Rb. Noord-Holland, 23-11-2020, nr. C/15/309392 / FA RK 20-5979
ECLI:NL:RBNHO:2020:10006
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
23-11-2020
- Zaaknummer
C/15/309392 / FA RK 20-5979
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2020:10006, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 23‑11‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0356
Uitspraak 23‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Op grond van een op 31 oktober 2020 in werking getreden wijziging in artikel 6:5, aanhef en onder b, van de Wvggz (Stb. 2020, 404), kan een eerste zorgmachtiging voor een maximale duur van twaalf maanden worden verleend indien de zorgmachtiging aansluit op een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ (hierna ook: BOPZ-machtiging).
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/309392 / FA RK 20-5979
beschikking van de enkelvoudige kamer van 23 november 2020,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] , te [plaats] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. M. van der Weide, gevestigd te Alkmaar
1. Procedure
1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 november 2020, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
de medische verklaring van 30 oktober 2020;
- -
het zorgplan van 15 september 2020;
- -
de zorgkaart van 5 oktober 2020;
- -
de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 november 2020;
- -
een overzicht van de politiemutaties van 25 juni 2020 tot en met 25 september 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
23 november 2020. Hoewel uitgangspunt binnen de Wvggz is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de afgekondigde landelijke maatregelen ter beperking van de verspreiding van het virus. De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, afdoende is gewaarborgd door deelname van de advocaat aan de zitting en de eigen inbreng van betrokkene.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- -
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- -
[arts] , arts;
- -
[casemanager] , casemanager.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
2. Beoordeling
2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, een stoornis in het gebruik van middelen en zwakbegaafdheid.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
- -
levensgevaar;
- -
ernstig lichamelijk letsel;
- -
ernstige psychische schade;
- -
ernstige verwaarlozing;
- -
maatschappelijke teloorgang;
- -
een bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- -
de algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen is besproken ter zitting, worden voor de volledige duur van de zorgmachtiging de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht:
- -
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- -
het beperken van bewegingsvrijheid;
- -
het insluiten van betrokkene;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- -
onderzoek aan kleding of lichaam;
- -
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- -
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- -
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- -
opnemen in een accommodatie.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
2.8.
Ten aanzien van de duur van de te verlenen zorgmachtiging overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van een op 31 oktober 2020 in werking getreden wijziging in artikel 6:5, aanhef en onder b, van de Wvggz (Stb. 2020, 404), kan een eerste zorgmachtiging voor een maximale duur van twaalf maanden worden verleend indien de zorgmachtiging aansluit op een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ (hierna ook: BOPZ-machtiging). In het geval van betrokkene was sprake van zo’n eerdere BOPZ-machtiging, die destijds is verleend tot en met 3 november 2020. De rechtbank beslist thans op 23 november 2020, wat de vraag oproept of gesproken kan worden van een aansluitende zorgmachtiging in de zin van de Wvggz.
2.9.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. Onder de werking van de Wet BOPZ bestond zogenaamde nawerking, wat betekende dat het onvrijwillig verblijf van een patiënt ondanks het verstrijken van de geldigheidsduur van een BOPZ-machtiging kon voortduren totdat de rechter op een verzoek tot een aansluitende machtiging strekkende tot voortgezet verblijf had beslist, mits dat verzoek was ingediend vóór het einde van de lopende machtiging. Deze nawerking was gebaseerd op artikel 48 eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet BOPZ en in de jurisprudentie algemeen aanvaard.
2.10.
In de Wvggz is gekozen voor een andere systematiek en bestaat de nawerking zoals die onder de vigeur van de Wet BOPZ bestond niet meer. Voor de overgangsperiode van de Wet BOPZ naar de Wvggz bepaalt artikel 15:1 eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvggz echter dat de Wet BOPZ van toepassing blijft op (onder meer) een rechterlijke machtiging die vóór de inwerkingtreding van de Wvggz is verleend. Nu de rechtbank op grond van het gewijzigde artikel 6:5 Wvggz rekening mag houden met een eerdere BOPZ-machtiging en de Wet BOPZ daarop onverkort van toepassing blijft, is de rechtbank van oordeel dat er ook nu nog sprake kan zijn van nawerking van een BOPZ-machtiging.
2.11.
In het geval van betrokkene is de BOPZ-machtiging verleend vóór de inwerkingtreding van de Wvggz en is het verzoek tot het verlenen van een aansluitende (zorg)machtiging, die ook strekt tot voortgezet verblijf, ingediend vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de rechterlijke machtiging. Verder beslist de rechtbank tijdig, dat wil zeggen binnen de beslistermijn van drie weken die artikel 6:2 van de Wvggz stelt, en daarmee ook binnen de beslistermijn van vier weken die artikel 17, tweede lid, van de Wet BOPZ stelde.
2.12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aansluitende zorgmachtiging die voor maximaal twaalf maanden verleend kan worden. Omdat de behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden na de expiratiedatum van de laatst geldende BOPZ-machtiging, zal de rechtbank hiermee bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden. De zorgmachtiging zal worden verleend tot en met 3 november 2021.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , met de vormen en duur van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4 is vermeld;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 november 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van A. Boermans-Jager als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 november 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||