GHvJ, 20-12-2018, nr. CUR2017H00194 en CUR2017H00195
ECLI:NL:OGHACMB:2018:225
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
20-12-2018
- Zaaknummer
CUR2017H00194 en CUR2017H00195
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2018:225, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 20‑12‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NLF 2019/0122 met annotatie van
Douanerechtspraak 2019/23
Uitspraak 20‑12‑2018
Inhoudsindicatie
De ingevoerde (elektrische) voertuigen dienen te worden ingedeeld in de goederencode 8704.9000 (17% tarief) omdat uit de objectieve kenmerken en eigenschappen van de voertuigen, welke zijn gebleken tijdens te descente en volgen uit factuur en productomschrijving, volgt dat de voertuigen eerder zijn ontworpen voor het vervoer van goederen dan voor personenvervoer. Aan de uitlatingen van de Minister- President kan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat alle elektrische voertuigen vrij van invoerrechten kunnen worden ingevoerd
Partij(en)
Uitspraak
CUR2017H00194 en CUR2017H00195
Datum uitspraak: 20 december 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[ X ] N.V. (inmiddels B.V.),
gevestigd te Curaçao,
appellante (belanghebbende),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 1 november 2017 in zaak BBZ nrs. CUR201500080 en CUR201500082 in het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur der invoerrechten en accijnzen in Curaçao,
verweerder (de Inspecteur).
1. Procesverloop
1.1.
Belanghebbende heeft op 14 januari 2015 aangifte (C-1745) ten invoer gedaan van "twee stuks transportwagens met eigen beweegkracht aangedreven door golfkarretje/ transportwagen” (hierna ook aangeduid als: voertuigen A). Op 20 januari 2015 heeft belanghebbende aangifte (C-2679) ten invoer gedaan van “één stuks andere transportwagens met eigen beweegkracht” (hierna ook aangeduid als voertuig B).
Ter zake van de aangifte (C-1745) is een bedrag aan invoerrechten betaald van NAf 2.967 en een bedrag aan omzetbelasting van NAf 1.695 en over de aangifte (C-2679) is een bedrag aan invoerrechten betaald van NAf 1.802 en een bedrag aan omzetbelasting van NAf 1.030.
1.2.
Belanghebbende is op 10 februari 2015 tegen beide aangiften in bezwaar gekomen.
1.3.
Bij uitspraken op bezwaar van 9 juli 2015 zijn de bezwaren afgewezen.
1.4.
Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is op 1 november 2017 door het Gerecht ongegrond verklaard.
1.5.
Tegen deze uitspraak is door belanghebbende op 28 december 2017 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het hoger beroep is op 20 februari 2018 nader gemotiveerd. De inspecteur heeft 20 april 2018 een verweerschrift ingediend.
1.6.
Op 23 oktober 2018 heeft een descente plaatsgevonden op het resort van
belanghebbende te Curaçao. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt dat voor de zitting aan partijen is gezonden.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2018 te Willemstad, Curaçao. Aldaar zijn namens belanghebbende verschenen haar gemachtigde [ A ], vergezeld door [ B ] (directeur van belanghebbende) en namens de inspecteur [ C ] en [ D ].
1.8.
Belanghebbende en de Inspecteur hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.9.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1.
Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt :
“2.2 Belanghebbende heeft op 14 en 20 januari 2015 drie voertuigen ingevoerd. Belanghebbende heeft hiervan op genoemde data, door tussenkomst van de douane-expediteur, aangifte ten invoer gedaan. De aangiften vermelden, voor zover van belang, de volgende gegevens:
Aangifte van 14 januari 2015:
* omschrijving: “2 stuks. | Transportwagens met eigen beweegkracht, aangedreven door een Golfkarretje/transportwagen” |
* goederencode: | 84271000 |
* douanewaarde: | Afl. 28.265 |
* invoerrecht: 10,5% x 28.265 = | Afl. 2.967,90 |
* omzetbelasting: 6% x 28.265 = | Afl. 1.695,90 |
Totaal | Afl. 4.663,80 |
Aangifte van 20 januari 2015:
* omschrijving: “1 stuks. | Andere transportwagens met eigen beweegkracht” |
* goederencode: | 84272000 |
* douanewaarde: Afl. 17.170 | |
* invoerrecht: 10,5% x 17.170 = | Afl. 1.802,90 |
* omzetbelasting: 6% x 17.170 = | Afl. 1.030,20 |
Totaal | Afl. 2.833,10 |
2.3
De ingevoerde goederen betreffen voertuigen die door een elektromotor worden aangedreven.
