AB 2013/194
Planschade. Beantwoording van de vraag of, en zo ja in hoeverre de mogelijkheden van een nog uit te werken bestemming bij een planvergelijking mogen worden betrokken voor een uitwerkingsplan is vastgesteld.
ABRvS 17-04-2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7707, m.nt. G.M. van den Broek
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17 april 2013
- Magistraten
Mrs. C.H.M. van Altena, N.S.J. Koeman, G. Snijders
- Zaaknummer
201205035/1/T1/A2.
- Noot
G.M. van den Broek
- LJN
BZ7707
- JCDI
JCDI:ADS914401:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Procedure bestemmingsplan
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
Ruimtelijk bestuursrecht / Tegemoetkoming in schade (planschade)
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7707, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑04‑2013
- Wetingang
Art. 49 lid 6 Wet op de Raad van State; art. 3.6 lid 1 aanhef en onder b, 6.1 lid 1, 6.1 lid 2 aanhef en onder a, 6.1 lid 2 aanhef en onder b, 6.3 aanhef en onder aWro
Essentie
Planschade. Beantwoording van de vraag of, en zo ja in hoeverre de mogelijkheden van een nog uit te werken bestemming bij een planvergelijking mogen worden betrokken voor een uitwerkingsplan is vastgesteld.
Samenvatting
Ingevolge art. 6.1 lid 2 aanhef en onder a Wro is een bepaling van een bestemmingsplan, niet zijnde een bepaling als bedoeld in art. 3.6 lid 1 een oorzaak van schade als bedoeld in het eerste lid. Ingevolge art. 3.6 lid 1 aanhef en onder b Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders het plan, met inachtneming van de bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.