Hof 's-Gravenhage, 21-09-2010, nr. MHD 200.031.509
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN8869
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
21-09-2010
- Magistraten
Mrs. Riemens, Van Laarhoven, Van Craaikamp
- Zaaknummer
MHD 200.031.509
- LJN
BN8869
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN8869, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 21‑09‑2010; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Koop woonboot. Ontbinding. Boete, schade, matiging.
Mrs. Riemens, Van Laarhoven, Van Craaikamp
Partij(en)
arrest van de eerste kamer van 21 september 2010
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J. Wouters,
tegen
- 1)
[Y.],
- 2)
[Z.],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.J.F. Zoeteweij,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 april 2009 en herstelexploot van 9 april 2009 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Middelburg gewezen vonnis in verzet van 21 januari 2009 tussen appellant — [X.] — als opposant en geïntimeerden — [Y. c.s.] — als geopposeerden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 62341/HA ZA 08-171)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgegane verstekvonnis van 20 februari 2008 (zaaknr. 61082/HA ZA 08-30).
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij memorie van grieven heeft [X.] vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en van het verstekvonnis van 20 februari 2008 en, kort gezegd, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van geïntimeerden.
2.2.
Bij memorie van antwoord hebben [Y. c.s.] de grieven bestreden.
2.3.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de precieze inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.
Met de eerste grief klaagt [X.] dat de rechtbank als vaststaand heeft aangenomen dat voor de woonboot een koopprijs van € 198.000,= zou zijn overeengekomen. Het hof zal hierna de feiten opnieuw vaststellen. Op zichzelf leidt het in zoverre honoreren van de klacht van [X.] echter nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis.
4.2.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
- a)
Partijen hebben op 22 november 2006 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de koop en levering van de woonboot gelegen aan de [adres] te [woonplaats] met ligplaats en roerende zaken voor een bedrag van € 198.000,= k.k.
- b)
In de koopovereenkomst (prod. 1 bij inleidende dagvaarding) is een financieringsvoorbehoud opgenomen en staat onder andere het volgende:
‘Artikel 1
De voor overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden (…) op twintig december tweeduizend zes of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.
(…)
Artikel 12
- 1.
Een partij is in verzuim jegens de wederpartij als hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is of blijft aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen. Ingebrekestelling moet schriftelijk geschieden met inachtneming van een termijn van acht dagen. Gemelde termijn kan reeds lopen voordat een partij nalatig is;
- 2.
Wanneer een partij in verzuim is, is deze verplicht de schade die de wederpartij dientengevolge lijdt te vergoeden en kan deze de overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden;
- 3.
Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering danwel op de voldoening van de koopprijs, zal de nalatige partij daarnaast ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent van de totale koopprijs. Voor zover de wederpartij meer schade lijdt, heeft hij, naast de boete, recht op aanvullende schadevergoeding.
(…)
Artikel 13
- 1.
Deze overeenkomst zal, mits met inachtneming van het navolgende, ontbonden (kunnen) worden in elk van de volgende gevallen:
als koper niet vóór één december tweeduizend zes een toezegging heeft verkregen voor het aangaan van een of meer hypothecaire geldleningen tegen een maximale rente van 6,5% bij een rentevastperiode van 20 jaar ter financiering van het bij deze gekochte tot een totale hoofdsom van tenminste de koopprijs vermeerderd met de kosten van verwerving onder de bij de grote geldverstrekkende instellingen gebruikelijke bepalingen.
(…)
- 4.
Op vervulling van een in lid 1 en lid 2 gemelde voorwaarden kan slechts koper zich beroepen. Dit beroep moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de notaris. Deze mededeling dient uiterlijk op twee december tweeduizend zes in het bezit van de notaris te zijn. (…) ’
- c)
Aangezien [X.] de vereiste hypothecaire lening niet vóór 1 december 2006 verkreeg, is de uiterste datum voor het inroepen van de ontbinding voorwaarde (het financieringsvoor-behoud) in overleg tussen partijen vier keer gewijzigd en uiteindelijk op 29 december 2006 gesteld.
- d)
[X.] heeft de overeenkomst niet vóór of op 29 december 2006 ontbonden.
- d)
[X.] heeft op vrijdag 5 januari 2007 de makelaar van [Y. c.s.] bericht dat hij geen hypothecaire geldlening heeft kunnen verkrijgen en twee schriftelijke afwijzingen van ING Bank resp. NHV Verzekeringen verstrekt.
- e)
Namens [Y. c.s.] heeft de makelaar [X.] op 5 januari 2007 in gebreke gesteld.
- f)
[Y. c.s.] hebben de woonboot met ligplaats op 26 januari 2007 aan een derde verkocht voor een bedrag van € 192.500,=.
- g)
[Y. c.s.] hebben op 7 februari 2007 de koopovereenkomst met [X.] ontbonden en hem gesommeerd om de contractuele boete van € 19.800,= op uiterlijk 14 februari 2007 te voldoen.
4.3.
[Y. c.s.] hebben [X.] in rechte betrokken tot betaling van de boete, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Bij verstekvonnis van 20 februari 2008 heeft de rechtbank Middelburg de vorderingen van [Y. c.s.] toegewezen behoudens de vordering wegens buitengerechtelijke kosten. In het vonnis na verzet, waarvan beroep, heeft de rechtbank Middelburg — kort gezegd — het verzet van [X.] ongegrond verklaard.
4.4.
Tegen het oordeel van de rechtbank dat [X.] zijn verplichting uit de koopovereenkomst niet is nagekomen en dat hij op 18 januari 2007 in verzuim is geraakt en de overeengekomen boete verschuldigd is (r.o. 4.2. van het bestreden vonnis), zijn geen grieven gericht, zodat het hof daar vanuit gaat.
4.5.
Met de grieven II tot en met IV herhaalt [X.] zijn bij wijze van verweer geuite verzoek tot matiging van de boete. Het hof overweegt dienaangaande allereerst het volgende.
Voor matiging van een contractuele boete is slechts plaats is indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, wat het geval is indien de toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen gelet moet worden op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat in een geval als het onderhavige een boete ter hoogte van 10 % gebruikelijk en algemeen aanvaard is en de functie heeft om als prikkel voor de nakoming te dienen, gelet op de grote belangen die bij verkoop van een woning betrokken zijn.
Stelplicht en bewijslast met betrekking tot feiten en omstandigheden op grond waarvan een beroep op het boetebeding onaanvaardbaar is, en feiten en omstandigheden op grond waarvan de billijkheid klaarblijkelijk matiging van de boete eist, rusten op [X.]. Uit hetgeen [X.] in dit verband heeft gesteld volgt niet dat het handhaven van de boete tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat zou leiden. Zo heeft [X.] onvoldoende concrete omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [Y. c.s.] geen schade zouden hebben geleden, maar winst genoten. Weliswaar is de woonboot met ligplaats op 26 januari 2007 aan derden verkocht voor een bedrag van € 2.500,= meer dan het bedrag dat voor de woonboot met ligplaats begrepen was in de prijs die met [X.] was overeengekomen, maar gesteld noch gebleken is welke de werkelijke waarde van de roerende zaken is die [X.] voor € 8.000,= zou overnemen en dat [Y. c.s.] geen schade hebben geleden nu zij die roerende zaken niet aan de nieuwe koper hebben kunnen verkopen. Voorts hebben [Y. c.s.] onweersproken gesteld dat zij gedurende een periode dubbele lasten hebben gehad, wat het hof niet onaannemelijk voorkomt nu de akte tot levering van de woonboot pas op 12 maart 2007 is gepasseerd.
De onaanvaardbaarheid van het handhaven van de door partijen overeengekomen boete volgt ook niet uit het feit dat partijen aanvankelijk een — naar de mening van [X.] te — korte termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud waren overeengekomen. [Y. c.s.] hebben immers meermaals ingestemd met het verzoek tot verlenging van die termijn, zelfs tot meer dan een week na de oorspronkelijk overeengekomen leveringsdatum, zodat van een te korte termijn niet is gebleken.
Ten slotte volgt de onaanvaardbaarheid naar het oordeel van het hof evenmin uit de door [X.] aangevoerde omstandigheid dat hem persoonlijk geen verwijt van zijn handelen te maken is, maar dat dit veroorzaakt is door de door hem ingeschakelde adviseurs c.q. banken. Die omstandigheid ligt in de risicosfeer van [X.], zoals hij zelf ook erkent. Dat geldt temeer nu [X.] kennelijk zo op zijn adviseurs heeft vertrouwd dat hij de door hen ingevulde formulieren niet op juistheid heeft gecontroleerd
4.7.
De slotsom van het voorgaande is dat ook het hof van oordeel is dat niet is gebleken van omstandigheden die tot de conclusie moeten leiden dat hier sprake is van een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat, zodat geen grond bestaat voor matiging. De grieven II tot en met IV falen daarom. Het hof zal het vonnis in verzet bekrachtigen. [X.] zal ook in dit hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis in verzet van 21 januari 2009;
veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [Y. c.s.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 640,= aan verschotten en € 894,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. Riemens, Van Laarhoven en Van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 september 2010.