Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 2.27b Registratie inrichtingen met varkens
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2023
- Bronpublicatie:
15-09-2023, Stb. 2023, 327 (uitgifte: 06-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-09-2023, Stb. 2023, 327 (uitgifte: 06-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Onze Minister registreert op aanvraag een inrichting waar varkens worden gehouden en waar slechts één varkenshouder actief is als:
- a.
A-bedrijf, indien op de inrichting vrouwelijke varkens worden gehouden voor het produceren van biggen en wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels;
- b.
B-bedrijf, indien op de inrichting vrouwelijke varkens worden gehouden voor het produceren van biggen;
- c.
C-bedrijf, indien op de inrichting gespeende varkens of gebruiksvarkens worden opgefokt tot beer of gelt en wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels;
- d.
E-bedrijf, indien op de inrichting gespeende varkens worden opgefokt tot gebruiksvarkens, slechts gespeende varkens worden aangevoerd die uitsluitend afkomstig zijn van hetzelfde A-bedrijf en wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels;
- e.
F-bedrijf, indien op de inrichting gespeende varkens worden opgefokt tot gebruiksvarkens en slechts gespeende varkens worden aangevoerd die uitsluitend afkomstig zijn van hetzelfde B-bedrijf;
- f.
RE-bedrijf, indien op de inrichting op elk moment ten hoogste vier of minder varkens en hun eventuele biggen worden gehouden.
2.
Onze Minister registreert een inrichting waar varkens worden gehouden en waar slechts één varkenshouder actief is als D-bedrijf, indien ten aanzien van die inrichting niet is voldaan aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f.
3.
De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c en d, kunnen betrekking hebben op:
- a.
de ruimte en het terrein waar dieren worden gehouden;
- b.
de aanwezige voorzieningen;
- c.
de te verrichten onderzoeken bij dieren naar de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten of zoönosen en de informatie die daarover aan Onze Minister wordt verstrekt.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid te voegen informatie.