NJ 2019/103
1. ‘Gevaarlijk dier’ a.b.i. art. 425 aanhef en onder 2° Sr. 2. Voorwaardelijk opzet en aanmerkelijke kans.
HR 29-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:718, m.nt. H.D. Wolswijk
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 mei 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.L.J. van Strien, J.C.A.M. Claassens, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/02401
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
H.D. Wolswijk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS29379:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:718, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:106, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑12‑2016
- Wetingang
Art. 425 aanhef en onder 2° Sr
Essentie
1. ‘Gevaarlijk dier’ a.b.i. art. 425 aanhef en onder 2° Sr. 2. Voorwaardelijk opzet en aanmerkelijke kans.
Samenvatting
Ad 1. De opvatting dat slechts dan sprake kan zijn van een ‘gevaarlijk dier’ a.b.i. art. 425 aanhef en onder 2 Sr indien het dier gevaren oplevert voor mensen, is onjuist.
Ad 2. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg — zoals i.c. de beschadiging van een hond — is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Onder ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans’ moet worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.