Hof 's-Hertogenbosch, 11-12-2012, nr. HD 200.095.318 E
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY6091
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-12-2012
- Zaaknummer
HD 200.095.318 E
- LJN
BY6091
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY6091, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑12‑2012; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-1069
VAAN-AR-Updates.nl 2012-1069
Brightmine 2013-389540
Uitspraak 11‑12‑2012
Inhoudsindicatie
bij 40-urig dienstverband niet-ingeroosterde uren (ten onrechte) als verlofuren verrekend . . . .
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.095.318
arrest van 11 december 2012
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst,
tegen:
Supermarkt [Supermarkt] B.V., vh statutair genaamd Super [Super] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.J. van Os,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 29 november 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, team Kanton Bergen op Zoom, onder nummer 635965/CV EXPL 10-8981 gewezen vonnis van 13 juli 2011.
5. Het tussenarrest van 29 november 2011
Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1.De comparitie heeft op 16 januari 2012 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2. Bij memorie van grieven heeft [appellante], onder overlegging van producties, vijf grieven aangevoerd en, overeenkomstig het bij dagvaarding in appel gevorderde, geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen van eerste aanleg met veroordeling van Super [Super] in de proceskosten van beide instanties.
6.3.Bij memorie van antwoord heeft Super [Super], onder overlegging van producties, de grieven bestreden.
6.4.Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
8.2.[appellante] is op 13 november 2007 bij Super [Super] in dienst getreden voor de duur van zes maanden, eindigend 12 mei 2008. Deze arbeidsovereenkomst is op 28 april 2008 met 18 maanden verlengd tot op 12 november 2009. De arbeidsduur is aanvankelijk bepaald op gemiddeld 32 uur per week, gerekend over een periode van vier weken en met ingang van 13 mei 2008 op 40 uur per week. Bij de arbeidsovereenkomst behoort een huishoudelijk reglement, dat [appellante] ter hand is gesteld. Hierin is onder meer bepaald dat een fulltime werknemer 32 uur of meer per week werkt. Op de arbeidsovereenkomst is voorts de cao voor het levensmiddelenbedrijf van toepassing. [appellante] is ingedeeld in de functiegroep Schaal B- Kassamedewerker. De loonperiode is vier weken. Super [Super] pleegt loon vooruit te betalen.
Super [Super] heeft [appellante] op 29 oktober 2009 per direct conform artikel 18 lid 1 sub a en b van de cao geschorst voor de duur van 2 dagen zonder loonbetaling, omdat zij zich, zoals de brief van Super [Super] aan [appellante] d.d. 30 oktober 2009 inhoudt, niet als een goed werknemer zou hebben gedragen. Bij laatstgenoemde brief heeft Super [Super] [appellante] voor de resterende duur van het dienstverband vrijgesteld van werk.
8.3.[appellante] vordert in deze procedure, kort weergegeven, de veroordeling van Super [Super], tot betaling aan haar van de volgende bedragen:
a. € 1.554,68 bruto wegens door Super [Super] ten onrechte in rekening gebrachte zogenaamde 'min-uren',
b. € 1.009,44 bruto ter zake van niet-genoten verlofdagen,
c. € 2.187,12 bruto ter zake van 156 roostervrije uren per kalenderjaar in verband met arbeidsduurverkorting, waarmee Super [Super] ten onrechte geen rekening heeft gehouden
en
d. € 25,20 netto ter zake van een nog te betalen restant aan reiskosten en een sleutelwaarborgsom,
de posten onder a en c te vermeerderen met vakantiebijslag, wettelijke rente en wettelijke verhoging en de post onder d te vermeerderen met de wettelijke rente,
een en ander met veroordeling van Super [Super] in de proceskosten.
8.4.Bij vonnis van 13 juli 2011 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellante] afgewezen met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure. De kantonrechter was onder meer van oordeel, kort gezegd, dat [appellante] ten aanzien van haar vorderingen onder a, b en c niet aan haar stelplicht had voldaan en dat zij haar vordering onder d, na het gevoerde verweer, onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd.
[appellante] is van dat vonnis tijdig in hoger beroep gekomen.
