Rb. Noord-Holland, 06-04-2016, nr. C/15/226738 / HA ZA 15-348
ECLI:NL:RBNHO:2016:6708
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
06-04-2016
- Zaaknummer
C/15/226738 / HA ZA 15-348
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:6708, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 06‑04‑2016; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2017/103
Uitspraak 06‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Inroepen bankgarantie. Uitbetaling door bank geweigerd. onrechtmatige daad. abstracte bankgarantie (Hoge Raad 13 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:600, NJ 2015,351))
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
JG/FV
zaaknummer / rolnummer: C/15/226738 / HA ZA 15-348
Vonnis van 6 april 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap
ROLLECATE B.V.,
gevestigd te Staphorst,
eiseres,
advocaat mr. W. Hogenkamp te Meppel,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK WEST-FRIESLAND U.A.,
gevestigd te Hoorn, kantoor houdende te Zwaagdijk-Oost, gemeente Medemblik,
gedaagde,
advocaat mr. C.J. Jager te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Rollecate en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 13 mei 2015 met 7 producties;
- -
de conclusie van antwoord met 2 producties;
- -
het tussenvonnis van 29 juli 2015;
- -
de akte van Rollecate met 1 productie;
- -
de akte van Rabobank met 3 producties;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 18 februari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Door een juridische fusie zijn alle rechten en plichten van Rabobank inmiddels onder algemene titel overgegaan op Coöperatieve Rabobank U.A.
2.2.
Rollecate houdt zich bezig met het ontwerpen, de productie en de montage van gevels op bouwprojecten. In 2012 heeft Rollecate van Ballast Nedam opdracht gekregen voor, kort gezegd, de levering en plaatsing van gevels voor het project Hilton Hotel te Schiphol. De benodigde composiet gevelelementen heeft Rollecate voor een bedrag van ruim 3 miljoen euro gekocht bij Polux B.V. (hierna: Polux).
2.3.
Omdat Polux de productie van die gevelelementen niet kon of wilde voorfinancieren is tussen Rollecate en Polux afgesproken dat Rollecate vooruitbetalingen zou doen en dat Polux tot zekerheid bankgaranties zou vertrekken. Polux heeft zich daartoe gewend tot (een rechtsvoorganger van) Rabobank.
2.4.
Op 22 januari 2013 heeft Rabobank een eerste bankgarantie verstrekt (hierna: de eerste bankgarantie). De eerste bankgarantie vermeldt als opschortende voorwaarde:
“Deze bankgarantie is gesteld onder de opschortende voorwaarde dat een bedrag van € 56.700,00 (…) door of namens de crediteur (rechtbank: Rollecate) is gestort bij de bank (…)”
Rollecate heeft het in de eerste bankgarantie genoemde bedrag van € 56.700,- aan Polux voldaan.
2.5.
Op 25 februari 2013 heeft Rabobank een tweede bankgarantie verstrekt (hierna: de tweede bankgarantie).
Deze vermeldt, voor zover hier relevant:
“Vereisten voor een beroep op de bankgarantie
De bank verbindt zich op eerste schriftelijk verzoek van de crediteur (rechtbank: Rollecate), welk verzoek dient te bevatten:
a de schriftelijke mededeling dat de debiteur met de nakoming van zijn hiervoor bedoelde verplichtingen in verzuim is, en
b de schriftelijke opgave van het bedrag dat door de crediteur op grond van deze bankgarantie van de bank wordt gevorderd,
aan de crediteur het gevorderde bedrag te voldoen tot maximaal het hiervoor genoemde bedrag. (rechtbank: € 137.000,-)”
(…)
Verhoging van het bedrag van de bankgarantie en opschortende voorwaarde
“Deze bankgarantie is gesteld onder de opschortende voorwaarde dat de crediteur (rechtbank: Rollecate) de termijnbetalingen waarvoor de bankgarantie is afgegeven heeft betaald aan de debiteur (rechtbank: Polux). Het bedrag van deze bankgarantie wordt vanaf nihil verhoogd conform onderstaand schema:
met een bedrag van € 24.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 26 februari 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 29.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 7 maart 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 14.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 18 maart 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 14.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 4 april 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 14.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 18 april 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 14.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 1 mei 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 14.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 15 mei 2013 is gestort bij de bank (…).
met een bedrag van € 14.000,00 (…) zodra dit bedrag door of namens de crediteur uiterlijk op 29 mei 2013 is gestort bij de bank (…)
De debiteur informeert de bank wanneer een termijnbetaling is ontvangen.”
2.6.
Rollecate heeft vervolgens de volgende betalingen aan Polux gedaan:
- -
€ 24.000,- op 28 februari 2013;
- -
€ 29.000 op 28 februari 2013;
- -
€ 14.000,- op 26 maart 2013;
- -
€ 14.000,- op 9 april 2013;
- -
€ 14.000,- op 23 april 2013;
- -
€ 14.000,- op 7 mei 2013;
- -
€ 14.000,- op 22 mei 2013;
- -
€ 14.000,- op 4 juni 2013.