2.4
Tot de stukken van het geding behoort een krantenbericht van 12 januari 2012 waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“CURAÇAO - Premier [GS ] heeft vandaag de nieuwe percentages voor invoerrechten op hybride en elektrische voertuigen bekend gemaakt. (...). Voor hybride voertuigen, zoals bijvoorbeeld de Toyota Prius III, die gebruikmaken van een combinatie van elektriciteit en benzine zal met ingang van vandaag het tarief van invoerrechten 10 procent bedragen. Volledig elektrische auto's zijn vanaf nu vrij van invoerrechten.
Beleidsnota
In het streven om de milieuverontreiniging te verlagen, heeft kabinet [ S ] besloten om de invoerrechten op dit type auto's te verlagen. Deze verlaging zal een positief effect hebben op de consumentenprijs. Deze beslissing maakt deel uit van beleidsnota elektriciteitsvoorziening Curaçao 2011 – 2015, die de Raad van Ministers op 16 februari 2011 heeft aangenomen. Duurzame of groene energie maakt deel uit van dit nieuwe beleid.
(...)
2.5
Vanaf 14 maart 2012 wordt, in navolging op hetgeen door de Minister-President op 12 januari 2012 is gezegd, door de Inspecteur de lijst Bekendmaking verlaging verlaagde tarieven van invoerrechten (hierna: Bekendmaking) toegepast. Deze lijst bevat lagere invoerrechttarieven en vormt aldus begunstigend beleid. Onderaan de Bekendmaking staat: “Deze bekendmaking is nog niet officieel vastgelegd, maar wordt met goedkeuring van de Raad van Ministers toegepast aangezien het een begunstiging betreft.”
2.6
Tot de stukken van het geding behoort een vijftal van belanghebbende afkomstige exemplaren van het “certificate of origin for a vehicle” met betrekking tot door de leverancier in 2015 aan belanghebbende geleverde voertuigen. Onder "body type" staat daarbij vermeld “Golf/Utility” en in de bijbehorende bijlage wordt gesproken over "standard golf car" (voor 2, 4 of 6 personen), “utility car based on 2-passenger golf car" en “utility car based on 6-passenger golf car”.
2.7
Belanghebbende heeft geen terrein waar golf kan worden gespeeld en de voertuigen worden niet als golfkar gebruikt. De voertuigen zijn bestemd voor de medewerkers die ze voor het werk gebruiken.”
Het Hof vult de feiten als volgt aan, daarbij aansluitend op de nummering van het Gerecht.
2.8.
In de op 9 december 2014 gedateerde Manufacturer Quote van voertuig B is onder meer het volgende vermeld:
“Vehicle Quoted (…)
Star Classic 4
- Two Tool Box with Ladder Rack Option with center storage area
- Costal Rust proofing package with aluminum uprights; chassis coating
230 Volt Charger upgrade”
In de productomschrijving van voertuig B is onder meer het volgende vermeld:
“Our plug-in utility vehicles come standard with material-handling grade Curtis controllers and advanced DC motors built for heavy loads. The HCX is equipped with an extended aluminum cargo box with assist-lift for easy dump capability and battery maintenance”.
2.9.
In het proces verbaal van de descente van 23 oktober 2018 is onder meer opgenomen:
“Vastgesteld wordt dat de op het resort aan de aanwezigen getoonde twee voertuigen zijn beschreven in de tot de gedingstukken behorende twee aangiften ten invoer. In de aangiften ten invoer zijn drie voertuigen vermeld. Het betreft twee voertuigen van hetzelfde type, waarvan er één tijdens de descente aanwezig is (deze voertuigen zullen hierna ook aangeduid worden als: voertuigen A), en één ander type voertuig (hierna ook te noemen: voertuig B). Er zijn tijdens de descente foto's van de voertuigen gemaakt.
(..)
Ten aanzien van de afmetingen van de voertuigen is het volgende geconstateerd.
Voertuigen A:
Totale lengte 3.37 meter. Het laadgedeelte beslaat 2.20 meter daarvan.
Voertuig B:
Totale lengte: 3.27 meter. Het laadgedeelte beslaat 1.42 meter daarvan.
Aan partijen wordt de vaststellingen voorgehouden en zij onderschrijven de juistheid daarvan.”
3. Geschil in hoger beroep
3.1.
Evenals bij het Gerecht is in hoger beroep in geschil de indeling in het douanetarief van de voertuigen A en voertuig B en het bedrag aan verschuldigde omzetbelasting.
3.2.
Partijen zijn, na de descente, eensluidend van oordeel dat de voertuigen A ingedeeld dienen te worden onder goederencode 8704.9000 (17% tarief).
Ten aanzien van voertuig B stelt de inspecteur zich nader op het standpunt dat dit voertuig ook dient te worden ingedeeld onder goederencode 8704.9000 (17% tarief); belanghebbende staat indeling onder goederencode 8703.9090 voor (0 % tarief).
Bij de beoordeling van voertuig B komt aan de orde of belanghebbende een rechtens te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt.
3.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4. Het oordeel van het Gerecht
Het Gerecht heeft het volgende overwogen:
“Invoerrechten
4.1
In artikel 1, lid 2, letter c en d van de Landsverordening tarief van invoerrechten (LTI) is bepaald dat de invoerrechten worden gebaseerd op de in de bijlage bij deze landsverordening opgenomen naamlijst van goederen en de algemene regels voor de interpretatie daarvan. De bijlage heeft als titel “Tarief van Invoerrechten Nederlandse Antillen” (hierna Bijlage TI).
4.2
In de Bijlage TI is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
afdeling 17: vervoermateriaal
(…)
87. Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer
over land, alsmede delen en toebehoren daarvan (…).
Post | Code | Omschrijving | Invoer recht |
87.03 | 88703.1000 8703.9010 8703.9030 8703.9050 8703.9070 | automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (…), motorvoertuigen van het type “station-wagon” of “break” en racewagens daaronder begrepen. - voertuigen, speciaal ontworpen voor het zich verplaatsen op sneeuw; speciale voertuigen voor het vervoer van personen op golfvelden en dergelijke voertuigen - andere voertuigen met een motor met vonkontsteking en met op- en neergaande zuigers: - - (…) - - - (…) - andere voertuigen met een motor met zelfontsteking (diesel- of semi-dieselmotor): - - (…) - - - (…) - andere: - - (…) - - (…) - - (…) - - (…) | 27 |
In de Bekendmaking is aan “andere” toegevoegd:
- - 8703.9090: voertuigen die worden aangedreven door een elektromotor 0%
4.3
In de Bijlage TI zijn algemene regels voor de interpretatie van het tarief van invoerrechten opgenomen. Gelet op regel 1 van de Bijlage TI zijn de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op afdeling en hoofdstuk bepalend voor de indeling. In regel 6 is bepaald dat voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post ook wettelijk bepalend zijn de bewoordingen van die onderverdelingen en de aantekeningen, dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken en dat de indelingsregels 1 tot en met 5 ook van toepassing zijn voor de indeling van goederen binnen één post.
