NJ 2021/237
Verzoek benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren is geen verzoek als bedoeld in art. 330 Sv. Geestelijk letsel als bedoeld in art. 6:106 onder b BW.
HR 15-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:889
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/04730
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS278332:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:889, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:384, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑04‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑11‑2020
- Wetingang
Art. 330, 361 Sv; art. 6:106 BW
Essentie
1. Verzoek om benadeelde partij op grond van art. 361 lid 3 Sv niet-ontvankelijk te verklaren is geen verzoek als bedoeld in art. 330 Sv. 2. Terecht oordeel dat sprake is van geestelijk letsel als bedoeld in art. 6:106 onder b BW.
Samenvatting
Ad 1. Het cassatiemiddel berust op de opvatting dat een verzoek van de verdachte om toepassing te geven aan het bepaalde in art. 361 lid 3 Sv moet worden aangemerkt als een verzoek om gebruik te maken van een bevoegdheid of van een recht door de wet toegekend als bedoeld in art. 330 Sv. Die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.