Hof 's-Hertogenbosch, 10-05-2017, nr. 20-001185-16
ECLI:NL:GHSHE:2017:2106, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
10-05-2017
- Zaaknummer
20-001185-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2017:2106, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 10‑05‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:661, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 10‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling ter zake van een woninginbraak, verboden wapenbezit en softdrugsbezit tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek en tweemaal een geldboete van € 100,00.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001185-16
Uitspraak : 10 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 12 april 2016 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 02-800839-15 en 02-820453-15, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf in de zaak onder parketnummer 02-800273-14, tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep richt zich blijkens de appelakte niet tegen de vrijspraakbeslissing van de rechtbank ter zake van hetgeen in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] zijn bij het vonnis waarvan beroep afgewezen omdat de feiten waardoor de benadeelde partijen schade zouden hebben geleden niet aan verdachte zijn tenlastegelegd. Gelet hierop zijn de vorderingen in hoger beroep niet aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- -
het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 primair (met uitzondering van de geweldshandelingen) en 2 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
- -
de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 primair en het in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 3 en 4 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest;
- -
de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 2, zijnde overtredingen, telkens zal veroordelen tot 9 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest;
- -
de tenuitvoerlegging zal gelasten van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 april 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis;
- -
de teruggave zal gelasten van de inbeslaggenomen goederen.
De verdediging heeft:
- -
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit;
- -
zich ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof;
- -
verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen;
- -
subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, aangezien het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring, bewijsvoering, kwalificatie, aangehaalde wetsartikelen en strafoplegging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 02-800839-15:
1.primair:hij op 24 december 2015 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een laptop en/of enig geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) en/of geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen hoofdagent van politie [verbalisant 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat die [verbalisant 1] in/tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd, is geschopt/getrapt door verdachte en/of zijn mededader(s);
1.subsidiair:hij op of omstreeks 24 december 2015 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) één of meer goed(eren) van zijn/hun gading weg te nemen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s) en zich daarbij de toegang tot bovengenoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich naar bovengenoemde woning heeft/hebben begeven en/of een ruit heeft/hebben geforceerd en/of zich in de woning heeft/hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [verbalisant 1] (brigadier van politie), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging hierin bestond, dat hij, verdachte en/of diens mededader(s) die [verbalisant 1] in/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft/hebben geschopt/getrapt;
2.hij op of omstreeks 24 december 2015 te Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22,9 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
in de zaak met parketnummer 02-820453-15:
2.hij op of omstreeks 22 april 2015 te Roosendaal, aanwezig heeft gehad ongeveer 20,8 gram hennep/hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep/van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep/hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.hij op of omstreeks 22 april 2015 te Roosendaal, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een aansteker, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad,
en/of
hij op of omstreeks 22 april 2015 te Roosendaal, een of meer wapens van categorie III, onder 1°, te weten een gasrevolver, voorhanden heeft gehad;
4.hij op of omstreeks 22 april 2015 te Roosendaal, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, en/of munitie van categorie III, te weten 21 randvuurpatronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 02-800839-15:
1.hij op 24 december 2015 te Roosendaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen enige goederen, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.hij op 24 december 2015 te Roosendaal, aanwezig heeft gehad ongeveer 22,9 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de zaak met parketnummer 02-820453-15:
2.hij op 22 april 2015 te Roosendaal, aanwezig heeft gehad 20,8 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij op 22 april 2015 te Roosendaal, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, en
een wapen van categorie III onder 1°, te weten een gasrevolver,
voorhanden heeft gehad;
4.hij op 22 april 2015 te Roosendaal, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, en
munitie van categorie III, te weten 21 randvuurpatronen,
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 ten laste gelegde. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben een vaag signalement gegeven. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de verdachte enige tijd na de inbraak rustig over straat zien lopen, in de buurt van zijn woning. Zij hebben de verdachte aangehouden omdat hij een wit trainingsjack onder zijn jas droeg. Dat zou kenmerkend zijn voor de dader van de inbraak. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben het evenwel niet over een wit trainingsjack. Bovendien is op foto’s van verdachte te zien dat hij na zijn aanhouding een witte polo droeg. De signalementen komen dus niet overeen. Volgens de verdediging kan daarom niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte, gelet op het signalement, de dader van de woninginbraak is geweest.
Ten aanzien van de bij de verdachte aangetroffen sleutel van de bij de woninginbraak gebruikte scooter, is door de raadsman aangevoerd dat de verdachte een reservesleutel in zijn bezit had en dat hij de scooter had uitgeleend. Deze lezing is ter terechtzitting in eerste aanleg bevestigd door [medeverdachte] . Omdat de verdachte op die dag niet in het bezit was van de scooter, kan hij niet de tweede dader op de scooter zijn geweest, aldus de raadsman. Derhalve dient ook vrijspraak te volgen voor het aanwezig hebben van hennep die in de buddyseat van de scooter is aangetroffen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het volgende naar voren gekomen.
Op 24 december 2015 is er ingebroken in de woning van aangever [slachtoffer] aan de [adres 2] te Roosendaal. Daarbij is een kantelraam aan de achterzijde van de woning vernield. Dat raam is ingegooid met een halve trottoirtegel, die na de inbraak in de woonkamer werd aangetroffen. Uit een portemonnee van aangever is een geldbedrag weggenomen. In de tuin werd een tas aangetroffen met diverse goederen die toebehoorden aan aangever.
[getuige 2] hoorde op 24 december 2015 glasgerinkel. Het geluid kwam vanaf de achterzijde van haar woning aan de [adres 3] . Toen zij in haar achtertuin keek zag zij twee manspersonen achter haar schuurtje staan. Eén van die personen had de scooter vast bij het stuur. Deze persoon, van ongeveer 16 à 20 jaar oud, had donker kort haar, een licht getint uiterlijk, zwarte kleding en de bovenkleding had in ieder geval ‘iets wits’. De andere persoon droeg zwarte bovenkleding. [getuige 1] , die eveneens op dat moment in dezelfde woning aanwezig was, heeft gezien dat de scooter, met daarop twee personen, aan kwam rijden. [medeverdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij, samen met iemand die betrokken was bij de woninginbraak, op de scooter naar de woning is gereden.
Tussen 19.08 en 19.15 uur zijn verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] door de meldkamer verzocht naar de woning aan de [adres 2] in Roosendaal te gaan, omdat daar vermoedelijk een inbraak plaatsvond. In het gangpand achter het huizenblok waarvan deze woning deel uitmaakt, bleek een grijze scooter van het merk Gilera te zijn achtergebleven. In de buddyseat van deze scooter is een afgebroken trottoirtegel en een hoeveelheid hennep aangetroffen. In de woning waar was ingebroken is eveneens een (halve) trottoirtegel gevonden.
Toen verbalisanten ter plaatse waren, hoorde [verbalisant 4] in een van de tuinen achter de huizen een geluid dat leek op het lopen over glas. Toen hij over de schutting keek zag hij een persoon over diverse tuinschuttingen klimmen. [verbalisant 1] is over een van de schuttingen geklommen en zag toen twee manspersonen staan in de tuin van de woning aan de [adres 4] . Deze personen vluchtten vervolgens via naastgelegen tuinafscheidingen weg. Eén van deze personen bleek [medeverdachte] te zijn.
Hij kon bij zijn vluchtpoging door [verbalisant 5] worden aangehouden.
Ongeveer een half uur nadat het verzoek van de meldkamer kwam om ter plaatse te gaan, is de verdachte in de nabijheid van de woning aangetroffen. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat hij een vriend was van de zojuist aangehouden [medeverdachte] en er werd gezien dat de verdachte een wit kledingstuk onder zijn jas droeg. Verdachte is daarop aangehouden. Bij de veiligheidsfouillering van verdachte trof [verbalisant 3] een sleutel aan. Deze sleutel paste in het contactslot van de bij de woning achtergebleven scooter en de scooter kon ermee gestart worden.
Op een foto van de verdachte, die op het politiebureau is gemaakt, is te zien dat de verdachte een wit poloshirt droeg. [medeverdachte] was geheel in het donker gekleed.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden overweegt het hof als volgt.
De verdachte is kort na de inbraak in de nabijheid van de plaats delict aangetroffen. De verdachte is vervolgens aangehouden omdat hij onder meer voldeed aan het door [getuige 2] opgegeven signalement van één van de daders, in het bijzonder dat hij ‘iets wits’ droeg.
De persoon met ‘iets wits in de bovenkleding’, zijnde verdachte, was volgens [getuige 2] degene die de scooter vasthield en dus, naar het hof aanneemt, de bestuurder. Onder de verdachte is de sleutel aangetroffen waarmee die scooter kon worden gestart.