8.5.De grieven 1 tot en met 3 zijn gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van de vorderingen van [appellante] onder a tot en met c. Het hof zal een en ander per onderdeel van het gevorderde behandelen.
8.5.1.In hoger beroep legt [appellante] aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Mbt vordering onder a:
Ten tijde van haar dienstverband was sprake van een door Super [Super] vastgesteld werkrooster. Het kwam veelvuldig voor dat, ondanks het feit dat [appellante] fulltime (40 uur per week minus ATV-uren volgens artikel 7 van de toepasselijke cao) in dienst was, zij bepaalde weken voor minder dan de overeengekomen arbeidsduur werd ingeroosterd. Ten onrechte werden die niet ingeroosterde uren als verlofdagen (cq als minuren) geteld. [appellante] verwijst naar de 'urenverantwoording per werknemer'-staten (als producties in het geding gebracht bij dagvaarding in eerste aanleg) waarin Super [Super] een gedeelte van de (totale 40 uren) werktijd aanduidt als 'vakantie'. [appellante] had voor deze uren geen vakantie/verlof opgenomen en er ook nooit mee ingestemd.
Voorts stelt [appellante] dat Super [Super] ten onrechte ook de door haar eigenmachtig toegepaste schorsing van [appellante] heeft aangemerkt als opgenomen verlof.
[appellante] verwijst naar de bij memorie van grieven als productie 2 (opnieuw) in het geding gebrachte loonspecificaties over de perioden 5 oktober 2009 tot en met 1 november 2009 en 2 november 2009 tot en met 29 november 2009. Zij stelt dat over deze perioden ten onrechte 160 uur en 61,78 uur aan [appellante] in rekening is gebracht als zogenaamde min-uren.
Mbt vordering onder b:
[appellante] voert aan dat zij tijdens haar dienstverband van de 48 opgebouwde verlofdagen 30 verlofdagen heeft opgenomen -15 in de zomervakantie van 2008 en 15 in de zomervakantie van 2009- en dat zij verder geen verlof- of ATV-dagen heeft aangevraagd of opgenomen.
Zij stelt dat zij nog recht heeft op uitbetaling van 18 dagen van 8 uur tegen een loon van € 7,01 per uur is € 1.009,44 bruto.
Mbt vordering onder c:
Met betrekking tot de ATV-uren heeft [appellante] gesteld dat zij recht heeft op 156 roostervrije uren maar dat Super [Super] daar geen rekening mee gehouden heeft. Het daarmee gemoeide loon bedraagt € 2.187,12 te vermeerderen met 8% vakantiebijslag. Zij stelt dat het systeem (als waarvan de heer [getuige] tijdens de gehouden comparitie na aanbrengen gewag heeft gemaakt en dat ook blijkt uit de urenverantwoordingen), inhoudende dat elke week 3 uur ATV door Super [Super] eenzijdig -zonder overleg- worden vastgesteld en ten aanzien van [appellante] werden ingeroosterd, in strijd is met de regeling van artikel 7 cao.
8.5.2.Het verweer van Super [Super] houdt het volgende in.
mbt de vorderingen onder a, b en c:
Zij stelt voorop dat zij al haar contractuele en wettelijke verplichtingen jegens [appellante] is nagekomen en dat de kantonrechter dan ook de vorderingen van [appellante] terecht heeft afgewezen.
[appellante] diende steeds gemiddeld 40 uren per week te werken. Om die reden kreeg zij in beginsel iedere betaalperiode van vier weken 160 uren (vooraf) uitbetaald. Die 40 uren dienden dan wel per vierwekelijkse periode te worden verantwoord. In de praktijk werd [appellante] als uitgangspunt ingeroosterd om 37 uur te werken. De niet gewerkte uren werden door Super [Super] deels aangemerkt als vakantie of ATV-tijd, zoals geregeld in de van toepassing zijnde cao. Deze uren, door [appellante] 'min-uren' genoemd kunnen volgens Super [Super] slechts worden uitgelegd als negatieve verlofuren, die wel zijn genoten maar waarop geen recht bestond cq bestaat.