2.7.
Bij brief d.d. 27 februari 2014 heeft Rollecate Rabobank verzocht over te gaan tot uitbetaling van € 193.700,-, zijnde het totaalbedrag van de twee bankgaranties.
2.8.
Op 4 maart 2014 is Polux gefailleerd.
2.9.
Bij brief d.d. 26 maart 2014 heeft Rabobank het beroep op de eerste bankgarantie gehonoreerd. Wat betreft de tweede bankgarantie heeft Rabobank het beroep gehonoreerd voor een bedrag van € 29.000,-. Voor het overige heeft Rabobank het verzoek tot uitbetaling, onder verwijzing naar de opschortende voorwaarde van de tweede bankgarantie, geweigerd omdat de betreffende betalingen door Rollecate te laat zijn gedaan.
2.10.
Rollecate heeft zich hierover bij Rabobank beklaagd bij brief d.d. 31 maart 2014 en gerappelleerd op 2 mei 2014. Bij brief d.d. 14 november 2014 heeft Rabobank afwijzend gereageerd.
3. Het geschil
3.1.
Rollecate vordert samengevat - veroordeling van Rabobank tot betaling van, primair, € 108.000,- en, subsidiair, € 70.000,-, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Rollecate grondt haar vordering op nakoming van de door Rabobank afgegeven tweede bankgarantie dan wel, subsidiair, op onrechtmatig handelen van Rabobank. Volgens haar brengt uitleg van de tweede bankgarantie mee dat de daarin opgenomen betalingsdata niet zijn te beschouwen als fatale termijnen. Voor het geval die betalingsdata wel fatale termijnen zijn, zoals Rabobank betoogt, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Rabobank zich op de overschrijding van de genoemde termijnen beroep en handelt zij in strijd met de op haar rustende zorgplicht, aldus Rollecate. Rabobank heeft immers nagelaten Rollecate te wijzen op de overschrijding van de (beweerdelijke) fatale termijnen.
Indien het oordeel zou luiden dat de in de tweede bankgarantie genoemde betalingstermijnen wel fatale termijnen zijn en Rabobank haar zorgplicht niet heeft geschonden, zou weliswaar een aantal betalingen buiten beschouwing moeten blijven, maar hebben vijf betalingen van € 14.000,- (in totaal € 70.000,-) wel tijdig plaatsgevonden omdat die betalingen kunnen worden toegerekend aan de daaropvolgende uiterste betaaldag.
3.3.
Rabobank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In de kern gaat dit geschil om de vraag hoe de tweede bankgarantie en in het bijzonder de daarin opgenomen opschortende voorwaarde, moet worden uitgelegd.
4.2.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de tweede bankgarantie (net als de eerste bankgarantie) is te beschouwen als een zogenaamd abstracte bankgarantie. Immers, de tweede bankgarantie is bedoeld om op afroep van Rollecate tot uitbetaling te leiden. Uit de tekst van de tweede bankgarantie blijkt dat de onderliggende rechtsverhouding tussen Rollecate en Polux niet relevant is voor de vraag of de bank tot uitkering moet overgaan. Dat de tweede bankgarantie een opschortende voorwaarde kent en een opbouwschema, doet aan het abstracte karakter van de bankgarantie niet af.
4.3.
Het toetsingskader voor zaken als deze is nog eens bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:600, NJ 2015,351). Dat komt er op neer dat, gelet op de aard van een abstracte garantie op afroep (onder de voorwaarden vermeld in de garantie) en de functie die dergelijke garanties in het handelsverkeer vervullen, alsmede gelet op de positie van de garanderende bank, die de belangen in het oog moet houden van zowel degene die de opdracht gaf tot het stellen van de garantie, als van degene te wiens gunste de garantie is gesteld, een strikte toepassing door de bank van de in de garantie gestelde voorwaarden geboden is. Een uitzondering op dit beginsel op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid is echter niet uitgesloten. Deze uitzondering kan zich voordoen in geval van bedrog of willekeur aan de zijde van de begunstigde of degene in wiens opdracht de garantie is gesteld.
Uit de aard en functie van de abstracte bankgarantie vloeit tevens voort dat bij de uitleg daarvan groot gewicht toekomt aan de (strikt te lezen) bewoordingen van de garantie.
Een abstracte bankgarantie bevat een betalingsverplichting die zelfstandig is ten opzichte van de onderliggende rechtsverhouding. Dit brengt mee dat verweren ontleend aan die rechtsverhouding in beginsel niet in de weg kunnen staan aan de vordering tot betaling uit hoofde van de bankgarantie, indien aan de in de bankgarantie gestelde voorwaarden voor betaling is voldaan. Dit is op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid anders indien sprake is van bedrog of willekeur aan de zijde van de begunstigde of degene in wiens opdracht de garantie is gesteld. Dat bedrog of die willekeur kan ook betrekking hebben op de onderliggende rechtsverhouding. Daarbij is niet vereist dat degene die de garantie afroept, op het moment van afroepen wetenschap heeft van het gestelde bedrog of van de beweerde willekeur.
De zekerheidsfunctie van de bankgarantie in het handelsverkeer eist echter wel dat de bank haar beroep op bedrog of willekeur onverwijld tegenwerpt aan degene die de bankgarantie afroept. Zij dient daarbij de afroeper voldoende inzicht te geven in de gronden voor haar weigering om te betalen, en de opgegeven gronden moeten het beroep op bedrog of willekeur kunnen dragen.
4.4.
Van onduidelijkheid over de tekst van de tweede garantie is geen sprake. Integendeel. De tekst van de opschortende voorwaarde is helder. Rollecate dient steeds uiterlijk op een bepaalde dag bepaalde bedragen aan Polux te doen. Indien Rollecate daaraan voldoet, geldt de bankgarantie voor dat bedrag. Zo niet, dan is niet voldaan aan de opschortende voorwaarde en is er geen verplichting voor de bank tot uitkering onder de bankgarantie over te gaan. Vast staat dat Rollecate, behoudens de betaling van € 29.000,- onder de tweede bankgarantie geen enkel bedrag binnen de gestelde termijn heeft betaald.
Anders dan Rollecate, subsidiair doet, is er ook geen grond om aan te nemen dat Rollecate vijf betalingen van € 14.000,- wel tijdig heeft voldaan. Nog daargelaten dat Rollecate bij de betreffende betalingen steeds heeft vermeld op welke termijn die betaling ziet, geeft de tekst van de tweede bankgarantie geen aanleiding deze uit te leggen op de wijze zoals Rollecate voorstaat. De tekst van de tweede bankgarantie noemt een opbouw van het bedrag van de bankgarantie “conform onderstaand schema”. De betalingstermijnen dienen derhalve in onderling verband te worden gezien. Er is pas ruimte voor verdere opbouw indien de eerdere betalingen zijn voldaan.
4.5.
Dat sprake zou zijn van bedrog is gesteld noch gebleken. Rollecate lijkt zich te beroepen op willekeur. De in de opschortende voorwaarde van de tweede bankgarantie genoemde betalingstermijnen zouden geen zelfstandige betekenis hebben, aldus Rollecate. Dit zou ook blijken uit het vonnis dat is gewezen tussen Rollecate en Rabobank (vonnis rechtbank Overijssel d.d. 11 november 2015). Die stelling van Rollecate faalt. Nog daargelaten dat beslissingen in de zaak tussen Rollecate en Polux geen werking hebben in de zaak tussen Rollecate en Rabobank, overweegt de rechtbank dat - kennelijk op voorspraak van Polux - in de bankgarantie een opbouwschema is opgenomen in de vorm van een opschortende voorwaarde. Aangenomen mag worden dat de tijdigheid van de genoemde betalingen een voorwaarde van Polux was. Dat zij belang heeft bij tijdige betalingen door Rollecate is evident. Van willekeur aan de zijde van Polux of Rabobank is derhalve geen sprake. Dat de rechter in de zaak tussen Rollecate en Polux heeft geoordeeld dat Rollecate jegens Polux niet in verzuim was met haar betalingsverplichting en dat Polux op haar beurt wel toerekenbaar tekort is geschoten jegens Rollecate, doet aan het voorgaande niet af.
4.6.
Tenslotte voert Rollecate aan dat Rabobank is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens Rollecate. Rabobank zou Rollecate hebben moeten waarschuwen dat zij betalingen te laat deed waardoor er niet werd voldaan aan de opschortende voorwaarde voor de tweede bankgarantie. Dat is onjuist. Wat Rollecate uit het oog verliest, is dat de opschortende voorwaarde in de tweede bankgarantie volstrekt helder is geformuleerd. Zij is daar kennelijk ook mee akkoord gegaan. Althans, zij heeft na het ontvangen van de tweede bankgarantie geen aanleiding gezien daartegen te protesteren. Daar komt bij dat het niet de taak van Rabobank was om bij te houden wanneer de deelbetalingen door Polux waren ontvangen. Blijkens de tekst van de tweede bankgarantie diende Polux Rabobank daarover te informeren. Bovendien mag van Rollecate zelf worden verwacht dat zij betalingstermijnen in de gaten houdt en zorgt dat zij tot tijdige betaling overgaat. Een waarschuwingsplicht als door Rollecate voorgestaan, had Rabobank dus niet.
4.7.
De conclusie is dat Rabobank bevoegd was de uitbetaling van de tweede bankgarantie (grotendeels) te weigeren. De vordering van Rollecate wordt afgewezen.
4.8.
Rollecate zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht 3.864,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.706,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Rollecate in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 6.706,00,
5.3.
veroordeelt Rollecate in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Rollecate niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.