Einde inhoudsopgave
Regeling wapens en munitie
Artikel 39
Geldend
Geldend vanaf 07-03-2002
- Bronpublicatie:
21-02-2002, Stcrt. 2002, 45 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 5134902/DBZ/01)
- Inwerkingtreding
07-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-2002, Stcrt. 2002, 45 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 5134902/DBZ/01)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
1.
Van het verbod van artikel 14, eerste lid en 22, eerste lid van de wet, wordt vrijstelling verleend aan de houder van een geldige jachtakte, voor zover het betreft het ter beoefening door hem van de jacht tijdelijk doen uitgaan of binnenkomen, alsmede vervoeren, van de in die jachtakte omschreven jachtgeweren, die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede voor ten hoogste 1000 patronen voor die geweren tezamen.
2.
De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voor de houder van een jachtakte als bedoeld in artikel 16a van de Jachtwet vanaf de zevende dag vóór tot en met de zevende dag ná het tijdvak waarvoor die jachtakte geldig is.
3.
Voor ingezetenen van één van de bij de Europese Unie aangesloten lidstaten geldt de vrijstelling slechts indien zij beschikken over een door de autoriteiten in die lidstaat afgegeven Europese vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld.