Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/V.6.1
V.6.1 Inleiding
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS359892:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. voor verpanding art. 3:239 lid 4 BW.
Dit is anders in geval van de registratie van een eenzijdige akte die nog door de cessionaris (vormvrij) moet worden aanvaard. In dat geval vindt de overgang pas plaats op het moment van aanvaarding van de akte.
Vgl. met betrekking tot verpanding: HR 14 oktober 1994, NJ 1995, 447, m.nt. WMK (Stichting Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q.). Volgens de Hoge Raad leent art. 3:19 lid 2 BW zich voor analogische toepassing. Zie ook: Asser/Van Mierlo & Van Velten 3-VI* 2010, nrs. 168 en 221.
Zie Asser/Mijnssen & De Haan 3-I 2006, nr. 209 en Reehuis 2004, nr. 84. Cedent en cessionaris kunnen evenwel de bevoegdheid tot registratie aan een nadere regeling onderwerpen. Een dergelijke regeling heeft slechts obligatoire werking.
Zie nr. 419.
Verder is het mogelijk dat de openbare cessie ook nog zal worden gebruikt voor door bank- en krediethypotheken gesecureerde vorderingen, zie hierna: nrs. 1101, 1106 en 1107.
485. Beknopte beschrijving stille cessie; praktisch belang. Volgens art. 3:94 lid 3 BW kunnen vorderingen op naam zonder mededeling worden geleverd bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte, mits de vorderingen ten tijde van de levering bestaan of rechtstreeks zullen worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding. Ten opzichte van de schuldenaar geldt dat de levering de schuldenaar “niet kan worden tegengeworpen” zolang hem daarvan geen mededeling is gedaan (zie art. 3:94 lid 3, tweede zin, BW). Voorts is in de slotzin bepaald dat de derdenbeschermingsbepaling van art. 3:88 lid 1 BW slechts geldt, indien de cessionaris te goeder trouw is op het tijdstip van de mededeling van de levering aan de schuldenaar.1
In geval van een stille cessie gaat de vordering over naar het vermogen van de cessionaris op het moment van de totstandkoming van de authentieke akte, dan wel, in geval van een onderhandse akte, op de dag van aanbieding van de akte ter registratie bij de belastingdienst. 2, 3 De akte kan zowel door de cedent als de cessionaris ter registratie worden aangeboden, zonder dat daarvoor de medewerking of instemming van de ander vereist is.4 Het moment van mededeling van de cessie aan de schuldenaar is voor het tijdstip van de overgang van geen betekenis. De mededeling is enkel van belang voor de tegenwerpelijkheid van de cessie aan de schuldenaar en de toepasselijkheid van de derdenbeschermingsbepaling van art. 3:88 lid 1 BW.
Gelet op de praktische bezwaren tegen het doen van mededeling van cessie,5 wordt er in de praktijk op veel ruimere schaal gebruikgemaakt van de stille cessie dan van de openbare cessie. Dit geldt in het bijzonder in geval van de cessie van grote aantallen vorderingen, zoals in securitisationtransacties (bulkcessies), en in die gevallen waarin de cedent de vordering(en) ten behoeve van de cessionaris zal blijven innen. De figuur van de openbare cessie wordt hoofdzakelijk toegepast in geval van de cessie van een of enkele vorderingen en in die gevallen waarin de cessionaris de vordering zelf wil innen.6
486. Plan van behandeling. Wat betreft de stille cessie roept in het bijzonder de tweede zin van art. 3:94 lid 3 BW de nodige vragen op. De betekenis en reikwijdte van de regel dat de levering de schuldenaar eerst na mededeling kan worden tegengeworpen, zijn op grond van de tekst van de wet niet geheel duidelijk. Eerst na raadpleging van de toelichting kan meer helderheid worden verkregen. In deze paragraaf zal worden besproken welke betekenis de tweede zin van art. 3:94 lid 3 BW heeft voor een aantal vraagstukken omtrent de rechtspositie van de schuldenaar.
Allereerst wordt onderzocht of de bepaling een goederenrechtelijke of een verbintenisrechtelijke betekenis heeft (§ 6.2.1) Vervolgens komen de volgende vragen aan de orde: (i) wie is in geval van een stille cessie bevoegd om de vordering te innen en aan wie kan of moet de schuldenaar bevrijdend betalen, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de vraag welke rechtsgevolgen het faillissement van de cedent heeft voor de rechtspositie van de cessionaris (§ 6.2.2); (ii) in hoeverre is de schuldenaar na de stille cessie (nog) bevoegd om tegenvorderingen op de cedent of de cessionaris te verrekenen en om verweermiddelen in te roepen (§ 6.2.3) en (iii) is de schuldenaar, die niet van de stille cessie op de hoogte is, nog bevoegd is om met werking jegens de cessionaris met de cedent bepaalde rechtshandelingen ten aanzien van zijn schuld te verrichten, zoals een afstand of een wijziging van de vordering (§ 6.2.4). Na de bespreking van deze vragen zal art. 3:94 lid 3, tweede zin, BW worden geëvalueerd (§ 6.2.5). Tot slot wordt nog aandacht geschonken aan de “omzetting” van de stille cessie in een medegedeelde cessie (§ 6.3) en de paragraaf zal worden besloten met een enkele opmerking over het overgangsrecht (§ 6.4).
Het bewijsvereiste van een authentieke of geregistreerde, onderhandse akte en de betekenis van het ‘grondslagvereiste’ worden elders besproken, in § 7.2 en in § IX.5.