Rb. Zwolle-Lelystad, 08-12-2008, nr. 151978 JZ RK 08-925
ECLI:NL:RBZLY:2008:BG8871
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
08-12-2008
- Zaaknummer
151978 JZ RK 08-925
- LJN
BG8871
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2008:BG8871, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 08‑12‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 08‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Wet op de jeugdzorg (Wjz). Toetsingspunten voor de instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper bij gesloten jeugdzorg.
Partij(en)
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaak/rolnr.: 151978 JZ RK 08-925
datum: 8 december 2008
beschikking van de kinderrechter
inzake
BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL,
gevestigd te Zwolle,
vertegenwoordigd door W.J. Steenbergen,
hierna als de gezinsvoogdijinstelling aangeduid,
verzoekster,
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [datum] 1994 in de gemeente [plaats],
hierna als [minderjarige] aangeduid,
kind van:
1. [moeder],
en
2. [vader],
beiden wonende te [plaats],
mr. L.H. Pomp, advocaat te Apeldoorn,
hierna als de moeder respectievelijk de vader aangeduid,
belanghebbenden.
De moeder en de vader zijn belast met het gezag.
Het procesverloop
De gezinsvoogdijinstelling heeft op 01 december 2008 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift ingediend tot machtiging uithuisplaatsing.
Omdat machtiging is verzocht tot plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is aan het bureau rechtsbijstandvoorziening bevolen een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- -
een verklaring van een gedragswetenschapper d.d. 21 november 2008;
- -
een indicatiebesluit d.d. 3 december 2008.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 8 december 2008.
Verschenen zijn:
- -
de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat;
- -
W.J. Steenbergen namens de gezinsvoogdijinstelling.
[minderjarige] heeft, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle, gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
Vaststaande feiten
[minderjarige] verblijft elders.
Bij beschikking van 10 juni 2008 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] tot
- 10.
juni 2009 onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdijinstelling.
Tevens is bij die beschikking de gezinsvoogdijinstelling gemachtigd [minderjarige] tot 10 juli 2008 uit huis te plaatsen in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs.
Bij beschikkingen van 9 en 11 september 2008 en van 20 en 27 oktober 2008 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de gezinsvoogdijinstelling voorlopig gemachtigd [minderjarige] tot 13 november 2008 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Bij beschikking van 10 november 2008 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de gezinsvoogdijinstelling gemachtigd [minderjarige] tot 11 december 2008 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Beoordeling van de zaak
De gezinsvoogdijinstelling verzoekt verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de termijn van het indicatiebesluit.
Ter onderbouwing van haar verzoek verwijst de gezinsvoogdijinstelling naar de overgelegde stukken.
Zowel de advocaat van [minderjarige] als ook de advocaat van de vader en de moeder maakt bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. Zij wijzen erop dat de verklaring van de gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29 b van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) niet voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen. De verklaring vermeldt een oudere datum dan het verzoekschrift met indicatiebesluit van de gezinsvoogdijinstelling waarbij verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt verzocht. Er kan derhalve geen sprake zijn van instemming daarmee, zoals de wet voorschrijft. Bovendien lijkt de verklaring meer een basis voor behandeling te zijn dan een instemmingsverklaring zoals de wet bedoelt. Tenslotte wijzen zij erop dat de gezinsvoogdijinstelling nu uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verzoekt, terwijl afgelopen zomer nog volstaan kon worden met uithuisplaatsing van [minderjarige] in een open instelling.
Naar het oordeel van de kinderrechter geldt als uitgangspunt dat uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg een vrijheidsontneming is die onder het bereik van het EVRM valt. De daartoe strekkende machtiging is van algemene aard en kan in alle accommodaties voor gesloten jeugdzorg ten uitvoer gelegd worden. Het karakter van de accommodatie, zoals bijvoorbeeld het gebouw, omliggend terrein en de inrichting daarvan doet niet ter zake. Uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg grijpt diep in in de persoonlijke levenssfeer van betrokkene en is dan ook de meest vergaande kinderbeschermingsmaatregel. De Wjz bevat voor het afgeven van de daartoe strekkende machtiging kwaliteitswaarborgen, die naar het oordeel van de kinderrechter, strikt dienen te worden toegepast. Met name is in deze zaak artikel 29b, vijfde lid, van die wet van belang, waarin wordt voorgeschreven dat een gedragswetenschapper de zogenaamde instemmingsverklaring afgeeft. De instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper is een hulpmiddel bij de rechterlijke toetsing ter beantwoording van de vraag of aan de wettelijke criteria voor uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is voldaan.
Uit vorenstaande vloeien enkele toetsingspunten voort waaraan de verklaring als bedoeld in artikel 29b Wjz dient te voldoen. Zo kan de gedragswetenschapper zich niet beperken tot een herformulering van het wettelijk criterium voor plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De verklaring dient deugdelijk en controleerbaar te zijn gemotiveerd. De kinderrechter is het met de advocaten van [minderjarige] en zijn ouders eens dat de overgelegde verklaring meer geschreven is vanuit het behandelingsperspectief dan als hulpmiddel bij de toetsing van het verzoek. Ook mag de gedragswetenschapper niet betrokken zijn bij de opstelling van het verzoekschrift en indicatiebesluit tot het verkrijgen van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg op straffe van schending op zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de totstandkoming van het verzoek en het indicatiebesluit. Ook een zekere distantie ten opzichte van de eventuele behandeling van de minderjarige is vereist.
De gedragswetenschapper dient ingevolge het vijfde lid van artikel 29b Wjz kort te voren met het oog op de afgifte van de instemmingsverklaring de minderjarige te hebben onderzocht. Over het onderzoek en het contact tussen [minderjarige] en de gedragswetenschapper staat in de verklaring vermeld dat de gedragswetenschapper gesprekken met [minderjarige] heeft gehad, hem op de groep heeft geobserveerd en dat hij dossieronderzoek heeft verricht.
Naar het oordeel van de kinderrechter blijkt onvoldoende dat de gedragswetenschapper kort tevoren juist met het oog op het afgeven van deze instemmingsverklaring [minderjarige] heeft onderzocht. Het kort te voren onderzoeken van de minderjarige door de gedragswetenschapper is naar het oordeel van de kinderrechter een essentieel wettelijk vereiste.
Ook kan niet gezegd worden dat er sprake is van een instemmingsverklaring nu het verzoek en indicatiebesluit later zijn gedateerd dan de verklaring. Gesteld noch gebleken is dat de gedragswetenschapper bij het opstellen van zijn verklaring al over de tekst van het verzoekschrift beschikte. In het verzoek wordt ter motivering juist naar die verklaring verwezen.
Gelet op het vorenstaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat de overgelegde verklaring als bedoeld in artikel 29b, vijfde lid, Wjz niet voldoet aan de daaraan te stellen vereisten. Reeds om die reden dient in beginsel het verzoek van de gezinsvoogdijinstelling te worden afgewezen.
De kinderrechter wil nog opmerken dat de gezinsvoogdijinstelling ervoor verantwoordelijk is dat een verklaring wordt overgelegd. De gedragswetenschapper is, gelet op zijn professie en de aan hem verstrekte wettelijke opdracht, verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verklaring.
Tijdens de zitting bleek dat er een concept behandelplan bestaat. Bespreking daarvan zou plaatsvinden daags na de zitting, zodat het plan en de uitkomsten van de bespreking van dat plan, tijdens de zitting niet beschikbaar waren. Niet alleen de advocaten van [minderjarige] en zijn ouders, maar ook van de kant van de gezinsvoogdijinstelling wordt aangegeven dat naar aanleiding van het nog niet in de procedure ingebrachte concept behandelplan, de nodige kritische vragen te stellen zijn. Op geen enkele wijze is naar het oordeel van de kinderrechter onderbouwd waarom een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor een half jaar verstrekt zou dienen te worden.
De vader en de moeder dringen aan op behandeling van [minderjarige]. De kinderrechter leidt hieruit af dat een afwijzing van het verzoek van de gezinsvoogdijinstelling zonder enige termijnstelling, hetgeen in beginsel zal leiden tot terugkeer van [minderjarige] binnen enkele dagen naar huis, niet door hen gewenst wordt. De kinderrechter zal daarom het verzoek voor
6 weken toewijzen zodat alle betrokkenen zich op de ontstane situatie kunnen beraden.
De kinderrechter komt op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gekomen dan ook tot de slotsom dat wegens ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken het noodzakelijk is de gezinsvoogdijinstelling te machtigen [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing zal worden toegewezen voor de duur van 6 weken en voor de overige periode worden afgewezen.
Aan de plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen, conform het Besluit Justitiële Kinderbescherming en Vrijwillige Jeugdhulpverlening.
Beslissing
Verleent de gezinsvoogdijinstelling machtiging de minderjarige voornoemd met ingang van 11 december 2008 tot 22 januari 2009 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
F.A. Paasman als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2008.
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de kinderrechter kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden na de datum van de uitspraak.
Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.