NJ 1929, p. 1414
Hazardspel. Handelingen v. e. medeverdachte als bewijsmateriaal. Gebruik in hooger beroep van eigen waarneming v. d. rechter in eersten aanleg. Motiveering v. d. last tot vernietiging v. voorwerpen.
HR 21-01-1929, ECLI:NL:HR:1929:225, m.nt. Prof. Mr. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 januari 1929
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Savelberg, Jhr. Feith, Taverne, Van Dijck.
- Zaaknummer
[21011929/NJ_1929,_p._1414]
- Conclusie
Conclusie van den Procureur-Generaal.
- Noot
Prof. Mr. B.M. Taverne
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS151197:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:225, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑01‑1929
- Wetingang
(Sr art. 254bis; Sv art. 340, 341, 354, 423.)
Essentie
Hazardspel. Handelingen v. e. medeverdachte als bewijsmateriaal. Gebruik in hooger beroep van eigen waarneming v. d. rechter in eersten aanleg. Motiveering v. d. last tot vernietiging v. voorwerpen.
Samenvatting
De Rb. kon het bewezenverklaarde uit de bewijsmiddelen afleiden en beslissen, dat dat bewezen verklaarde oplevert het opzettelijk het publiek gelegenheid tot hazardspel geven.
Noch in art. 341 Sv., noch elders is verboden bewijs te ontleenen aan handelingen van een medeverdachte.
Waar het proces-verbaal der terechtzitting in eersten aanleg melding maakt van de voor de Rb. gehouden demonstratie en de daarbij verkregen uitkomsten, mocht het Hof bij de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.