Hof Den Haag, 04-04-2023, nr. 200.312.465
ECLI:NL:GHDHA:2023:550, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
04-04-2023
- Zaaknummer
200.312.465
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2023:550, Uitspraak, Hof Den Haag, 04‑04‑2023; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:16553, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Vindplaatsen
JAR 2024/69
Uitspraak 04‑04‑2023
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht, ontslag op staande voet. Vechtpartij op de werkvloer.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.312.465/01
Zaaknummer rechtbank : 9286544/21-50403
Beschikking van 4 april 2023
in de zaak van
Kwik-Fit Nederland B.V.,
gevestigd in Harderwijk,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.J. Verweij, kantoorhoudende in Ermelo,
tegen:
[verweerder] ,
wonend in [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. K.S. Loilargosain, kantoorhoudende in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna Kwik-Fit en [verweerder] noemen.
1. De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een werknemer die op staande voet is ontslagen omdat hij op de werkvloer met een collega heeft gevochten. Aan de orde is de vraag of de werkgever onverwijld aan de werknemer de reden heeft meegedeeld voor het ontslag op staande voet. Verder moet het hof beoordelen of sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
2. Procesverloop in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
het verzoekschrift in hoger beroep (met bijlagen), ingekomen op de griffie van het hof op [datum 5] 2022, waarmee Kwik-Fit in hoger beroep is gekomen van de tussenbeschikking van 3 november 2021 en de eindbeschikking van 21 februari 2022 van de kantonrechter Den Haag;
- -
het verweerschrift in hoger beroep van [verweerder], met bijlagen;
2.2
Op 25 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft Kwik-Fit de producties 17-20 overgelegd. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij aan het hof hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. De mondelinge behandeling is geschorst vanwege een wrakingsverzoek van de zijde van Kwik-Fit.
2.3
Nadat het wrakingsverzoek door de Wrakingskamer van dit hof was afgewezen, is de mondelinge behandeling op 3 februari 2023 voortgezet voor re- en dupliek. Van de zijde van Kwik-Fit is ten behoeve van de repliek een pleitnotitie overgelegd. Ook van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
3. Feiten en procedure bij de kantonrechter
3.1
De kantonrechter heeft in de bestreden tussenbeschikking onder 2.1 tot en met 2.12 een aantal feiten vastgesteld. In grief 2 heeft Kwik-Fit in de nrs. 51-58 aangevoerd dat de feitenvaststelling door de kantonrechter gebrekkig is. Het hof zal bij de beoordeling rekening houden met de bezwaren van Kwik-Fit. Voor zover Kwik-Fit erover klaagt dat de kantonrechter een aantal feiten ten onrechte niet heeft opgenomen in de feitenvaststelling, kan dit niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikkingen. De kantonrechter was niet gehouden alle vaststaande feiten te vermelden, maar mocht een selectie maken van de feiten die zij relevant achtte voor haar oordeel.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
i. [verweerder] is op [datum 1] 2009 in dienst getreden bij Kwik-Fit. De laatste functie die hij vervulde was die van [functie] tegen een salaris van € 2.025,15 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een bonus.
Op maandagochtend [datum 2] 2021 heeft zich op de werkvloer een incident (een vechtpartij) voorgedaan tussen [verweerder] en zijn collega [collega]. Omdat zich op de werkvloer een beveiligingscamera bevindt, zijn er van dit incident camerabeelden beschikbaar.
Kwik-Fit heeft diezelfde dag beide werknemers geschorst.
Op [datum 5] 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en Kwik-Fit over het incident van [datum 2] 2021.
[verweerder] is op [datum 3] 2021 telefonisch op staande voet ontslagen naar aanleiding van het incident op [datum 2] 2021.
Bij brief van [datum 4] 2021 heeft Kwik-Fit het volgende aan [verweerder] geschreven:
“Hierbij bevestigen wij dat u, aansluitend op uw schorsing van maandag [datum 2] 2021, op vrijdag [datum 3] 2021 op staande voet bent ontslagen. Dit heeft uw Regio Sales Manager, de heer [manager], u op vrijdag [datum 3] telefonisch meegedeeld.