Volgens Super [Super] kon [appellante] steeds haar uren controleren en na controle gebleken verschillen kenbaar maken. Super [Super] betwist dat [appellante] de urenverantwoordingen pas na einde dienstverband heeft ontvangen. Zij acht het ongeloofwaardig dat [appellante] wel op de hoogte zou zijn gebracht over planningen en roosters, maar niet over urenverantwoordingen. Zij stelt dat [appellante] aan haar nooit heeft laten weten het oneens te zijn met a) haar eigen urenstaten (vakantiesaldi) en b) het door Super [Super] gehanteerde urenverantwoordingssysteem.
Met het einde van het dienstverband had [appellante] een negatief saldo aan vakantie/verlofuren, te weten minus 205,78 uur (prod 6 bij cva).
Verlofuren betreffen volgens Super [Super] ofwel vakantie-uren ofwel "tijd-voor-tijd"-uren ofwel ATV-uren. Zij wijst er op dat uit de 'verlofkaart 2009' blijkt:
-een negatief saldo van 210,63 uren ter zake van in het verleden genoten, maar niet opgebouwde vakantie-uren
-een saldo 'tijd voor tijd' van nihil
-een saldo ATV-uren van 4,85 positief.
Een totaal verlofsaldo over 2009 derhalve van 205,78 negatieve uren.
Met de loonbetalingen over de perioden 11 en 12 is dit verrekend. Door het ontstane negatieve verlofsaldo van [appellante] in te houden bij de eindafrekening bij einde dienstverband is feitelijk het eerder teveel aan [appellante] (vooruit) betaalde salaris verrekend met nog aan [appellante] toekomende tegoeden.
Ten aanzien van de periode dat [appellante] geschorst is geweest heeft Super [Super] aangevoerd dat [appellante] op 29 oktober 2009 vanwege ontoelaatbaar gedrag een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven. [appellante] is echter niet op staande voet ontslagen, maar geschorst voor de periode tot einde dienstverband (van rechtswege). Op basis van artikel 18 lid 1 onder c van de toepasselijke cao heeft Super [Super] gebruik gemaakt van de mogelijkheid het salaris maximaal twee weken in te houden gedurende de schorsing van [appellante]. Zowel bij de schorsing als bij de inhouding van het salaris heeft [appellante] zich destijds neergelegd.
In algemene zin heeft Super [Super] een beroep op matiging gedaan.
8.5.3.Het hof overweegt als volgt.
8.5.3.1.Partijen zijn het eens over de feitelijke werkwijze van Super [Super] met betrekking tot de inroostering van [appellante] en de daarmee samenhangende registratie van vakantie- en ATV-uren.
Op basis van de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst kreeg [appellante] (in beginsel) steeds iedere betaalperiode van vier weken 160 uren vooraf uitbetaald. In de praktijk werd [appellante] regelmatig minder dan 40 uur per week ingeroosterd. De niet ingeroosterde uren werden door Super [Super] niet in een opvolgende betaalperiode verrekend, maar in door haar opgemaakte 'urenverantwoording per werknemer'-staten aangemerkt als vakantie of ATV-tijd. Bij het einde van het dienstverband had [appellante] volgens deze methodiek een negatief totaal verlof saldo over 2009 ( -205,78 uur), te weten een negatief saldo van 210,63 vakantie-uren en een positief saldo ATV-uren van 4,85 uur. Met de loonbetalingen over de perioden 11 en 12 heeft Super [Super] dit verrekend door het ontstane negatieve verlofsaldo van [appellante] in te houden bij de eindafrekening bij einde dienstverband.
Partijen twisten over de vraag of Super [Super] op deze wijze te werk mocht gaan en of zij de zo geregistreerde vakantiedagen mocht verrekenen met de eindafrekening. Super [Super] acht zich hiertoe gerechtigd op grond van de toepasselijke cao, terwijl [appellante] de werkwijze en de verrekening o.m. juist in strijd acht met die cao.
8.5.3.2.vordering van [appellante] onder a:
Partijen zijn het erover eens dat [appellante] met ingang van 13 mei 2008 recht had op een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uur per week en dat zij op basis daarvan recht had op 24 werkdagen (192 uren) vakantie per vakantiejaar (artikel 14 cao).
Als onvoldoende betwist staat vast dat [appellante] zowel in 2008 als in 2009 telkens 15 vakantiedagen heeft opgenomen.
