NJB 2021/3034:Motivering beslissingen omtrent voorlopige hechtenis in Antilliaanse zaken: ingevolge art. 108 lid 2 Sv BES kan het hof bij zijn einduitspraak, niettegenstaande een eerder beëindigde voorlopige hechtenis, de gevangenneming van de verdachte bevelen. Deze beslissing moet op grond van art. 44 Sv BES worden gemotiveerd. Tevens moet de beslissing aan de eisen van art. 110 lid 2 Sv BES voldoen, onder meer door vermelding van de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat in het concrete geval de in art. 101 Sv BES gestelde voorwaarden zijn vervuld. In casu voldoet de motivering van het bevel tot gevangenneming niet daaraan. Dat leidt in casu echter bij gebrek aan belang niet tot cassatie, nu bij vernietiging en terugwijzing het door het hof gegeven bevel tot gevangenneming op grond van art. 108 lid 4 Sv BES in stand zou blijven totdat de einduitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens invrijheidstelling op grond van de art. 103, 105, 107 en 108 lid 5 Sv BES.

NJB 2021/3034

Motivering beslissingen omtrent voorlopige hechtenis in Antilliaanse zaken: ingevolge art. 108 lid 2 Sv BES kan het hof bij zijn einduitspraak, niettegenstaande een eerder beëindigde voorlopige hechtenis, de gevangenneming van de verdachte bevelen. Deze beslissing moet op grond van art. 44 Sv BES worden gemotiveerd. Tevens moet de beslissing aan de eisen van art. 110 lid 2 Sv BES voldoen, onder meer door vermelding van de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat in het concrete geval de in art. 101 Sv BES gestelde voorwaarden zijn vervuld. In casu voldoet de motivering van het bevel tot gevangenneming niet daaraan. Dat leidt in casu echter bij gebrek aan belang niet tot cassatie, nu bij vernietiging en terugwijzing het door het hof gegeven bevel tot gevangenneming op grond van art. 108 lid 4 Sv BES in stand zou blijven totdat de einduitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens invrijheidstelling op grond van de art. 103, 105, 107 en 108 lid 5 Sv BES.

Documentgegevens:

HR 09-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1661

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Datum: 9 november 2021
Magistraten: Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering, M. Kuijer, C. Caminada
Zaaknummer: 19/05686
Folio weergave: Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakgebied(en): Strafrecht algemeen (V)
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2021:1661, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑11‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:811, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑09‑2021
Wetingang: (art. 44, 100, 101, 108, 110 Sv BES)

Essentie

Motivering beslissingen omtrent voorlopige hechtenis in Antilliaanse zaken: ingevolge art. 108 lid 2 Sv BES kan het hof bij zijn einduitspraak, niettegenstaande een eerder beëindigde voorlopige hechtenis, de gevangenneming van de verdachte bevelen. Deze beslissing moet op grond van art. 44 Sv BES worden gemotiveerd. Tevens moet de beslissing aan de eisen van art. 110 lid 2 Sv BES voldoen, onder meer door vermelding van de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat in het concrete geval de in art. 101 Sv BES gestelde voorwaarden zijn vervuld. In casu voldoet de motivering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.