaagster de stukken verlangt met het oog op een te entameren procedure ex artikel 12 Sv. Veeleer lijkt klaagster kennisneming van de stukken te verlangen met het oog op mogelijk in te stellen civiele vorderingen. Onder deze omstandigheden is de regeling van art. 51b Sv. niet van toepassing. In de Aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, par. 4, f.2, is verwoord onder welke voorwaarden stukken worden verstrekt ten behoeve van de vergoeding aan het slachtoffer van de schade die is ontstaan als gevolg van een strafbaar feit. Als klaagster meent dat zij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van strafbaar handelen door [bedrijf 2 N.V.], kan zij zich met een beroep op deze bepaling tot het openbaar ministerie wenden.
Gelet op het voorgaande komt de rechter-commissaris niet meer toe aan een bespreking van de overige gronden. Het bezwaar dient te worden verworpen.
3. Beslissing
De rechter-commissaris verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gedaan op 11 mei 2015
Mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Rechter-commissaris
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.