Tot dit ontslag is, na overleg met de Directie en afweging van alle omstandigheden besloten, omdat vast is komen te staan dat u ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat wij in u gesteld hebben. Dit heeft u veroorzaakt doordat u zich schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen, het grovelijk beledigen en het op ernstige wijze bedreigen van uw collega, de heer [collega].
Op maandagochtend [datum 2] 2021 heeft er – tijdens het werk in het filiaal – tussen u en uw collega de heer [collega], aansluitend op een verbale scheldpartij over en weer, een vechtpartij plaatsgevonden. Uw leidinggevende de heer [leidinggevende], Senior Manager, heeft u uit elkaar getrokken en, na overleg met zijn leidinggevende, de heer [manager], geschorst.
Op [datum 5] 2021 heeft u een gesprek gehad, in het kader van hoor en wederhoor, met de heer [manager] en de heer [HR specialist], HR Specialist. In dit gesprek hebben we u gevraagd wat er zich op maandagochtend [datum 2] 2021 volgens u heeft plaatsgevonden. U vertelde dat u die ochtend croissants had gehaald voor uw collega’s en uzelf. Uw collega de heer [collega] zou bij het uitdelen van deze croissants zijn overgeslagen. Volgens u was de heer [collega] daar ontstemd over. Zo ontstemd dat hij u herhaaldelijk uitmaakte voor ‘kanker koelie’. U reageerde daarop door te zeggen: ‘je vader’. Waarop de heer [collega] volgens u reageerde met: ‘je moeder, je kanker moeder’.
Daarop bent u, volgens uw zeggen, op de heer [collega] afgestapt om hem aan te spreken en te vragen om zich te gedragen en te stoppen. Voor zover u zich het nog kon herinneren, vertelde u: ‘Heb ik dat alleen met woorden gedaan en voordat ik het wist lag ik op de grond. Ik was gevallen en toen is hij boven op mij gesprongen’. De heer [leidinggevende] heeft u en de heer [collega] vervolgens uit elkaar gehaald. U bent toen uw wonden gaan verzorgen. Volgens u heeft de heer [collega] u geschopt, geslagen en gekrabd.
U vertelde ons vervolgens dat u op 20 mei 2021 een afspraak had gemaakt bij de politie om aangifte tegen de heer [collega] te doen van mishandeling.
Vervolgens heeft de heer [manager] u verteld dat uit de beveiligingscamerabeelden een ander beeld naar voren komt. De beelden laten zien dat er over en weer wordt “gesproken”. Op een gegeven moment draait u zich om en stapt u driftig af op de heer [collega]. Bij de heer [collega] aangekomen haalt u direct met u rechtervuist uit naar de heer [collega]. Hierop slaat de heer [collega] gelijktijdig terug. De heer [collega] en u slaan vervolgens een tiental seconden op elkaar in met een ongekende agressie. Daarna volgt een worsteling waarbij u beiden op de grond belandt. Dit gebeurt achter een auto en daardoor buiten het beeld van de beveiligingscamera. Daarna zien we dat de heer [leidinggevende] door een collega over de vechtpartij wordt gewaarschuwd en haast hij zich om u uit elkaar te halen.
Uit de gesprekken met uw collega’s die getuigen waren van deze onacceptabele vechtpartij houdt het echter hier niet op. Het schelden en wederzijds bedreigen blijft doorgaan. Volgens de verklaringen van uw collega’s heeft u nog geroepen: ‘ik neuk je moeder. Ik kom je thuis opzoeken en ik pak je nog wel’.
Het gedrag en het handelen van de heer [collega] kwalificeert u als mishandeling en daarvoor heeft u een afspraak gemaakt bij de politie om aangifte te doen. Echter blijkt duidelijk uit de beveiligingscamerabeelden dat u zich ook schuldig maakt aan wat u de heer [collega] verwijt. KwikFit is zeer geschrokken van de explosie van agressie en voor haar is het duidelijk dat uw gedrag en handelen grensoverschrijdend en volstrekt onacceptabel is.