De verdachte zelf heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse kort na de inbraak. Dat geldt eveneens voor de in het bezit van de verdachte aangetroffen sleutel van de achtergebleven scooter waarmee de daders zijn gearriveerd. Het hof laat het ontbreken van een aannemelijke verklaring meewegen bij de bewijswaardering.
De in dit verband door de [medeverdachte] pas ter terechtzitting in eerste aanleg als getuige afgelegde verklaring, inhoudende dat niet de verdachte, maar een ander bij de inbraak aanwezig was, dat hij met de verdachte samen eigenaar was van de scooter, dat de verdachte over de reservesleutel van de scooter beschikte en dat [medeverdachte] zijn sleutel van de scooter die nacht heeft gegeven aan degene met wie hij de woninginbraak heeft gepleegd, acht het hof niet geloofwaardig en enkel bedoeld om de rol van de verdachte te bemantelen.
Immers, [medeverdachte] heeft niet eerder, ook niet bij de rechter-commissaris op 27 december 2015, verklaard over het door hem gestelde bezit van de sleutel van de scooter bij de verdachte. Zijn beweerdelijke angst om de naam te noemen van degene met wie hij de woninginbraak zegt te hebben gepleegd, is niet nader onderbouwd. Nu het dossier ook overigens geen grond biedt voor deze verklaring, gaat het hof daaraan voorbij.
Aldus acht het hof, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die op 24 december 2015 in de woning aan de [adres 2] te Roosendaal heeft ingebroken en 22,9 gram hennep aanwezig heeft gehad.
Het hof verwerpt de verweren in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaken met parketnummer 02-800839-15 onder 2 en met parketnummer 02-820453-15 onder 2 bewezen verklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 3 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 4 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, het bezit van minder dan 30 gram softdrugs en verboden wapenbezit. Een woninginbraak veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast, ergernis en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers, die zich geconfronteerd zien met een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer en eigendomsrecht. Daar heeft de verdachte zich kennelijk niets van aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Voor de bepaling van de straf heeft het hof acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en op de straffen die door dit hof in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Alleen al voor een woninginbraak, waarbij geen sprake is van recidive, wordt in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opgelegd. In het onderhavige geval heeft de verdachte zich evenwel schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2017, betrekking hebbende op de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. In de door de verdediging bepleite gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest komt de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking.
Alles afwegende acht het hof oplegging van de volgende sancties passend en geboden.
Ter zake van de bewezen verklaarde woninginbraak en het verboden wapenbezit, zal de verdachte worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Voor het bewezen verklaarde aanwezig hebben van minder dan 30 gram hennep, zijnde twee overtredingen, zal het hof telkens overgaan tot oplegging van een geldboete ter hoogte van € 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarbij zal het hof bepalen dat deze aftrek geschiedt overeenkomstig de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de inbeslaggenomen goederen, te weten enkele schoenen en een geldbedrag ad € 555,00, toebehoren aan de verdachte. Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave gelasten van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen aan de verdachte, als zijnde de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda van 24 april 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aanhangig.
Op grond van hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen acht het hof de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde werkstraf niet opportuun. Mitsdien zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet alsmede de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor het onder parketnummer 02-800839-15 onder 1 en in de zaak met parketnummer 02-820453-15 onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voor de onder parketnummer 02-800839-15 onder 2 bewezen verklaarde overtreding tot betaling van een geldboete van € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte voor de onder parketnummer 02-820453-15 onder 2 bewezen verklaarde overtreding tot betaling van een geldboete van € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van beide opgelegde geldboeten in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- één paar zwarte schoenen, maat 8, van het merk Prada (beslagnummer G1338119);
- één paar zwart-witte schoenen, maat 10, van het merk Adidas (beslagnummer G1338141);
- één paar zwarte schoenen, maart 44, van het merk Nike (beslagnummer G1338168);
- één paar bruine schoenen, maat 45, van het merk Paul Smith (beslagnummer G1337869);
- één paar witte schoenen, maat 8, van het merk Dolce & Gabanna (beslagnummer G1338184);
- één paar zwarte schoenen van het merk Dsquared (beslagnummer G1337919);
- één paar schoenen, maat 45, van het merk Nike (beslagnummer G1468958);
- een onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag ter grootte van € 555,00;
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 16 februari 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda van 24 april 2015 onder parketnummer 02-800273-14 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 1 jaar.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. Th.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 10 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Th.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.