Rijkswet schadeloosstelling en financiële voorzieningen lid van Raad van State
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 06-02-1998. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1996
- Bronpublicatie:
15-01-1998, Stb. 1998, 48 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken: 25624)
- Inwerkingtreding
06-02-1998, terugwerkend tot: 01-01-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-1998, Stb. 1998, 48 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken: 25624)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de Regeling van de schadeloosstelling van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bij rijkswet bepalingen vast te stellen omtrent de regeling van de schadeloosstelling van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, dat ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk kan worden benoemd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: