Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad
Artikel 19 Berekening van het jaarlijkse kostenpercentage
Geldend
Geldend van 26-07-2019 tot 20-11-2026
- Redactionele toelichting
Deze wijziging laat lopende procedures waarin een comité reeds advies heeft uitgebracht overeenkomstig art. 5 bis van Besluit 1999/468/EG, onverlet.
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Inwerkingtreding
26-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Het jaarlijkse kostenpercentage, gelijk aan de contante waarde, op jaarbasis, van alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen (kredietopnemingen, aflossingen en kosten), wordt berekend volgens de wiskundige formule in deel I van bijlage I.
2.
Om het jaarlijkse kostenpercentage te berekenen, bepaalt men de totale kosten van het krediet voor de consument, met uitzondering van kosten die hij moet betalen wegens niet-naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verplichting en de andere kosten dan de aankoopprijs die hij bij het afnemen van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien contant wordt betaald.
De kosten voor het beheer van een rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en de overige kosten voor betalingsverrichtingen worden in de totale kosten van het krediet voor de consument meegerekend, tenzij de opening van de rekening facultatief is en de kosten voor de rekening duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld.
3.
Bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage wordt uitgegaan van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de termijnen en op de data die in de kredietovereenkomst zijn bepaald.
4.
Bij kredietovereenkomsten waarin clausules zijn opgenomen op grond waarvan een wijziging kan plaatsvinden in de debetrentevoet en, in voorkomend geval, de kosten die deel uitmaken van het jaarlijkse kostenpercentage, welke wijziging bij de berekening daarvan evenwel niet kan worden gekwantificeerd, wordt bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage uitgegaan van de hypothese dat de rentevoet en de overige kosten vast blijven ten opzichte van het oorspronkelijke niveau en tot de afloop van de kredietovereenkomst van toepassing blijven.
5.
Zo nodig kan voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage worden uitgegaan van de in bijlage I genoemde aanvullende hypothesen.
Indien de in dit artikel en in deel II van bijlage I genoemde hypothesen niet voldoende zijn om het jaarlijkse kostenpercentage op uniforme wijze te berekenen of niet meer aangepast zijn aan de commerciële marktsituatie, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 24 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van dit artikel en van deel II van bijlage I teneinde de noodzakelijk geachte aanvullende hypothesen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage toe te voegen of de bestaande te wijzigen.