NJ 1958/325
Moord te Heer. Het niet uitdrukkelijk afzien van het horen van een getuige door één van de verdachten heeft i.c. geen nietigheid ten gevolge. Niet-naleving van art. 363 Sv. leidt niet tot nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg. Voldoende duidelijke (alternatieve) t.l.l. Het tezamen en in vereniging uitlokken van het misdrijf kon worden bewezen verklaard. „Medeplegen van het opzettelijk uitlokken van het medeplegen van moord". Medeplegen van moord kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Motivering van gevangenisstraf van 12 jaar bij verminderde toerekenbaarheid.
HR 13-05-1958, ECLI:NL:HR:1958:72, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 mei 1958
- Magistraten
Mrs. van der Meulen, van Berckel, Westerouen van Meeteren, Kazemier [Rapp.], Dubbink
- Zaaknummer
[13051958/NJ_1958-325]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS137404:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1958:72, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑05‑1958
- Wetingang
Essentie
Moord te Heer. Het niet uitdrukkelijk afzien van het horen van een getuige door één van de verdachten heeft i.c. geen nietigheid ten gevolge. Niet-naleving van art. 363 Sv. leidt niet tot nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg. Voldoende duidelijke (alternatieve) t.l.l. Het tezamen en in vereniging uitlokken van het misdrijf kon worden bewezen verklaard. „Medeplegen van het opzettelijk uitlokken van het medeplegen van moord". Medeplegen van moord kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Motivering van gevangenisstraf van 12 jaar bij verminderde toerekenbaarheid.
Samenvatting
Nu het p.-v. van de t.r.z. van het Hof niet vermeldt, dat ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.