HR, 17-12-2019, nr. 18/00483
ECLI:NL:HR:2019:1969
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-12-2019
- Zaaknummer
18/00483
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1969, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑12‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Actieve omkoping van een ambtenaar door Statenlid van Sint Maarten giften te doen t.b.v. o.m. vergunningsaanvragen van een bordeel (art. 183.1 Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (oud)) en feitelijke leiding geven aan niet doen van belastingaangifte begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd (art. 49.1.a Algemene landsverordening Landsbelastingen). 1. Verwerping verweer strekkende tot n-o verklaring OM en 2. Bewijsklacht. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/00484 A en 18/02849 A.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/00483
Datum 17 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 13 december 2017, nummer H 46/2015, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019.