4.4
In de aangiften zijn de ingevoerde voertuigen ingedeeld onder goederencode 8427.1000 respectievelijk 8427.2000. Tussen partijen is niet in geschil dat die indeling onjuist is en dat de voertuigen onder afdeling 17, hoofdstuk 87, categorie 03, derhalve onder post 87.03 dienen te worden ingedeeld.
4.5
De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de voertuigen behoren tot de goederencode 8703.1000 met als omschrijving (voor zover hier van belang) “speciale voertuigen voor het vervoer van personen op golfvelden en dergelijke voertuigen”.
In de “certificate of origin for a vehicle” staat bij “body type” vermeld “Golf/Utility” en in de daarbij behorende bijlage wordt gesproken over een “golf car” en over een “utility car based on 2-passenger golf car” en een “utility car based on 6-passenger golf car”. Deze bewoordingen duiden erop dat sprake is van golfkarretjes of in ieder geval voertuigen die daar sterk op lijken. Daar komt bij dat belanghebbende in haar reactie op het verweerschrift vermeldt dat zij niet weerspreekt dat het onder- en bovenstel vergelijkbaar zijn met een golfkar. Ook de zich in het dossier bevindende foto’s wijzen naar het oordeel van het Gerecht in dezelfde richting. Zo al geen sprake is van golfkarretjes dan vertonen ze daar in ieder geval veel overeenkomsten mee. Door de toevoeging van ‘dergelijke voertuigen’ in de omschrijving van de goederencode 8703.1000 vallen ook voertuigen soortgelijk aan golfkarren onder deze goederencode. Het Gerecht merkt op dat volgens de indelingsregels binnen de post 8703 uitsluitend de onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Dit brengt met zich mee dat enkel onderverdelingen van een gelijke strepenniveau met elkaar kunnen worden vergeleken. De omschrijving in 8703.1000 kan dus worden vergeleken met de omschrijving “andere”. De goederencode 8703.9090 is een onderverdeling (niveau van twee strepen) van “andere” en daarom is vergelijking met 8703.1000 niet aan de orde. De voertuigen dienen dan ook te worden ingedeeld onder goederencode 8703.1000, waarop het tarief van 27% van toepassing is. Het gelijk op dit punt is aan de Inspecteur.
4.6
Belanghebbende heeft hiertegen aangevoerd dat belanghebbende geen golfterrein heeft en dat op het resort nergens het golfspel kan worden gespeeld. Naar het Gerecht begrijpt, beroept belanghebbende zich hiermee op de niet-golfbestemming van de voertuigen. Het Gerecht verwerpt dit beroep. Volgens vaste jurisprudentie dient, ten behoeve van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, voor de indeling van goederen onder een tariefpost in beginsel het beslissende criterium te worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen van die goederen. De bestemming van de goederen heeft voor de indeling in zijn algemeenheid geen betekenis. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval een uitzondering op die regel gemaakt zou moeten worden. De omstandigheid dat een golfkar (of een daarop gelijkend voertuig) voor andere doeleinden dan voor het golfspel gebruikt wordt, doet dus naar het oordeel van het Gerecht niet af aan de indeling van een dergelijk voertuig in de categorie 8703.1000.
