Procestaal: Italiaans.
HvJ EU, 25-11-2010, nr. C-47/09
ECLI:EU:C:2010:714
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
25-11-2010
- Magistraten
A. Tizzano, J.-J. Kasel, M. Ilešič, E. Levits, M. Berger
- Zaaknummer
C-47/09
- LJN
BO6213
- Roepnaam
Commissie/Italië
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2010:714, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 25‑11‑2010
Uitspraak 25‑11‑2010
A. Tizzano, J.-J. Kasel, M. Ilešič, E. Levits, M. Berger
Partij(en)
In zaak C-47/09,*
betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 30 januari 2009,
Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Clotuche-Duvieusart en D. Nardi als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verzoekster,
tegen
Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door P. Gentili, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verweerster,
wijst
HET HOF (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, J.-J. Kasel, M. Ilešič, E. Levits en M. Berger (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: Y. Bot,
griffier: L. Hewlett, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 10 juni 2010,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door de mogelijkheid te bieden om het adjectief ‘puur’ of de vermelding ‘pure chocolade’ toe te voegen op het etiket van chocoladeproducten die geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (PB L 197, blz. 19), en krachtens artikel 3 van richtlijn 2000/36 juncto artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109, blz. 29).
Rechtskader
Unierecht
2
De etikettering van cacao- en chocoladeproducten wordt geregeld door een ‘horizontale’ richtlijn, namelijk richtlijn 2000/13, en door een ‘verticale’ of ‘sectorale’ richtlijn, richtlijn 2000/36, die een lex specialis ten aanzien van richtlijn 2000/13 vormt.
Richtlijn 2000/36
3
Richtlijn 2000/36 beoogt gemeenschappelijke voorschriften vast te stellen voor de toevoeging aan cacao- en chocoladeproducten van andere plantaardige vetten dan cacaoboter, en de verkoopbenamingen te harmoniseren.
4
Met het oog op het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter luiden de punten 5, 6, 9 en 10 van de considerans van richtlijn 2000/36 als volgt:
- ‘(5)
In een aantal lidstaten is de toevoeging aan chocoladeproducten van andere plantaardige vetten dan cacaoboter tot een maximum van 5 % toegestaan.
- (6)
De toevoeging aan chocoladeproducten van bepaalde andere plantaardige vetten dan cacaoboter tot een maximum van 5 % dient in alle lidstaten te worden toegestaan. Die plantaardige vetten moeten cacaoboterequivalenten zijn en derhalve gedefinieerd zijn overeenkomstig technische en wetenschappelijke criteria.
[…]
- (9)
De consument moet met betrekking tot chocoladeproducten waaraan andere plantaardige vetten dan cacaoboter zijn toegevoegd, verzekerd zijn van juiste, neutrale en objectieve informatie in aanvulling op de lijst van ingrediënten.
- (10)
Anderzijds belet richtlijn 79/112/EEG niet dat in de etikettering van chocoladeproducten wordt vermeld dat er geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter zijn toegevoegd, mits de informatie juist, neutraal en objectief is en de consument er niet door wordt misleid.’
5
Met betrekking tot de verkoopbenamingen staat in punt 7 van de considerans van richtlijn 2000/36:
‘Om de eenheid van de interne markt te garanderen, moet elk chocoladeproduct dat binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt, binnen de Gemeenschap kunnen worden verhandeld onder de verkoopbenaming waarin overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn is voorzien.’
6
In artikel 2, leden 1 en 2, van die richtlijn is bepaald:
- ‘1.
De andere plantaardige vetten dan cacaoboter die in bijlage II worden omschreven en opgesomd, mogen aan de in deel A, punten 3, 4, 5, 6, 8 en 9, van bijlage I omschreven chocoladeproducten worden toegevoegd. Deze toegevoegde hoeveelheid mag na aftrek van het totale gewicht van de andere voor menselijke consumptie geschikte stoffen die daarin eventueel overeenkomstig deel B van bijlage I zijn verwerkt, niet meer bedragen dan 5 % van het eindproduct en het minimumgehalte aan cacaoboter of het totaalgehalte aan droge cacaobestanddelen mag daarbij niet worden verminderd.
- 2.