De vraag of ook de door Super [Super] als vakantie geregistreerde niet ingeroosterde uren kunnen worden beschouwd als door [appellante] opgenomen (door Super [Super] zo genoemde) 'tussendoorvakanties' beantwoordt het hof ontkennend.
De wettelijke vakantieregeling heeft ten doel de werknemer, met het oog op de werkbelasting die op hem drukt, betaald verlof te verschaffen (recuperatiefunctie).
Mede met het oog daarop geldt als hoofdregel dat de werkgever de vakantie vaststelt overeenkomstig de wens van de werknemer, tenzij zich daartegen gewichtige redenen verzetten. Dit kan anders zijn indien in de vaststelling van de vakantie is voorzien (o.m.) bij schriftelijke overeenkomst dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst.
Super [Super] heeft gesteld dat haar werkwijze overeenkomstig de cao is, maar heeft nagelaten naar een betreffende bepaling te verwijzen. Het hof is van een op deze kwestie ziende bepaling in de cao niet gebleken, zodat de beoordeling geschiedt aan de hand van de wettelijke regeling.
In dit geval heeft Super [Super] niet tijdig een voorstel gedaan voor het opnemen van vakantie, de inroostering werd immers wekelijks en kort tevoren vastgelegd. Evenmin, en dit is ook niet gesteld, hield de inroostering verband met de wensen van [appellante]. Voor zover Super [Super] beweert dat de niet ingeroosterde, als vakantie-uren geboekte, uren altijd werden vastgesteld in overleg met [appellante] heeft zij dat niet onderbouwd. Ook gewichtige redenen voor de werkwijze zijn niet aangevoerd. Naar het oordeel van het hof kan niet gezegd worden dat [appellante] vakantie heeft genoten in de uren dat zij door Super [Super] niet werd ingeroosterd. In feite ging het om eenzijdig door Super [Super] vastgestelde uren waarin [appellante] niet behoefde te werken.
Dat de weekoverzichten (van de voorafgaande week) van de urenverantwoording over 2009 (week 1 tot en met 46), zoals door haar (opnieuw) overgelegd als productie 10 bij memorie van antwoord, iedere week ter inzage in de kantine werden opgehangen en dat daarop vermeld stond dat men moest controleren hoe de uren van die betreffende voorgaande week geboekt zijn en verschillen moest doorgeven aan de leidinggevende, doet niet af aan het buiten beschouwing laten van de wens van [appellante]. Het gaat daarbij om controle achteraf en dit lijkt vooral bedoeld om de registratie van gewerkte uren te controleren met de in werkelijkheid gewerkte uren. Dat daarbij de waarschuwing is gegeven dat indien dit niet binnen de tijd van een week door gegeven zou worden dit niet meer kon worden gecorrigeerd, maakt niet dat [appellante] in deze procedure de gehanteerde werkwijze niet meer aan de orde zou kunnen stellen - voor zover door Super [Super] bedoeld - geen sprake. Een ander geldt evenzeer voor de aan het einde van iedere vierwekelijkse periode in de kantine neergelegde verlofkaart. Van acceptatie van de vaststelling van vakantie-uren door [appellante] is naar het oordeel van het hof evenmin sprake.
Super [Super] heeft opgemerkt dat de 40 uren waarvoor [appellante] in beginsel iedere betaalperiode van vier weken 160 uren (vooraf) uitbetaald werd wel per vierwekelijkse periode dienden te worden verantwoord. Voor zover hiermee wordt gedoeld op de bepaling van artikel 7:627 BW (geen arbeid, geen loon) gaat het hof hieraan voorbij nu voldoende vast is komen te staan dat de overeengekomen arbeid door [appellante] niet is verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van Super [Super] behoort te komen, zodat [appellante] overeenkomstig artikel 7:628 BW haar recht op loon behield. Super [Super] heeft nog aangevoerd dat [appellante] steeds vooraf volledig uitbetaald is. Naar het oordeel van het hof komt de verrekening bij einde dienstverband echter neer op gedeeltelijk te niet doen van die betalingen.
