Hof Amsterdam, 30-10-2019, nr. 23-003557-18
ECLI:NL:GHAMS:2019:3881
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-10-2019
- Zaaknummer
23-003557-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:3881, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑10‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 30‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Voorhanden hebben revolver. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte in de veronderstelling heeft verkeerd dat zijn vriendin het wapen had weggedaan. Verdachte had beschikkingsmacht over revolver. Voorw. gvs 2 maanden en taakstraf 90 uren.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003557-18
datum uitspraak: 30 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-171147-18 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedag] 1954,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot en met 25 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Amadeo Rossi S.A., kaliber .38 special, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De raadsman van heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht over de revolver heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. De voormalige vriendin van de verdachte, [naam], heeft hem in de zomer van 2017 verteld een revolver te hebben gevonden en heeft hem dat wapen laten zien. De verdachte heeft de revolver vervolgens getoond aan zijn vrienden en zijn neef. [naam] heeft het schietijzer op verzoek van de verdachte gelegd in de besteklade in het huis van de verdachte, alwaar zij tot de maand januari 2018 hebben samengewoond. De verdachte kon zich herinneren dat [naam] heeft gezegd het wapen te willen bewaren “mocht er nog eens een inbreker komen”. Hoewel de verdachte [naam] vaak heeft gevraagd de revolver weg te doen, heeft zij dat niet gedaan. De verdachte heeft dit zelf evenmin gedaan, naar eigen zeggen omdat het zijn wapen niet was. Toen [naam] in januari 2018 verhuisde, heeft zij de revolver uit de besteklade gepakt en meegenomen naar haar nieuwe woning, alwaar het wapen op 25 augustus 2018 door de politie is aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt van een zodanige machtsrelatie tussen de verdachte en de revolver dat hij geacht kan worden dat wapen in de bewezenverklaarde periode in zijn woning voorhanden te hebben gehad. Dat de verdachte [naam] herhaaldelijk heeft gevraagd de revolver weg te doen, doet daaraan niet af, omdat hij wist dat zij daaraan geen gevolg had gegeven. Hieruit spreekt dat het hof, anders dan is aangevoerd, niet aannemelijk acht dat de verdachte in de veronderstelling heeft verkeerd dat [naam] het wapen daadwerkelijk had weggedaan.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2017 tot 1 januari 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Amadeo Rossi S.A., kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie door een revolver in zijn bezit te hebben. Een vuurwapen vormt in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit draagt bovendien bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Tegen onbevoegd wapenbezit moet dan ook streng te worden opgetreden.
In de regel pleegt voor het bezit van een revolver een gevangenisstraf van enkele maanden te worden opgelegd. Het hof ziet echter aanleiding daarvan het voordeel van de verdachte af te wijken, omdat (i) de verdachte niet de eigenaar van de revolver is geweest, (ii) niet is gebleken van gebruik van de revolver door de verdachte of enige intentie daartoe en (iii) rekening wordt gehouden met de gevorderde leeftijd van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarbij heeft het hof zich er rekenschap van gegeven dat de verdachte lichamelijke klachten kent. Echter, nu deze de verdachte niet belemmeren in het verrichten van vrijwilligerswerk en het verzorgen van bejaarden, is er geen reden om aan te nemen dat voor de verdachte geen passend taakstrafproject kan worden gevonden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. H.A. van Eijk en mr. J.M.R. Vastenburg, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 oktober 2019.
=========================================================================
[…]