Chocoladeproducten die overeenkomstig lid 1 andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, mogen in alle lidstaten in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat de in artikel 3 omschreven etikettering van die producten wordt aangevuld met de volgende, opvallende en duidelijk leesbare vermelding: ‘bevat naast cacaoboter ook andere plantaardige vetten’. Deze vermelding staat in hetzelfde gezichtsveld als de lijst van ingrediënten, waarvan zij duidelijk gescheiden is, in een minstens even groot lettertype en vetgedrukt, en in de nabijheid van de verkoopbenaming; los daarvan kan de verkoopbenaming ook op een andere plaats staan.’
7
Artikel 3 van richtlijn 2000/36 luidt:
‘Richtlijn 79/112/EEG is op de in bijlage I omschreven producten van toepassing onder de hieronder genoemde voorwaarden.
- 1)
De in bijlage I genoemde verkoopbenamingen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de daar genoemde producten en moeten in de handel ter aanduiding van die producten worden gebruikt.
[…]
- 5)
De in bijlage I genoemde verkoopbenamingen ‘chocolade’, ‘melkchocolade’ en ‘chocoladecouverture’ mogen worden aangevuld met vermeldingen of aanduidingen betreffende kwaliteitscriteria, mits de producten:
- —
in het geval van chocolade, in totaal ten minste 43 % droge cacaobestanddelen bevatten, inclusief ten minste 26 % cacaoboter;
- —
in het geval van melkchocolade, in totaal ten minste 30 % droge cacaobestanddelen bevatten, alsmede ten minste 18 % droge melkbestanddelen, verkregen door gehele of gedeeltelijke dehydratatie van volle, halfvolle of magere melk, room, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde room, boter of melkvet, inclusief ten minste 4,5 % melkvet;
- —
in het geval van chocoladecouverture, ten minste 16 % vetvrije droge cacaobestanddelen bevatten.’
8
Artikel 4 van richtlijn 2000/36 bepaalt:
‘Voor de in bijlage I omschreven producten stellen de lidstaten geen nationale bepalingen vast die niet in deze richtlijn zijn vervat.’
Richtlijn 2000/13
9
Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 1979, L 33, blz. 1), is ingetrokken en vervangen bij richtlijn 2000/13. De verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn moeten dus worden opgevat als verwijzingen naar richtlijn 2000/13.
10
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 2000/13 luidt:
‘De etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd:
- a)
mogen de koper niet kunnen misleiden, onder meer:
- i)
ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel en met name van de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging,
- ii)
door aan het levensmiddel effecten of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit,
- iii)
door hem te suggereren dat het levensmiddel bijzondere kenmerken vertoont, hoewel alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde kenmerken bezitten;
- b)
mogen, onder voorbehoud van de communautaire bepalingen ten aanzien van natuurlijk mineraalwater en voor een bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, aan levensmiddelen geen eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziekte van de mens, of toespelingen maken op dergelijke eigenschappen.’
Nationaal recht
11
Artikel 28, lid 1, van Legge 1o marzo 2002, n. 39, recante disposizioni per l'adempimento di obblighi derivanti dall'appartenenza dell'Italia alle Comunità europee — Legge comunitaria 2001 (Italiaanse wet nr. 39 van 1 maart 2002 houdende bepalingen tot uitvoering van uit het lidmaatschap van de Europese Gemeenschappen voortvloeiende verplichtingen — Gemeenschapswet 2001) (gewoon supplement bij GURI nr. 72 van 26 maart 2002; hierna: ‘legge nr. 39/2002’), luidt:
‘Uitvoering van richtlijn 2000/36/EG inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie
De uitvoering van richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie, beantwoordt aan de volgende richtinggevende beginselen en criteria:
- a)
er wordt gewaarborgd dat de etikettering van cacao- en chocoladeproducten niet alleen de transparantie verzekert, maar ook een andere vermelding bevat naargelang het goed is geproduceerd met toevoeging van andere plantaardige vetten dan cacaoboter of uitsluitend met cacaoboter; in het eerste geval moet het etiket de vermelding ‘chocolade’ bevatten, terwijl in het tweede geval de vermelding ‘pure chocolade’ kan worden gebruikt;
- b)
er worden kwaliteitscertificeringsregelingen vastgesteld voor typische producten die uitsluitend cacaoboter gebruiken voor de productie van chocolade.’
