Rb. Noord-Holland, 25-01-2016, nr. 81/164132-12
ECLI:NL:RBNHO:2016:3086
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
25-01-2016
- Zaaknummer
81/164132-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:3086, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 25‑01‑2016; (Raadkamer, Beschikking)
Uitspraak 25‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Beschikking ex art. 7 Wet DNA In deze concrete zaak is de rechtbank van oordeel - gezien het grote tijdsverloop tussen de veroordeling en het bevel van afname DNA, bezien in het licht van de overige omstandigheden - dat het bepalen, opnemen en verwerken van het DNA van veroordeelde disproportioneel is en daarom wordt het bezwaarschrift gegrond verklaard.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer:15-007023
Parketnummer: 81/164132-12
Uitspraakdatum: 25 januari 2016
Beschikking (art. 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 22 december 2015 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een bezwaarschrift, gedateerd 21 december 2015, van
[veroordeelde] , veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Het bezwaarschrift is gericht tegen het nader bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde, ten behoeve waarvan op bevel van de officier van justitie te Haarlem van 23 oktober 2015 op 9 december 2015 bij veroordeelde celmateriaal is afgenomen.
Op 25 januari 2016 is dit bezwaarschrift in raadkamer behandeld.
Veroordeelde is in persoon verschenen.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. D. Sarian.
2. Standpunten
Het standpunt van veroordeelde komt er - zakelijk weergegeven - op neer, dat het bezwaarschrift dient te worden gegrond verklaard om de volgende redenen:
- -
Het tijdsverloop tussen de veroordeling op 19 november 2012 en het bevel van de officier van justitie te Haarlem van 23 oktober 2015 ( 2 jaar en 11 maanden) rechtvaardigt niet (meer) het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde in de landelijke databank.
- -
Het feit waarvoor veroordeelde is veroordeeld betrof een eenmalig incident. Er is geen sprake van gevaar voor recidive.
- -
De afname en verwerking van het DNA-profiel betekent een ontoelaatbare inbreuk op de privacy van veroordeelde.
Het standpunt van de officier van justitie luidt, zakelijk weergegeven, dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard omdat door veroordeelde geen omstandigheden zijn aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de in artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: WDNA) genoemde uitzonderingen op veroordeelde van toepassing zijn.
3. Beoordeling
Het bevel van de officier van justitie tot afname van DNA materiaal van 23 oktober 2015 is gegrond op artikel 2, eerste lid, van de WDNA, waarbij als grondslag heeft gediend de veroordeling van [veroordeelde] , voornoemd, op 19 november 2012 door de politierechter in deze rechtbank ter zake van overtreding van artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer juncto artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit op 28 december 2011, zijnde een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Veroordeelde heeft op 9 december 2015 middels afname van wangslijmvlies celmateriaal afgestaan ten behoeve van DNA-onderzoek.
Het bezwaarschrift dat veroordeelde heeft ingediend tegen het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel is tijdig ingediend.
Tussen de datum van het vonnis van de rechtbank Alkmaar en de datum van het bevel van de officier van justitie is een periode van 2 jaar en ongeveer 11 maanden gelegen, de daadwerkelijke afname vond plaats 3 jaar na datum vonnis.
Weliswaar is in de WDNA geen termijn opgenomen voor het geven van het bevel tot afname van DNA-materiaal en is dientengevolge ook geen sanctie verbonden aan het (te) laat afgeven van dit bevel, maar in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2002-2003, 28 685, nr. 3 p. 32) is wel degelijk af te leiden dat de wetgever heeft beoogd dat het bevel zo spoedig mogelijk en derhalve kort na de veroordeling wordt afgegeven. Niet alleen onderschrijft de rechtbank voornoemd uitgangspunt, maar acht dit uitgangspunt des te meer van belang bij jeugdige veroordeelden. Veroordeelde was ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten 18 jaar. Juist jongeren dienen zo spoedig mogelijk te weten waar zij aan toe zijn en dienen niet langer dan nodig in onzekerheid te moeten leven.
In de onderhavige zaak bedraagt het tijdsverloop tussen de veroordeling en het bevel tot afname ruim 35 maanden, terwijl ten tijde van het afgeven van het bevel de proeftijd van de deels voorwaardelijk opgelegde straf reeds met tien (10) maanden was verlopen. Dit tijdsverloop is onwenselijk. Kennelijk heeft het Openbaar Ministerie het bepalen, verwerken en bewaren van het DNA-profiel van veroordeelde niet van groot belang geacht, nu zij bijna drie jaar na de veroordeling heeft bevolen tot afname van het DNA-materiaal van veroordeelde.
Hierbij acht de rechtbank het voorts van belang dat veroordeelde 18 jaar was ten tijde van het begaan van het feit en inmiddels bijna 22 jaar oud is. Veroordeelde is thans student schei- en natuurkunde. Veroordeelde was nog niet eerder veroordeeld en is ook na diens veroordeling niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. Gelet op deze omstandigheden, in onderling verband bezien, wordt aannemelijk geacht dat het recidiverisico (zeer) klein is.
Derhalve is de rechtbank in onderhavige, concrete zaak van oordeel dat het grote tijdsverloop tussen de veroordeling en het bevel van afname, bezien in het licht van de overige omstandigheden, maakt dat het bepalen, opnemen en verwerken van het DNA van veroordeelde disproportioneel is en tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift dient te leiden.
Derhalve zal de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaren en bepalen dat het celmateriaal van veroordeelde terstond moet worden vernietigd.
4. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het bezwaarschrift gegrond.
- -
beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd.
5. Samenstelling enkelvoudige kamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door:
mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier,
en uitgesproken op 25 januari 2016.