4.7
Belanghebbende heeft ten slotte een beroep gedaan op gewekt vertrouwen. De Inspecteur bestrijdt niet dat de uitlatingen zoals die in het krantenbericht zijn opgenomen zijn gedaan door de Minister-President maar zij betoogt dat belanghebbende deze uitlatingen verkeerd heeft opgevat. Het Gerecht gaat veronderstellenderwijs ervan uit dat de uitlatingen door de competente bewindspersoon zijn gedaan en ook dat de uitlatingen in de uitvoeringssfeer zijn gebeurd. Het Gerecht oordeelt alsdan dat aan de uitlatingen niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontleend kan worden dat alle elektrische voertuigen vanaf dat moment vrij van invoerrechten zouden kunnen worden ingevoerd. In het artikel wordt immers gesproken over de vrijstelling (Gerecht: bedoeld zal zijn 0% tarief) van invoerrechten van “volledig elektrische auto’s” en niet over vrijstelling van alle elektrische voertuigen. Dat in het artikel ook “elektrische voertuigen” genoemd worden leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel nu hier niet ondubbelzinnig uit blijkt dat de vrijstelling voor alle voertuigen (waaronder golfkarren of daarmee gelijk te stellen voertuigen) zou gelden. Gelet hierop had het, veronderstellenderwijs dat belanghebbende niet op de hoogte was van de Bekendmaking, op de weg van belanghebbende gelegen om nadere informatie in te winnen over de vraag in welke gevallen de vrijstelling exact zou gelden. Belanghebbende heeft ook nog betoogd dat de door haar ingevoerde voertuigen vallen onder de categorie automobielen, zodat de opmerking van de Minister-President dat elektrische auto’s vrij van invoerrechten kunnen worden ingevoerd, ook voor de voertuigen van belanghebbende geldt. Het Gerecht verwerpt dit betoog. De door belanghebbende ingevoerde voertuigen kunnen immers naar spraakgebruik niet aangemerkt worden als auto’s.
4.8
Gelet op het vorenstaande is het beroep inzake het verschuldigde invoerrecht ongegrond.
Omzetbelasting
4.9
Ingevolge artikel 14b en 14c, lid 1 van de Landsverordening omzetbelasting 1999 (LOB 1999) wordt omzetbelasting geheven over de waarde bij invoer van goederen naar een tarief van 6%. Het tarief bedraagt 9% voor goederen die genoemd zijn in de tabel behorend bij de LOB 1999 (zie artikel 14 c, lid 2 LOB 1999). In artikel 14d LOB 1999 is bepaald dat vrijstelling en kwijtschelding van belasting wordt verleend terzake van de invoer in de gevallen waarin overeenkomstig de Landsverordening tarief van invoerrechten vrijstelling en kwijtschelding wordt verleend.
4.10
Ter zake van de invoer van de voertuigen heeft belanghebbende 6% omzetbelasting voldaan. Over de waarde van de ingevoerde voertuigen bestaat geen geschil. Van vrijstelling van invoerrechten is geen sprake. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 14c LOB 1999 is niet teveel omzetbelasting voldaan. Ook in zoverre is het beroep ongegrond.”
5. Gronden
Invoerrechten
5.1.
In de Bijlage TI is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“afdeling 17: vervoermateriaal
(…)
87. Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer
over land, alsmede delen en toebehoren daarvan (…).
Post Code Invoerrecht
87.03
Automobielen en andere motorvoertuigen
hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer
(…):
(…)
8703.9090 - voertuigen die worden aangedreven door een
Elektromotor 0
87.04
Automobielen voor goederenvervoer:
(…) (…)
87.04.9000 - andere 17”
In de op de website van Douane Curaçao gepubliceerde “toelichting op tarief van invoerrechten” is onder meer vermeld:
“8703 Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), motorvoertuigen van het type "station-wagon" of "break" en racewagens daaronder begrepen
GS-toelichting
(…)