Van feitelijk eerder teveel aan [appellante] betaald salaris was geen sprake omdat zij op basis van de arbeidsovereenkomst recht had op betaling van (in beginsel) 40 uren per week tegen het overeengekomen salaris. Gelet hierop en op bovenstaande kan dan ook niet worden gesteld dat ter zake van de verrekende 'vakantie'-uren sprake is van wel genoten vakantie waarop [appellante] geen recht meer had.
[appellante] heeft gesteld en door Super [Super] is niet betwist dat Super [Super] met meerbedoelde minuren-correcties ook de door haar toegepaste schorsing van [appellante] heeft aangemerkt als opgenomen verlof.
In beginsel komt een schorsing of op non-actief stelling altijd voor rekening van de werkgever.
Super [Super] heeft zich ter zake beroepen op artikel 18 lid 1 onder c van de cao.
In de brief van 30 oktober 2009, waarin schorsing aan [appellante] wordt bevestigd, is de schorsing beperkt tot twee dagen met verwijzing naar het bepaalde in artikel 18 lid 1 onder a en b cao. Deze schorsing onder inhouding van het loon (van twee dagen) is toegestaan op grond van de cao, zie ook artikel 7: 628 lid 5 BW. Nu [appellante] wel de bedreiging/ belediging van [getuige] heeft betwist, doch de overige verwijten niet, was de schorsing gedurende twee dagen onder inhouding van het loon gerechtvaardigd. Dat geldt niet voor het niet uitbetalen van de (overige) dagen gedurende welke [appellante] op non-actief is gesteld tot het einde van het dienstverband op 12 november 2009, temeer daar Super [Super] in de brief van 30 oktober 2009 heeft aangegeven dat deze dagen doorbetaald zouden worden. Een en ander leidt tot het oordeel dat de vordering van [appellante] onder a toewijsbaar is met uitzondering van de 2 dagen dat terecht is geschorst onder inhouding van loon. In plaats van het gevorderde bedrag van € 1.554,68 zal een bedrag van € 1.442,52 worden toegewezen.
8.5.3.3.vordering van [appellante] onder b:
Nu hierboven is vastgesteld dat de niet-ingeroosterde uren, ondanks de registratie als vakantie-uren, niet als opgenomen vakantie hebben te gelden, is geen sprake van een negatief saldo aan vakantie-uren. Uitgaande van de werkelijk door [appellante] genoten vakantiedagen van in totaal 30 over 2008 en 2009, resteert een saldo van 18 dagen.
Naar het oordeel van het hof betreft de vordering onder b niet dezelfde als onder a.
In de vordering onder a gaat het om ten onrechte als vakantie aangemerkte niet-ingeroosterde uren welke derhalve onterecht verrekend zijn en in de vordering onder b gaat het om nog bestaande vakantieaanspraken op grond van artikel 7:641 BW.
Ook de vordering onder b acht het hof toewijsbaar.
8.5.3.4.vordering van [appellante] onder c:
Super [Super] heeft per week telkens drie uren waarop [appellante] niet werd ingeroosterd aangemerkt als ATV-uren.
ATV-regelingen hebben een ander karakter dan de (wettelijke) vakantieregeling.
ATV-regelingen zijn in het algemeen in het leven geroepen om het verlies aan arbeidsplaatsen tegen te gaan en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren. De recuperatiefunctie speelt hierbij geen rol. Voor de beoordeling van onderhavige vordering zijn dan ook niet de wettelijke bepalingen betreffende vakantiedagen relevant, maar is bepalend wat partijen zijn overeengekomen dan wel wat is bepaald in de op hun overeenkomst van toepassing zijnde cao. Beide partijen verwijzen in dat verband naar artikel 7 van de cao.
Op grond van artikel 7 lid 1 onder a cao had [appellante] recht op 156 ATV-uren, ook wel roostervrije uren, per kalenderjaar. Blijkens artikel 7 lid 1 onder d cao worden (nu aanwending voor tijdsparen in deze zaak niet speelt) roostervrije uren ingeroosterd. De inroostering door Super [Super] komt neer op 6 uren per twee weken en is in dat opzicht overeenkomstig de regeling van artikel 7 lid 2 cao. Nu Super [Super] heeft aangegeven dat de ATV-regeling algemeen bekend was voor de werknemers en dus ook voor [appellante], dat [appellante] nooit bezwaar heeft gemaakt tegen de ATV inroostering en dat een dergelijke inroostering gebruikelijk is in de supermarktbranche, oordeelt het hof dat, gelet op het karakter van de ATV-uren, een en ander een voldoende mate van overleg inhoudt. Speciale wensen van [appellante] ten aanzien van de ATV-uren zijn niet gesteld. [appellante] heeft tegenover het door Super [Super] aangevoerde onvoldoende onderbouwd (nader) gesteld dat een en ander in strijd met de regeling van (artikel 7 van) de cao heeft plaatsgevonden.
