Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht
Artikel 77t [Voorwaardelijke beëindiging plaatsing in jeugdinrichting]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 77ta.
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 345 (uitgifte: 07-09-2022, kamerstukken: 36003)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-09-2022, Stb. 2022, 364 (uitgifte: 21-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Jeugdstrafrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Indien de maatregel voorwaardelijk eindigt als bedoeld in artikel 77s, zevende lid, en artikel 77t, tweede lid, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat:
- a.
de veroordeelde zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- b.
de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking verleent aan het toezicht door de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet dan wel van een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14c, zesde lid.
2.
Een jaar nadat de maatregel voorwaardelijk is geëindigd als bedoeld in het bepaalde in de artikelen 6:2:22, tweede lid, en 6:6:31, van het Wetboek van Strafvordering eindigt de maatregel van rechtswege onvoorwaardelijk, tenzij de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77tb. In de gevallen waarin de voorwaardelijke beëindiging is verlengd, eindigt de maatregel onvoorwaardelijk nadat de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging is bereikt.