12
Artikel 6, lid 1, van Decreto legislativo 12 giugno 2003, n. 178, di attuazione della direttiva 2000/36/CE, relativa ai prodotti di cacao e di cioccolato destinati all'alimentazione umana (Italiaans wetsbesluit nr. 178 van 12 juni 2003 houdende uitvoering van richtlijn 2000/36/EG inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie) (GURI nr. 165 van 18 juli 2003; hierna: ‘decreto legislativo nr. 178/2003’), bepaalt:
‘Gebruik van de vermelding ‘pure chocolade’
Voor de in bijlage I, punten 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, vermelde chocoladeproducten, die geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, met uitzondering van de vulling indien deze niet uit cacao- of chocoladeproducten bestaat, kan het etiket als aanvulling op of bestanddeel van de verkoopbenaming de term ‘puur’ gekoppeld aan de term ‘chocolade’ bevatten, of de vermelding ‘pure chocolade’ elders op het etiket.’
13
In artikel 7, lid 8, van dat decreto legislativo is bepaald:
‘Geldboeten
Eenieder die de term ‘puur’ gekoppeld aan de term ‘chocolade’ gebruikt op het etiket van de in bijlage I, punten 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, vermelde producten, die andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, met uitzondering van de vulling indien deze niet uit cacao- of chocoladeproducten bestaat, kan worden bestraft met een administratieve geldboete die niet minder dan 3 000 en niet meer dan 8 000 EUR mag bedragen.’
Precontentieuze procedure
14
Bij brief van 22 maart 2004 heeft de Commissie de aandacht van de Italiaanse autoriteiten gevestigd op de onverenigbaarheid van legge nr. 39/2002 en van decreto legislativo nr. 178/2003 met de richtlijnen 2000/13 en 2000/36. De Italiaanse autoriteiten hebben geantwoord bij nota van 23 april 2004 van het ministerie van Productieactiviteiten.
15
Van oordeel dat dit antwoord niet voldoende was, heeft de Commissie de niet-nakomingsprocedure van artikel 226 EG ingeleid en de Italiaanse Republiek derhalve op 13 oktober 2004 een aanmaningsbrief gestuurd.
16
Aangezien een antwoord van de Italiaanse autoriteiten uitbleef, heeft de Commissie bij brief van 5 juli 2005 een met redenen omkleed advies gestuurd waarbij zij deze lidstaat verzocht de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst ervan gevolg te geven aan dit advies.
17
In antwoord daarop hebben de Italiaanse autoriteiten bij brieven van 21 oktober en 4 november 2005 hun bedoeling te kennen gegeven om de artikelen 6 en 7 van decreto legislativo nr. 178/2003 te wijzigen en op die basis verzocht om de onderhavige procedure te sluiten.
18
Na te hebben vastgesteld dat de situatie ondanks latere briefwisseling ongewijzigd bleef, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.
Beroep
Argumenten van partijen
19
De Commissie betoogt dat de Italiaanse regeling, door in artikel 28, lid 1, van legge nr. 39/2002 en in artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 de mogelijkheid te bieden om de etikettering van chocoladeproducten en meer bepaald de in bijlage I bij dit decreto legislativo genoemde verkoopbenamingen voor producten die geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, aan te vullen met het adjectief ‘puur’ of met de vermelding ‘pure chocolade’, een extra benaming heeft ingevoerd voor chocoladeproducten naargelang deze als ‘puur’ of ‘niet puur’ kunnen worden beschouwd. Dat onderscheid vormt in wezen een overtreding van artikel 3, leden 1 en 5, van richtlijn 2000/36 en is in strijd met de rechtspraak van het Hof, volgens hetwelk chocoladeproducten die tot een maximum van 5 % van bepaalde plantaardige vetten bevatten, identiek zijn (arrest van 16 januari 2003, Commissie/Italië, C-14/00, Jurispr. blz. I-513, punt 87).
20
De Commissie herinnert eraan dat het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter streng geregeld is. Niet alleen is dat gebruik beperkt tot zes stoffen die uitputtend in bijlage II bij richtlijn 2000/36 zijn opgesomd, maar de toevoeging van die stoffen mag bovendien niet meer dan 5 % van het eindproduct bedragen. Zoals punt 9 van de considerans van die richtlijn vereist, moet de informatie betreffende de aanwezigheid van plantaardige vetten bovendien juist, neutraal en objectief zijn en mag de consument er niet door worden misleid. Bijgevolg bepaalt artikel 2, lid 2, van die richtlijn dat de vermelding ‘bevat naast cacaoboter ook andere plantaardige vetten’ moet staan ‘in de nabijheid van’ en niet in de verkoopbenaming. De gemeenschapswetgever wil dat de consument van het al dan niet aanwezig zijn van andere plantaardige vetten dan cacaoboter in het chocoladeproduct wordt ingelicht via het etiket en niet via het gebruik van een andere verkoopbenaming.
