Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Belastingwet BES
Artikel 8.16
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip inwerkingtreding: 00.00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 20995 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Belastingwet BES (16-12-2010, Stb. 845).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Voor belastingaanslagen als genoemd in artikel 8.57, vierde lid, van de wet, kan de ontvanger uitstel van betaling verlenen, mits voldoende zekerheid is gesteld.
2.
Het uitstel van betaling eindigt na ten hoogste tien jaren, te rekenen vanaf de laatste dag van het kalenderjaar waarin de belastingschuldige de BES eilanden metterwoon heeft verlaten.
3.
Het uitstel van betaling wordt beëindigd ingeval:
- a.
de aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen, welke aan het uitstel ten grondslag liggen, worden vervreemd in de zin van artikel 11, vijfde lid, onderdelen a tot en met f, van de Wet inkomstenbelasting BES, voor zover de betaling van inkomstenbelasting aan deze aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen kan worden toegerekend;
- b.
de vennootschap waarin de aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen, welke aan het uitstel ten grondslag liggen, worden gehouden haar onderneming geheel of nagenoeg geheel heeft gestaakt en haar reserves geheel of nagenoeg geheel heeft uitgekeerd;
- c.
geen onderneming is gedreven en de vennootschap haar reserves geheel of nagenoeg geheel heeft uitgekeerd, mits de uitkering van substantiële omvang is;
- d.
de ontvanger redelijkerwijs van oordeel is dat de verhaalbaarheid van de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend in gevaar komt.
4.
Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, b of c, stelt de belastingschuldige de ontvanger hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.
5.
Artikel 8.18, onderdeel a, is niet van toepassing.