Gezien de genoemde feiten die ieder voor zich, althans in onderling verband, reden geven voor ontslag op staande voet, kunnen wij niets anders, dan concluderen dat u op grove wijze misbruik heeft gemaakt van ons vertrouwen. Dit vertrouwen is onherstelbaar geschaad. Wij zien ons dan ook genoodzaakt tot het nemen van bovenstaande maatregel en stellen u hierbij aansprakelijk voor alle schade, die wij door uw toedoen hebben geleden of nog zullen lijden. (…)”
Ook [collega] is naar aanleiding van het incident op staande voet ontslagen.
3.3
In deze procedure heeft [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, dat aan hem niet onverwijld mededeling is gedaan van de reden voor het ontslag en dat er geen sprake is van een dringende reden. Hij heeft de kantonrechter, na wijziging van zijn verzoek, verzocht om Kwik-Fit te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding op grond van art. 7:681 lid 1 BW, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Verder heeft hij verzocht Kwik-Fit te veroordelen tot betaling van vakantietoeslag over de periode 1 juni 2020 tot en met [datum 3] 2021 en een eventueel nog verschuldigde bonus. Tot slot heeft [verweerder] verzocht om Kwik-Fit – op straffe van verbeurte van een dwangsom – te veroordelen tot het verstrekken van een eindafrekening.
3.4
Kwik-Fit heeft de verzoeken van [verweerder] weersproken (behoudens het verzoek tot betaling van de vakantietoeslag). Zij heeft bij wijze van zelfstandig verzoek de kantonrechter verzocht om toekenning van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.603,76 netto.
3.5
In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven op de grond dat Kwik-Fit niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij de dringende redenen onverwijld en kenbaar heeft meegedeeld aan [verweerder]. Verder heeft de kantonrechter Kwik-Fit opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [verweerder] een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de vechtpartij tussen hem en [collega] op [datum 2] 2021. Kwik-Fit heeft hierop te kennen gegeven niet tot bewijslevering te zullen overgaan.
3.6
In de eindbeschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat Kwik-Fit het opgedragen bewijs niet heeft geleverd. Kwik-Fit is veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 7.186,38 bruto ter zake van de onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2021, een bedrag van € 8.709,86 bruto aan transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 12.000,- bruto. Verder is Kwik-Fit veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.859,23 bruto aan vakantietoeslag. Voor het overige zijn de verzoeken van [verweerder] afgewezen. Ook het zelfstandige verzoek van Kwik-Fit is afgewezen. Kwik-Fit is veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. Beoordeling in hoger beroep
4.1
Kwik-Fit heeft geconcludeerd tot vernietiging van de tussenbeschikking en de eindbeschikking. Zij heeft verzocht de verzoeken van [verweerder] af te wijzen en [verweerder] alsnog te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 2.603,76 netto. Verder heeft zij verzocht [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
4.2
[verweerder] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de beide beschikkingen, met veroordeling van Kwik-Fit in de proceskosten.
Is de reden voor het ontslag op staande voet onverwijld meegedeeld?
4.3
Met de grieven 5, 10 en 11 heeft Kwik-Fit aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de reden van het ontslag op staande voet niet onverwijld is meegedeeld. Volgens Kwik-Fit is [verweerder] tijdens het telefoongesprek van [datum 3] 2021 op staande voet ontslagen en begreep hij uitstekend wat de reden voor het ontslag was, namelijk het incident dat zich op [datum 2] 2021 had voorgedaan. Dat Kwik-Fit pas op [datum 4] 2021 een ontslagbrief heeft gestuurd, waarin het ontslag is bevestigd, betekent nog niet dat de reden daarvoor niet onverwijld is gegeven.
4.4
[verweerder] heeft niet betwist dat hij op vrijdag [datum 3] 2021 op staande voet is ontslagen. Hij voert echter aan dat ook onverwijld en schriftelijk moet worden meegedeeld wat de reden voor het ontslag op staande voet was. Aldus zou hij in de gelegenheid zijn gesteld om zijn standpunt met betrekking tot het ontslag te bepalen. In dit geval hield het gesprek op [datum 3] 2021 tussen [manager] en [verweerder] niet veel meer in dan: “ik heb slecht nieuws. Je bent ontslagen, je weet wel waarom, wij hebben het daar woensdag over gehad.” De schriftelijke bevestiging, waarin de reden voor het ontslag op staande voet stond toegelicht, volgde echter pas op [datum 4] 2021.
