Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 22-06-2012
- Bronpublicatie:
22-06-2012, Trb. 2012, 183 (uitgifte: 04-10-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-06-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-10-2012, Trb. 2012, 183 (uitgifte: 04-10-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor het indienen van een verzoek om bijstand alsmede voor het doen uitvoeren daarvan zijn bevoegde organen in de zin van deze Overeenkomst:
- a.
indien het betreft het verlenen van bijstand door en aan deelstaten en provincies die aan elkaar grenzen
voor de Bondsrepubliek Duitsland: de Minister van Binnenlandse Zaken van de betrokken deelstaat
voor Nederland: de voorzitter van de betrokken veiligheidsregio;
- b.
indien het betreft het verlenen van bijstand door en aan deelstaten en provincies die niet aan elkaar grenzen
voor de Bondsrepubliek Duitsland: de Minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland
voor Nederland: de Minister van Binnenlandse Zaken.
2.
De bevoegde organen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen kunnen een verzoek om bijstand indienen, indien naar hun oordeel de plaats, de omvang en de aard van de ramp respectievelijk het zware ongeval, gelet op het beschikbare personeel en materieel, bijstand noodzakelijk maken.
3.
Het bevoegde orgaan van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geeft zoveel mogelijk een toelichting over de bijstand die het verwacht en over de taken die aan de bijstandseenheid zullen worden opgedragen.
4.
De omvang en de aard van de te verlenen bijstand worden telkenmale door het bevoegde orgaan van de Overeenkomstsluitende Partij die de bijstand verleent, vastgesteld na overleg met het bevoegde orgaan van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij.
5.
De bevoegde organen zijn belast met de uitvoering van de verzoeken om bijstand.
6.
Van elk verzoek om bijstand, als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt door de bevoegde organen terstond mededeling gedaan aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland onderscheidenlijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken van Nederland.