De indeling van bepaalde motorvoertuigen in deze post wordt bepaald door bepaalde kenmerken die erop wijzen dat de voertuigen eerder hoofdzakelijk zijn ontworpen voor personenvervoer, dan voor het vervoer van goederen (post 8704). Deze kenmerken zijn bijzonder nuttig bij het vaststellen van de indeling van motorvoertuigen die in het algemeen een maximaal toegelaten gewicht hebben van niet meer dan 5 ton en die een enkele ingesloten binnenruimte hebben die een gebied bevat voor de bestuurder en de passagiers en een ander gebied dat zowel voor personen- als voor goederenvervoer gebruikt worden. Tot deze categorie automobielen behoren de motorvoertuigen die in het algemeen als bekend staan als multi-inzetbare voertuigen ("multipurpose" vehicles) (bijvoorbeeld voertuigen van het type bestelauto, voertuigen voor vrijetijdsactiviteiten en bepaalde pick-ups). De volgende kenmerken zijn typerend voor de ontwerpkarakteristieken die in het algemeen van toepassing zijn op voertuigen die behoren tot deze post:
a. Aanwezigheid van permanente zittingen met veiligheidsvoorzieningen (bijvoorbeeld veiligheidsriemen of ankerpunten en fittingen voor het installeren van veiligheidsriemen) voor elke persoon of de aanwezigheid van permanente ankerpunten en fittingen voor het installeren van zittingen en veiligheidsvoorzieningen in de ruimte achter het gedeelte van de voorplaatsen voor de bestuurder en de passagiers; dergelijke zittingen kunnen vast zijn of opklapbaar, dan wel verwijderbaar uit de ankerpunten;
(…)”
en
“8704 Automobielen voor goederenvervoer
GS-toelichting
Deze post omvat onder meer:
gewone vrachtauto's (bijvoorbeeld met open laadvloer, met zijschotten en huif, met gesloten laadruimte); bestelwagens van alle soorten; verhuiswagens; kippers; tankwagens (ook indien uitgerust met pompen); koelwagens en isothermische wagens; vrachtauto's met twee of meer boven elkaar geplaatste laadvlakken voor het vervoer van bijvoorbeeld zuren in mandflessen of butaangas in flessen; vrachtauto's met laagliggend laadvlak en oprit voor het transport van zwaar materieel (gevechtswagens, hef- en graafmachines, elektrische transformatoren, enzovoort); vrachtauto's speciaal ingericht voor het transport van vers aangemaakte beton, andere dan vrachtauto-betonmolens als bedoeld bij post 8705; vuilniswagens, ook indien met inrichtingen voor het inladen, om de lading op te stuwen, te bevochtigen, enzovoort.
(…)
De indeling van bepaalde motorvoertuigen in deze post wordt bepaald door bepaalde kenmerken die erop wijzen dat de voertuigen eerder zijn ontworpen voor het vervoer van goederen dan voor personenvervoer (post 8703).
(…)
Tariferingen
(…)
12. Open vrachtauto voorzien van een elektromotor 8704 90 00
Vierwielig motorvoertuig, aangedreven door een op batterijen (48 V) werkende elektromotor, met een brutogewicht van ongeveer 620 kg en afmetingen van ongeveer 263 cm (lengte) x 122 cm (breedte) x 122 cm (hoogte). Het voertuig heeft een laadvermogen van ongeveer 364 kg. De afmetingen van de open laadbak bedragen 96 cm x 115 cm. Het voertuig heeft een maximumsnelheid van 24,1 km/uur.
Het voertuig heeft een open cabine en een zitbank voor twee personen (de bestuurder daaronder begrepen). Het heeft een kantelbare laadbak met neerklapbare achterklep.
[foto]
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GS-codes 8704 en 8704 90 00.
Het voertuig is hoofdzakelijk ontworpen voor het vervoer van goederen, en niet om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen. Het voldoet daarom niet aan de voorwaarden van aantekening 2 van hoofdstuk 87.
Daarenboven is het voertuig niet hoofdzakelijk ontworpen voor het vervoer van personen (post 8703) noch als een transportwagen voor het vervoer van goederen over korte afstanden (post 8709).(Verordening (EG) nr. 1386/2003 van 1 augustus 2003, Pb nr. L 196 van 2-8-2003)”
5.2.
Beide partijen staan nader voor voertuigen A een indeling in voormelde goederencode 87.04. Gelet op de constateringen tijdens de descente en de objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven, volgt het Hof partijen hierin. Dit brengt mee dat ter zake van de voertuigen A niet te veel (afgedragen naar tarief van 10,5%) aan invoerrechten is afgedragen en het hoger beroep in zoverre faalt.