4.5
Art. 7:677 BW bepaalt dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Partijen zijn het erover eens dat de telefonische opzegging van [datum 3] 2021 een onverwijlde opzegging inhield, maar twisten over de vraag of Kwik-Fit ook onverwijld aan [verweerder] heeft meegedeeld wat de reden was voor de opzegging. Verder twisten partijen over de vraag of deze mededeling schriftelijk had moeten plaatsvinden.
4.6
Het hof neemt bij wijze van veronderstelling aan dat [manager] tijdens het telefoongesprek van vrijdag [datum 3] 2021 over de reden voor het ontslag niet meer heeft gezegd dan “je weet wel waarom, wij hebben het daar woensdag over gehad.” Kwik-Fit heeft overigens aangevoerd dat [manager] veel meer dan dat heeft gezegd en [manager] heeft in een schriftelijke verklaring (productie 18 in hoger beroep) en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toegelicht wat hij heeft gezegd en dat hij in dit soort situaties altijd een voorgeschreven script volgt.
4.7
Naar het oordeel van het hof moet in de gegeven omstandigheden worden aangenomen dat [verweerder] op [datum 3] 2021 redelijkerwijs heeft begrepen wat de reden voor het ontslag op staande voet was. Immers, na de vechtpartij op maandag [datum 2] 2021 is hij ogenblikkelijk geschorst. Vervolgens is hij op woensdag [datum 5] 2021 op kantoor geweest voor een gesprek over het incident. Het moet [verweerder] dus zelfs op grond van de volgens hem beperkte uitlatingen van [manager] aanstonds duidelijk zijn geweest dat het incident op [datum 2] 2021 de reden voor het ontslag op staande voet was. Op basis hiervan moet hij in voldoende mate in staat zijn geweest zijn standpunt met betrekking tot de opzegging te bepalen. Dat [verweerder] goed begrepen heeft dat en waarom hij op staande voet was ontslagen, volgt ook uit het feit dat hij zich vrijwel direct tot een advocaat heeft gewend, die – voorafgaand aan de ontslagbrief van [datum 4] 2021 – een aanvraag voor gefinancierde rechtshulp heeft ingediend, waarin melding wordt gemaakt van het incident van [datum 2] 2021 als aanleiding voor het ontslag.
4.8
De wet vereist niet dat de onverwijlde mededeling over de reden voor het ontslag op staande voet schriftelijk wordt gegeven. Met een onverwijlde schriftelijke mededeling wordt uiteraard wel voorkomen dat er discussie kan ontstaan over de vraag of de reden voor het ontslag op staande voet onverwijld aan de werknemer is gemeld. Zoals hiervoor al is overwogen, kon er in dit geval echter redelijkerwijs geen misverstand over bestaan wat de aanleiding voor het ontslag op staande voet was. In de ontslagbrief van [datum 4] 2021 bevestigt Kwik-Fit dat het incident op [datum 2] 2021 de aanleiding is geweest voor het ontslag en beschrijft zij de gebeurtenissen meer in detail dan [manager] tijdens het telefoongesprek van [datum 5] 2021 heeft gedaan, maar in deze brief worden geen wezenlijk nieuwe elementen toegevoegd aan de ontslaggrond die hem op grond van de gesprekken op 19 en [datum 3] 2021 al bekend waren.
4.9
Tot slot verdient nog opmerking dat de ontslagbrief – die voor de advocaat van [verweerder] van belang was in het kader van de behartiging van de belangen van [verweerder] – dateert van zes dagen na het ontslag op staande voet. [verweerder] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij door deze handelwijze is geschaad, te meer nu in deze zes dagen ook een Pinksterweekend zat.
