Hof Amsterdam, 27-07-2006, nr. 1634/04
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7061, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-07-2006
- Zaaknummer
1634/04
- LJN
AY7061
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7061, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑07‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC5703, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC5703
- Wetingang
art. 56 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
Uitspraak 27‑07‑2006
Inhoudsindicatie
Overeenkomst tot kiezen van woonplaats uitleggen conform Haviltex-criterium. Geïntimeerde gedagvaard op de laatste dag van de appeltermijn; is ook niet binnen de appeltermijn verschenen. Conclusie niet gewettigd dat de dagvaarding hem binnen de appeltermijn daadwerkelijk heeft bereikt.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZEVENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
mr. Johannes Maria SNELLINK,
kantoorhoudende te Eibergen, gemeente Berkelland,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
HAMELAND ADVANCED MOULDINGS AND COMPOSITES B.V.,
voorheen gevestigd te Eibergen, gemeente Berkelland,
APPELLANT,
procureur: mr. L.P. Broekveldt,
t e g e n
de vennootschap naar buitenlands recht
SAGEM S.A.,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. M.J.J. de Bontridder.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) Hameland en Sagem genoemd.
In deze zaak heeft het hof een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) gewezen, dat is uitgesproken op 3 november 2005.
Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt verwezen naar het tussenarrest.
Ingevolge het tussenarrest is aan Hameland akte overlegging (en toelichting) akte domiciliekeuze met producties verleend.
Daarna is aan Sagem antwoord akte betreffende domiciliekeuze verleend.
Ten slotte zijn de stukken van beide instanties - waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd - overgelegd en is arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1
Het hof blijft bij de inhoud van het tussenarrest.
2.2
Bij het tussenarrest is Hameland in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen waaruit kan blijken dat aan de betekeningsvoorschriften uit hoofde van de EG-betekeningsverordening (Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000, inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, PbEG L 160/37-52) is voldaan.
2.3
Uit de aan Hameland verleende akte volgt dat de verzending van een afschrift of een vertaling van de appeldagvaarding op de voet van de betekeningsverordening en van artikel 56 leden 2 en 3 Rv. niet heeft plaatsgevonden.
2.4
Hameland heeft evenwel betoogd dat dit ook niet nodig is, nu Sagem door domiciliekeuze ten kantore van Stibbe advocaten een bekende woonplaats in Nederland had.
Vervolgens geeft Hameland te kennen dat Sagem zich op het standpunt heeft gesteld dat van domiciliekeuze ten behoeve van het geding in hoger beroep geen sprake is en bestrijdt Hameland dit standpunt van Sagem gemotiveerd.
2.5
Ingevolge artikel 1:15 BW kan ook een rechtspersoon een andere woonplaats, dan ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft, kiezen bij schriftelijk aangegane overeenkomst voor één of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is.
2.6
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Hameland een drietal brieven in het geding gebracht waarvan de inhoud door Sagem niet (gemotiveerd) is weersproken.
Het betreft de volgende brieven:
- a.
Een brief van de toenmalige advocaat van Sagem, mr. G.C. de Rooij aan de raadsman van Hameland mr. D.M. de Knijff van 16 februari 2000, waarin, onder meer, het navolgende is vermeld:
“(...) Further to our telephone conversation of this morning, I confirm that the attachement documents can be validly served on Sagem at our office address, as Sagem’s chosen domicile. (...)”
- b.
Een brief van mr. De Knijff van 30 maart 2000 aan mr. De Rooij waarin, onder meer, het navolgende is vermeld:
“(...) Ik ben thans bezig met het opstellen van een dagvaarding in bovengenoemde zaak. Voor wat betreft de betekening van het beslagrequest heeft uw cliënte domicilie gekozen te uwer kantore. Ik ga ervan uit, dat deze domiciliekeuze ook geldt voor de aanhangig te maken procedure en dat de dagvaarding derhalve eveneens te uwer kantore kan worden betekend. Ik verzoek u vriendelijk mij dit voor het weekeinde nog even te bevestigen. (...)”
- c.
Een brief van mr. De Rooij aan mr. De Knijff van 30 maart 2000 waarin, voor zover van belang, is vermeld:
“(...) Inderdaad kan de dagvaarding in deze kwestie aan ons kantooradres worden betekend. (...)”.
2.7
Sagem stelt zich op het standpunt dat tussen partijen nooit een algemeen geldende domicilie keuze is overeengekomen doch steeds een domiciliekeuze die gold voor een specifiek gedaan verzoek en dat voor het betekenen van de dagvaarding voor het hoger beroep geen domiciliekeuze ten kantore van haar advocaat en procureur heeft plaatsgevonden.
In dit verband wijst Sagem op de bewoordingen van de dagvaarding in hoger beroep, die (naar tussen partijen niet in geschil is) voor zover van belang, luiden:
“(...)
AAN:
De vennootschap naar buitenlands recht SAGEM S.A., gevestigd te Parijs, Frankrijk te dezer zake in eerste aanleg domicilie gekozen hebbende ten kantore van de advocaat en procureur (...)”
2.8
Ook voor een overeenkomst strekkende tot het kiezen van een andere dan de werkelijke woonplaats is maatgevend de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
2.9
Uit de door Hameland overgelegde briefwisseling heeft zij niet kunnen en mogen afleiden dat Sagem ook voor het geding in hoger beroep domicilie heeft gekozen ten kantore van haar advocaat en procureur.
Dat Hameland dat ook feitelijk niet heeft gedaan, valt te concluderen uit de tekst van de dagvaarding in hoger beroep waar Hameland ook zelf stelt dat Sagem voor het geding in eerste aanleg domicilie gekozen heeft ten kantore van haar advocaat met de bewoordingen te dezer zake in eerste aanleg domicilie gekozen hebbende (cursivering hof). [Cursivering van de woorden ‘te dezer zake in eerste aanleg domicilie gekozen hebbende’, red.] Een andere redelijke uitleg voor deze op zichzelf eenduidige bewoordingen heeft Hameland ook niet gegeven.
2.10
Uit het voorgaande vloeit voort dat in dit geval geen sprake is van een rechtsgeldig betekende dagvaarding in hoger beroep, zodat Hameland in haar hoger beroep niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.11
Wellicht ten overvloede merkt het hof nog op dat hier geen sprake is van een situatie als aan de orde in het arrest van het hof van 29 juni 2006 met rolnummer 1886/04.
Daargelaten de overige verschillen, is in de zaak tussen Hameland en Sagem gedagvaard op de laatste dag van de appeltermijn en is Sagem ook niet binnen de appeltermijn verschenen. Verder zijn er geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken, die de conclusie zouden kunnen wettigen dat de dagvaarding in hoger beroep Sagem binnen de appeltermijn daadwerkelijk heeft bereikt.
3. Slotsom
Hameland dient niet ontvankelijk te worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep. Voorts dient zij te worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en in de kosten van de procedure in hoger beroep te worden veroordeeld.
4. Beslissing
Het hof:
Verklaart Hameland niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt Hameland in de kosten van het appel en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Sagem gevallen op € 12.539,-- (waarvan € 5.669,-- voor verschotten en € 6.870,-- voor salaris procureur);
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.C. Heuveling van Beek, M.C.M. van Dijk en M.M.M. Tillema en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2006 door de rolraadsheer.