Uitvoeringsbesluit belasting zware motorrijtuigen
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1995
- Bronpublicatie:
29-11-1995, Stb. 1995, 564 (uitgifte: 30-11-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-1995, Stb. 1995, 563 (uitgifte: 30-11-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van zware motorrijtuigen
1.
Vrijstelling van belasting voor motorrijtuigen waarmee gewoonlijk slechts over een geringe afstand gebruik van de autosnelweg wordt gemaakt, wordt op verzoek verleend, indien:
- a.
het gebruik van de autosnelweg zich beperkt tot een op aanwijzingen van de houder door de inspecteur vastgesteld gebied dat is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de plaatsen waar het motorrijtuig, elders dan op de weg, wordt gebruikt; en
- b.
de houder van het motorrijtuig bij het verzoek een afschrift van het kentekenbewijs overlegt, alsmede een verklaring dat het vervoer van goederen geen hoofdactiviteit van de houder is, dat met het motorrijtuig uitsluitend gebruik van de autosnelweg wordt gemaakt overeenkomstig onderdeel a en dat indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en omstandigheden voor de vrijstelling een opgaaf daarvan zal worden gedaan aan de inspecteur.
2.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. De vrijstelling werkt niet verder terug dan tot op het tijdstip waarop het verzoek is ingediend.
3.
Indien de voorwaarden en omstandigheden, bedoeld in het eerste lid zich niet langer voordoen, trekt de inspecteur de vrijstelling in. De intrekking geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4.
Indien degene aan wie de vrijstelling is verleend niet voldoet aan de verplichting een opgaaf te doen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde voorwaarden en omstandigheden zich niet meer voordoen.