4.10
Kortom, het oordeel van de kantonrechter dat er geen onverwijlde mededeling heeft plaatsvonden van de reden voor het ontslag op staande voet, kan niet in stand blijven. Het hof zal hieronder dan ook beoordelen of er sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Onder meer de grieven 7, 14, 16, 17, 18 en 19 zien op de vraag wat er tijdens het incident op [datum 2] 2021 is voorgevallen en of dit als dringende reden kan worden gekwalificeerd.
Is sprake van een dringende reden?
4.11
[verweerder] heeft niet betwist dat hij op maandag [datum 2] 2021 op de werkvloer heeft gevochten met [collega]. Dat deze vechtpartij heeft plaatsgevonden, is overigens ook goed zichtbaar op de overgelegde beeldopname die door de beveiligingscamera ter plaatse is gemaakt. [verweerder] heeft in deze procedure erover geklaagd dat Kwik-Fit de camerabeelden aanvankelijk niet aan hem ter beschikking wilde stellen en dat hij daardoor is benadeeld. Meer in het bijzonder had volgens [verweerder] deze procedure kunnen worden voorkomen als hij de beelden eerder (bijvoorbeeld tijdens het gesprek van [datum 5] 2021) had kunnen bekijken. [verweerder] heeft echter onvoldoende toegelicht waarom hij is benadeeld doordat hij deze beelden pas later heeft kunnen bekijken omdat onduidelijk is gebleven wat hij anders had gedaan indien hij de beelden wel eerder had gezien.
4.12
Kwik-Fit heeft het incident in de ontslagbrief als volgt omschreven:
“ De beelden laten zien dat er over en weer wordt “gesproken”. Op een gegeven moment draait u zich om en stapt u driftig af op de heer [collega]. Bij de heer [collega] aangekomen haalt u direct met u rechtervuist uit naar de heer [collega]. Hierop slaat de heer [collega] gelijktijdig terug. De heer [collega] en u slaan vervolgens een tiental seconden op elkaar in met een ongekende agressie. Daarna volgt een worsteling waarbij u beiden op de grond belandt. Dit gebeurt achter een auto en daardoor buiten het beeld van de beveiligingscamera. Daarna zien we dat de heer [leidinggevende] door een collega over de vechtpartij wordt gewaarschuwd en haast hij zich om u uit elkaar te halen.”
4.13
Naar het oordeel van het hof, dat de videobeelden heeft bekeken, geeft Kwik-Fit in de ontslagbrief een grotendeels accurate samenvatting van het incident. Op twee punten lijkt de samenvatting niet helemaal juist. Anders dan in de ontslagbrief wordt beschreven, heeft het hof op de beelden niet gezien dat [verweerder] uithaalt met zijn rechtervuist. Het lijkt veeleer een uithaal met een vlakke hand te zijn geweest. Het gevecht dat daarop ontstaat, is slechts een paar seconden (dus geen ‘tiental seconden’) zichtbaar, waarna [verweerder] en [collega] achter een auto op de grond belanden, waardoor zij buiten het beeld van de camera terecht komen. Deze discrepanties doen er echter niet aan af dat het incident in de kern op een juiste manier wordt omschreven in de brief.
4.14
[verweerder] heeft naar aanleiding van de beeldopnames aangevoerd dat hij op een bepaald moment in de worsteling zijn rechterarm wegtrekt van [collega] en dat [collega] vervolgens een elleboogstoot tegen het gezicht van [verweerder] heeft gegeven. Verder is [verweerder] van mening dat hij de vuistslagen van [collega] niet met eenzelfde soort vuistslagen beantwoordt. Hij is veeleer bezig met het afweren van de vuistslagen van [collega] en probeert zich daartegen te verdedigen.
4.15
Het hof overweegt hierover als volgt. Op de camerabeelden is te zien dat [collega] in het gevecht met [verweerder] de overhand heeft. Het is dus niet uitgesloten dat [verweerder] zich op een gegeven moment voornamelijk heeft verdedigd tegen de klappen die hij van [collega] kreeg, al valt dat niet met zekerheid te zeggen omdat de camerabeelden slechts de eerste secondes van de vechtpartij laten zien. Dit alles neemt niet weg dat [verweerder] degene is geweest die (driftig) op [collega] is afgestapt en direct naar hem heeft uitgehaald. Het initiatief voor de confrontatie lag dus bij [verweerder].