5.3.
Ten aanzien van voertuig B verschillen partijen van inzicht over de juiste indeling; de inspecteur stelt zich nader op het standpunt dat dit voertuig ook dient te worden ingedeeld onder voormelde goederencode 8704.9000 (17% tarief); belanghebbende staat indeling in goederencode 8703.9090 voor (0 % tarief). Ook doet belanghebbende een beroep op het vertrouwensbeginsel.
5.4.
Alsdan dient te worden beoordeeld welke indeling voor voertuig B aan de orde is. Met de inspecteur is het Hof van oordeel dat ook dit voertuig in de goederencode 8704.9000 (17% tarief) dient te worden ingedeeld. Uit de objectieve kenmerken en eigenschappen van dit voertuig, welke zijn gebleken tijdens te descente en volgen uit factuur en productomschrijving (zie onder 2.8.), volgt dat het voertuig B eerder is ontworpen voor het vervoer van goederen dan voor personenvervoer. Het Hof acht hierbij met name van belang dat voertuig B is voorzien van twee in de lengterichting geplaatste aluminium bakken, welke in de Manufacturer Quote worden aangeduid als “tool box”. Deze “tool boxen” beslaan de gehele lengte van de vloer achter de voorstoelen en zouden, door de wijze van plaatsing, eventueel ook als zitbank gebruikt kunnen worden. Permanente zittingen met veiligheidsvoorzieningen (bijvoorbeeld veiligheidsriemen of ankerpunten en fittingen voor het installeren van veiligheidsriemen), als genoemd in de GS-toelichting op post 8703 (zie 5.1), ontbreken evenwel. Naar ’s Hofs oordeel is de ruimte achter de voorstoelen daarom volledig aan te merken als laadruimte, bestemd voor goederenvervoer. Deze laadruimte strekt zich uit tot ruim voorbij de achterzijde van de carrosserie. Uit voormelde kenmerken volgt dat het voertuig primair is ontworpen voor goederenvervoer. Het voertuig dient dan ook te worden ingedeeld in de tariefpost “Automobielen voor goederenvervoer: - andere” (17%). Dit brengt alsdan mee dat ook ter zake van de voertuig B niet te veel (immers slecht 10,5 %) aan invoerrechten is geheven en het hoger beroep ook in zoverre faalt.
5.5.
Ten aanzien van de voertuig B stelt belanghebbende voorts dat bij haar een in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat dit type voertuig vrij van invoerrechten kon worden ingevoerd. Het Hof volgt hierin belanghebbende niet. Het Hof acht hetgeen door het Gerecht daartoe in rechtsoverweging van 4.7 heeft overwogen juist en neemt dit over.
Omzetbelasting
5.6.
Indien en voor zover het hoger beroep zich ook richt tegen hetgeen beslist is aangaande de omzetbelasting heeft het volgende te gelden. Hetgeen het Gerecht heeft overwogen in 4.9 acht het Hof juist en zal ook door het Hof tot uitgangspunt worden genomen.
5.7.
Ter zake van de invoer van de voertuigen heeft belanghebbende 6% omzetbelasting voldaan. Over de waarde van de ingevoerde voertuigen bestaat geen geschil. Van vrijstelling van invoerrechten is gelet op het overwogene onder 5.1 tot en met 5.5 geen sprake. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 14c Landsverordening omzetbelasting 1999 is niet teveel omzetbelasting voldaan. Ook in zoverre is het hoger beroep dus ongegrond.
De slotsom
5.8.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van het Gerecht bevestigd dient te worden.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht.
Aldus gedaan door mrs. D. Haan, voorzitter, M.J. Leijdekker, en P.A.M. Pijnenburg, leden, in tegenwoordigheid van M.M.M. Faro MSc., als griffier. De beslissing is op 20 december 2018 in het openbaar uitgesproken.
Afschriften zijn per post/e-mail op aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.