Super [Super] mocht dan ook bij de eindafrekening rekening houden met de door haar aldus verdisconteerde en als genoten te beschouwen ATV-uren.
De vordering van [appellante] onder c zal dan ook vrijwel geheel worden afgewezen. Nu echter het resterende positieve saldo van 4,85 ATV-uren, gelet op het eerdere oordeel van het hof, niet verrekend kon worden met het bij einde dienstverband volgens Super [Super] resterende negatieve saldo vakantie-uren, zal voor dat gedeelte de vordering onder c worden toegewezen tot een bedrag van € 34,00 bruto (4,85 x € 7,01 (uurloon)).
Aan het in algemene zin door Super [Super] gedane beroep op matiging gaat het hof voorbij, nu hiervoor onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd en de rechter ter zake terughoudendheid dient te betrachten.
8.5.3.5.De grieven 1 tot en met 3 slagen gedeeltelijk.
8.6. Grief 4 is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat [appellante] haar stelling betreffende de vordering sub d na het door Super [Super] gevoerde verweer niet, althans niet gemotiveerd heeft gehandhaafd.
[appellante] stelt dat van het oorspronkelijk verschuldigde bedrag van € 88,50 door Super [Super] slechts € 63,30 is betaald en betwist dat zij van het restant van haar vordering afstand heeft gedaan.
Hof begrijpt dat Super [Super] betwist dat de vordering een bedrag van € 88,50 zou betreffen. Zij stelt dat de reiskosten € 38,30 netto betroffen ( [2 x 14,4 verreden kilometers x 2 x € 0,19 = ] € 10,94 + [5 x 14,4 verreden kilometers x 2 x € 0,19 =] € 27,36). De waarborgsom betrof € 25,-- netto. Vast staat dat door Super [Super] aan [appellante] dit totaalbedrag ad € 63,30 is uitbetaald. Reeds uit haar brief van 22 januari 2010 komt dit standpunt van Super [Super] naar voren. Hier tegenover heeft [appellante] nagelaten (nader) te onderbouwen dat het verschuldigde bedrag € 88,50 bedroeg.
De kantonrechter heeft de vordering onder d terecht afgewezen. Grief 4 faalt.
8.7.Grief 5 behoeft gezien al het bovenstaande geen (nadere) bespreking.
8.8.Op grond van al het bovenstaande zal het hof het vonnis waarvan beroep (in verband met de leesbaarheid geheel) vernietigen en opnieuw rechtdoende Super [Super] veroordelen om aan [appellante] te betalen:
-€ 1.442,52 bruto wegens door Super [Super] ten onrechte in rekening gebrachte zogenaamde 'min-uren'
-€ 1.009,44 bruto ter zake van niet-genoten verlofdagen,
-€ 34,00 bruto ter zake van 4,85 roostervrije (ATV-)uren,
de posten onder a en c te vermeerderen met vakantiebijslag, wettelijke rente en wettelijke verhoging. Super [Super] wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
9. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Super [Super] om aan [appellante], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
a. € 1.442,52 bruto wegens door Super [Super] ten onrechte in rekening gebrachte zogenaamde 'min-uren'
b. € 1.009,44 bruto ter zake van niet-genoten verlofdagen,
c. € 34,00 bruto ter zake van 4,85 roostervrije (ATV-)uren,
de posten onder a en c te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, wettelijke rente en de wettelijke verhoging, de wettelijke rente gerekend vanaf 12 november 2009 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Super [Super] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] worden begroot op € 306,93 aan verschotten en op € 500,-- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 396,82 aan verschotten en op € 1.264,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, A.P.Zweers-van Vollenhoven en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2012.