21
Volgens de Commissie is het door de Italiaanse regeling gemaakte onderscheid om twee redenen misleidend voor de gemiddelde consument. Het gebruik van het adjectief ‘puur’ is namelijk niet juist, neutraal of objectief en is dus op zich misleidend.
22
Om te beginnen verleent de term ‘puur’ automatisch een negatieve connotatie aan het product dat deze vermelding niet bevat.
23
Vervolgens wordt de consument door de omstandigheid dat er twee categorieën chocoladeproducten zijn ingevoerd waar de wet slechts in één categorie voorziet, misleid doordat hij gaat denken dat er twee categorieën chocolade bestaan.
24
Tot slot is de vermelding ‘pure chocolade’ niet voldoende duidelijk om de consument in te lichten over de omstandigheid dat de betrokken chocolade alleen cacaoboter bevat, zonder toevoeging van andere plantaardige vetten.
25
De Italiaanse Republiek betwist niet dat de in bijlage I bij richtlijn 2000/36 vermelde verkoopbenamingen verplicht zijn en uitputtend zijn opgesomd. Zij betoogt echter dat de verkoopbenaming niet het enige bestanddeel van het etiket is. Het is duidelijk dat de lidstaten andere vermeldingen op het etiket kunnen toevoegen, in het bijzonder om de consument in te lichten over de omstandigheid dat er geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter zijn gebruikt. Op het etiket kunnen dus alle vermeldingen worden opgenomen die geen verwarring creëren met de verkoopbenaming, die de in bijlage I genoemde moet blijven.
26
De Italiaanse wetgever had niet de bedoeling om een nieuwe verkoopbenaming in te voeren noch een vermelding van een kwaliteitscriterium dat niet op een hoger cacaogehalte dan het vereiste minimum, maar op het uitsluitende gebruik van cacaoboter is gebaseerd. Het adjectief ‘puur’ heeft geen kwalitatieve connotatie, maar is louter beschrijvend. Het dient dan ook slechts ter aanduiding van de samenstelling van het betrokken product, zonder dat a priori wordt geoordeeld over de al dan niet hogere kwaliteit daarvan. Artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 is dus in overeenstemming met artikel 3, leden 1 en 5, van richtlijn 2000/36.
27
Volgens de Italiaanse Republiek wordt met de toevoeging van het adjectief ‘puur’ aangeduid dat uitsluitend cacaoboter als plantaardig vet is gebruikt, en geen enkel ander plantaardig vet. Dit verklaart waarom de toevoeging van het adjectief ‘puur’ aan de verkoopbenaming geen gevolgen heeft voor deze benaming, die ongewijzigd blijft. Om die reden kan niet worden gesteld dat er een nieuwe, niet in bijlage I bij richtlijn 2000/36 genoemde verkoopbenaming is ingevoerd.
28
De Italiaanse Republiek stelt dat de uitdrukking ‘pure chocolade’ louter beschrijvend is, aangezien zij de consument enkel een inlichting verstrekt waarop hij recht heeft volgens punt 10 van de considerans van de richtlijnen 2000/36 en 2000/13. Aan de hand van die inlichting beslist de consument vervolgens vrij aan welk product hij de voorkeur geeft. In een context waarin de consument volkomen op de hoogte is van het feit dat chocoladeproducten ook andere plantaardige vetten dan cacaoboter kunnen bevatten, worden dergelijke vermeldingen juist opgevat als informatie over het al dan niet aanwezig zijn van die plantaardige vetten.
Beoordeling door het Hof
Grief inzake schending van de uit artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/36 en artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13 voortvloeiende verplichtingen
29
Met betrekking tot de niet-nakoming van de uit artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/36 en artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13 voortvloeiende verplichtingen dient om te beginnen te worden vastgesteld dat, zoals de Commissie heeft opgemerkt, artikel 3 van richtlijn 2000/36 de verkoopbenamingen van voor menselijke consumptie bestemde cacao- en chocoladeproducten volledig heeft geharmoniseerd om de eenheid van de interne markt te waarborgen. De in bijlage I bij richtlijn 2000/36 genoemde verkoopbenamingen zijn overeenkomstig artikel 3, lid 1, van deze richtlijn zowel verplicht als voorbehouden voor de in die bijlage omschreven producten. De toevoeging van adjectieven betreffende de kwaliteit is enkel mogelijk indien de specifieke voorwaarden van artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36 worden nageleefd. Bovendien bepaalt artikel 4 van die richtlijn dat de lidstaten voor de in bijlage I omschreven producten geen nationale bepalingen vaststellen die niet in richtlijn 2000/36 zelf zijn vervat. Bijgevolg heeft artikel 3 van deze richtlijn de verkoopbenamingen van chocoladeproducten, waarvan de Italiaanse Republiek overigens nooit heeft betwist dat zij dwingend zijn, volledig geharmoniseerd.