4.16
Verder heeft Kwik-Fit aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat na de vechtpartij het schelden en beledigen over en weer is doorgegaan. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een aantal schriftelijke verklaringen overgelegd van collega’s van [verweerder] en [collega].
a. In de schriftelijke verklaring van [datum 3] 2021 van [leidinggevende] (leidinggevende van [verweerder] en [collega]) staat:
“Hierbij verklaar ik, [leidinggevende], dat ik aan het eind van de ochtend van maandag [datum 2] jongstleden door één van mijn medewerkers de werkplaats werd ingeroepen omdat er een vechtpartij tussen twee andere medewerkers bezig was.
In de werkplaats aangekomen trof ik [collega] bovenop [verweerder]. [collega] was op dat moment nog op het gezicht van [verweerder] aan het inslaan. Ik heb toen beide heren uit elkaar getrokken. Na het uit elkaar halen van [collega] en [verweerder] heb ik het volgende horen roepen. [collega] naar [verweerder], ik draai je hoofd eraf. [verweerder] naar [collega], ik kom je opzoeken, ik pak je wel.
Na overleg met mijn leidinggevende heb ik beide geschorst en naar huis gestuurd.
Voor dit incident heb ik [collega] aan het begin van de ochtend nog gesproken. Ik heb bij hem aangegeven dat zijn collega’s bij mij hadden aangegeven dat zijn houding en gedrag demotiverend was voor de stagelopers. [collega] gaf aan dat dat niet zo was.”
In een schriftelijke verklaring van [datum 3] 2021 van [getuige 1] (APK Keurmeester bij Kwik-Fit) staat:
“Hierbij verklaar ik, [getuige 1], dat aan het eind van de ochtend van maandag [datum 2] jongstleden [getuige 2] de receptie in riep, waar ik en [leidinggevende] aanwezig waren, Vechten! Vechten!
[leidinggevende] liep meteen de werkplaats in en ik heb nog een telefoongesprek in de wacht gelegd, hierna liep ik ook de werkplaats in. Het eerste wat ik zag was dat [leidinggevende], [collega] en [verweerder] omhoogkwamen achter een auto vandaan. [collega] had [verweerder] om zijn nek vast.
Beiden liepen te schelden. [collega] riep kanker koelie (dit werd al de hele morgen geroepen) en [collega] riep ‘ik ga je nek eraf draaien’.
[verweerder] riep, ik ga je thuis opzoeken. [verweerder] heeft eerder die ochtend naar [collega] geroepen ‘ga lekker naar huis als je toch niet werkt en ga de verzekering lekker oplichten’.”
De schriftelijke verklaring van [datum 3] 2021 van [getuige 2] luidt als volgt:
“Hierbij verklaar ik, [getuige 2], dat aan het eind van de ochtend van maandag [datum 2] jongstleden [collega] en [verweerder] met elkaar aan het vechten waren. Toen het begon heb ik direct de filiaal manager [leidinggevende] gewaarschuwd. Hij heeft ze uit elkaar gehaald.
Voor het vechten waren [collega] en [verweerder] al naar elkaar over en weer aan het schelden. Wat ik nog weet is dat [collega] riep, ‘je moeder’. Waarop [verweerder] reageerde met ‘ik neuk je moeder’.
[verweerder] riep na het vechten nog, ‘zie wat je gedaan hebt’. [collega] riep terug ‘kom maar dan krijg je nog veel meer.’
4.17
Uit deze verklaringen volgt dat zowel [verweerder] als [collega] na de vechtpartij over en weer zijn blijven schelden en elkaar bedreigingen hebben toegevoegd. Dat [verweerder], zoals hij aanvoert, op dat moment door emoties was overmand, vormt daarvoor wellicht een verklaring, maar zijn gedrag kan daarmee niet worden goedgepraat.