30
Die uitlegging wordt bovendien bevestigd door de ontstaansgeschiedenis van die richtlijn. In de zevende overweging van de considerans van richtlijn 73/241/EEG van de Raad van 24 juli 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake voor menselijke voeding bestemde cacao- en chocoladeproducten (PB L 228, blz. 23), staat ‘dat in sommige lidstaten het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter in chocoladeproducten is toegestaan en dat van deze machtiging in ruime mate gebruik wordt gemaakt; dat echter nu nog niet kan worden beslist of en op welke voorwaarden het gebruik van deze vetten tot de gehele Gemeenschap kan worden uitgebreid, aangezien het niet mogelijk is om aan de hand van de momenteel beschikbare economische en technische gegevens een definitief standpunt te bepalen en de situatie bijgevolg in het licht van de toekomstige ontwikkeling opnieuw zal moeten worden bezien’.
31
Op het tijdstip van de vaststelling van richtlijn 73/241 kon de gemeenschapswetgever dus, gelet op de verschillen tussen de regelingen van de lidstaten, nog geen definitief standpunt bepalen over de gevolgen van het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter in chocoladeproducten op het gebied van benaming of etikettering. De Raad van de Europese Unie stelde inzake het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter bijgevolg slechts een voorlopige regeling vast die, overeenkomstig artikel 14, lid 2, sub a, van die richtlijn, na drie jaar opnieuw moest worden bezien.
32
De gemeenschapswetgever heeft bij richtlijn 2000/36 bepaald dat de toevoeging van plantaardige substituutvetten niet meebrengt dat andere benamingen voor die producten worden gebruikt, maar dat aanvullende informatie op het etiket staat. Met betrekking tot chocoladeproducten waaraan andere plantaardige vetten dan cacaoboter zijn toegevoegd, verzekert artikel 2 van richtlijn 2000/36, gelezen tegen de achtergrond van punt 9 van de considerans van deze richtlijn, dat de consument juiste, neutrale en objectieve informatie wordt verstrekt over het betrokken product, in aanvulling op de lijst van ingrediënten, door het gebruik van de formulering ‘bevat naast cacaoboter ook andere plantaardige vetten’.
33
In dit verband staat, zonder dat echter het gebruik van een specifieke vermelding wordt voorgeschreven, in punt 10 van de considerans van richtlijn 2000/36 dat in de etikettering kan worden vermeld dat er geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter zijn toegevoegd, mits de informatie juist, neutraal en objectief is en de consument er niet door wordt misleid.
34
Met betrekking tot de vraag of de Italiaanse regelgeving verenigbaar is met de bepalingen van richtlijn 2000/36, zoals die reeds in herinnering gebracht en toegelicht zijn, dient in de eerste plaats te worden vastgesteld dat artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 bepaalt dat voor sommige chocoladeproducten die geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, het etiket als aanvulling op of bestanddeel van de verkoopbenaming de term ‘puur’ gekoppeld aan de term ‘chocolade’ kan bevatten. Indien de toevoeging aan de term ‘chocolade’ van de woorden ‘melk’, ‘wit’ of ‘gevuld’ telkens moet worden beschouwd als een nieuwe verkoopbenaming, is dit ook het geval voor de toevoeging van het woord ‘puur’.
35
Richtlijn 2000/36 vermeldt de verkoopbenaming ‘pure chocolade’ echter niet en voorziet evenmin in de invoering van die benaming door de nationale wetgever.
36
Door een dergelijke wijziging van de verkoopbenamingen toe te staan, is artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 dan ook in strijd met de verplichte en uitputtende regeling van de verkoopbenamingen die in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/36 is ingevoerd en door artikel 4 van die richtlijn wordt omlijnd.
37
In de tweede plaats voldoet de door de Italiaanse wetgever ingevoerde regeling van dubbele benaming, zoals de Commissie betoogt, evenmin aan de eisen van artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13, dat bepaalt dat de consument over juiste, neutrale en objectieve informatie moet beschikken waardoor hij niet wordt misleid.
38
De Italiaanse Republiek heeft weliswaar terecht benadrukt dat de consument recht heeft op juiste informatie, maar een wijziging van de verkoopbenamingen, zoals hier aan de orde, is geen geschikte methode om dat doel te bereiken.
39
Het Hof heeft namelijk reeds geoordeeld dat de toevoeging van andere plantaardige vetten dan cacaoboter aan cacao- en chocoladeproducten die de in richtlijn 73/241 — thans vervangen door richtlijn 200/36 — vastgestelde minimumgehalten bevatten, de aard van deze producten niet dermate fundamenteel wijzigt dat zij andere producten worden (zie arrest van 16 januari 2003, Commissie/Spanje, C-12/00, Jurispr. blz. I-459, punt 92, en arrest Commissie/Italië, reeds aangehaald, punt 87).
40
Blijkens die rechtspraak leidt het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter binnen de grenzen van artikel 2, lid 1, van richtlijn 2000/36 op zich niet tot een wijziging van die producten die volstaat om een verschillende verkoopbenaming te rechtvaardigen.
41
Een neutrale en objectieve vermelding, op een ander deel van het etiket, van de afwezigheid van andere plantaardige vetten dan cacaoboter in het product, volstaat daarentegen om de consument juist in te lichten (zie in die zin reeds aangehaalde arresten Commissie/Spanje, punt 93, en Commissie/Italië, punt 88).
42
Ook al is het gebruik van het adjectief ‘puur’ volgens de Italiaanse regelgeving niet verplicht, suggereert de omstandigheid dat andere verkoopbenamingen zijn toegestaan dan die welke richtlijn 2000/36 noemt, bijgevolg dat de wezenlijke kenmerken van de betrokken producten verschillen.
43
Aangezien op basis van artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 twee categorieën verkoopbenamingen kunnen worden gehandhaafd die in wezen eenzelfde product aanduiden, kan de consument derhalve door dit artikel worden misleid en kan het dus het recht van de consument op juiste, neutrale en objectieve informatie aantasten.
44
Gelet op het voorgaande is voormeld artikel 6 in strijd met de eisen van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/36 en van artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13. De eerste grief is dus gegrond.
Grief inzake schending van de uit artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36 voortvloeiende verplichtingen
45
Teneinde de onderhavige grief van de Commissie te beantwoorden, dient te worden vastgesteld dat, zoals in de punten 29 tot en met 36 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, artikel 3 van richtlijn 2000/36, zoals omlijnd door artikel 4 van deze richtlijn, de verkoopbenamingen van chocoladeproducten volledig heeft geharmoniseerd. In het kader van die verplichte en uitputtende regeling is de toevoeging van adjectieven betreffende de kwaliteit enkel mogelijk indien de specifieke voorwaarden van artikel 3, lid 5, van deze richtlijn worden nageleefd.
46
Artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 leeft die voorwaarden helemaal niet na, maar voorziet in de mogelijkheid dat voor bepaalde chocoladeproducten, waaronder die welke in artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36 zijn vermeld, de term ‘puur’ wordt toegevoegd aan of ingevoegd in de term ‘chocolade’ in de verkoopbenamingen wanneer die producten geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten.
47
Doordat het de mogelijkheid biedt om de verkoopbenamingen van de in artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36 vermelde producten aan te vullen met een dergelijke vermelding, die een kwaliteitscriterium betreft, beantwoordt artikel 6 van decreto legislativo nr. 178/2003 niet aan de eisen van die bepaling.
48
De tweede grief moet dan ook worden aanvaard.
49
Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door de mogelijkheid te bieden om de verkoopbenaming van chocoladeproducten die geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, met het adjectief ‘puur’ aan te vullen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36 en krachtens artikel 3, lid 1, van deze richtlijn juncto artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13.
Kosten
50
Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Italiaanse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.
Het Hof (Eerste kamer) verklaart:
- 1)
Door de mogelijkheid te bieden om de verkoopbenaming van chocoladeproducten die geen andere plantaardige vetten dan cacaoboter bevatten, met het adjectief ‘puur’ aan te vullen, is de Italiaanse Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 3, lid 5, van richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie, en krachtens artikel 3, lid 1, van deze richtlijn juncto artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame.
- 2)
De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑11‑2010