4.18
[verweerder] heeft verder in zijn inleidende verzoekschrift over de aanleiding voor de confrontatie aangevoerd dat het al langer niet boterde tussen [collega] en [verweerder]. Ook de collega’s vonden het gedrag van [collega] irritant. Zo zou het geregeld zijn voorgekomen dat [collega] [verweerder] beledigde, uitschold en uitlachte. Ook zou [collega] oncollegiaal gedrag hebben vertoond. Volgens [verweerder] is er zowel door hemzelf als door andere collega’s geregeld bij de leidinggevende geklaagd over [collega], maar heeft dat nergens toe geleid. Ook op [datum 2] 2021 heeft een collega aan het begin van de ochtend bij de leidinggevende geklaagd over [collega], waarna deze op het matje werd geroepen. [collega] verkeerde in de veronderstelling dat [verweerder] degene was die die ochtend over hem had geklaagd. Hij heeft vervolgens de nodige scheldwoorden richting [verweerder] gebruikt. Aanvankelijk heeft [verweerder] daarop niet gereageerd, maar toen [collega] de moeder van [verweerder] in de scheldtirade betrok, knapte er iets. [verweerder] is vervolgens in een vlaag van verstandsverbijstering op [collega] afgestapt. Hij kan zich niet volledig herinneren wat er is gebeurd. Hij weet dat hij op [collega] is afgestapt en dat hij hem wellicht een duw heeft gegeven en dat hij vervolgens op de grond lag.
4.19
De stellingen van [verweerder] suggereren dat het [collega] is geweest die aanhoudend aan het schelden was, terwijl [verweerder] zich steeds heeft ingehouden, maar dat strookt niet met de verklaring van [getuige 2]. [getuige 2] maakt juist melding van het feit dat [verweerder] en [collega] voorafgaand aan de vechtpartij over en weer aan het schelden waren. Bovendien, ook als juist is dat [collega] degene is geweest die [verweerder] met woorden heeft uitgedaagd terwijl [verweerder] zich stil hield, dan blijft het feit dat het [verweerder] is geweest die de fysieke confrontatie heeft gezocht.
4.20
Verder geldt dat het weliswaar juist is dat, zoals [verweerder] aanvoert, [collega] op [datum 2] 2021 – voorafgaand aan het incident – vanwege klachten over hem bij de filiaalmanager is geroepen, maar Kwik-Fit heeft in eerste aanleg– onbestreden – aangevoerd dat datzelfde geldt voor [verweerder]: ook hij is die dag bij de filiaalmanager geroepen omdat [collega] had geklaagd over alle scheldwoorden die [verweerder] [collega] toeriep. [verweerder] heeft dat niet betwist.
4.21
[verweerder] heeft verder nog aangevoerd dat bij Kwik-Fit sprake was van een onveilige werkomgeving. Volgens [verweerder] had het incident kunnen worden voorkomen als Kwik-Fit eerder had ingegrepen naar aanleiding van klachten over het gedrag van [collega]. In de eerste helft van mei 2021 is er veelvuldig en herhaaldelijk geklaagd over het gedrag van [collega], door zowel [verweerder] als door andere collega’s. Kwik-Fit had [collega] indringend moeten aanspreken op zijn gedrag waardoor [collega] zijn gedrag zou hebben moeten aanpassen. Kwik-Fit dient immers zorg te dragen voor een veilige werkomgeving, aldus [verweerder].
4.22
Kwik-Fit heeft betwist dat er veelvuldig werd geklaagd over het gedrag van [collega]. Naar het oordeel van het hof heeft [verweerder] tegenover deze betwisting zijn stelling dat er veelvuldig werd geklaagd over [collega] onvoldoende concreet toegelicht, zodat geen aanknopingspunt bestaat om te kunnen aannemen dat er bij Kwik-Fit een onveilige werksfeer bestond als gevolg van het gedrag van [collega].
4.23
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de volgende conclusie. Naar het oordeel van het hof kan [verweerder] een ernstig verwijt worden gemaakt van de vechtpartij met [collega], omdat het initiatief daarvoor bij [verweerder] was gelegen. [verweerder] had de confrontatie niet moeten opzoeken en heeft door zijn handelwijze het vertrouwen van Kwik-Fit in hem ernstig geschaad. Verder acht het hof het aannemelijk dat [verweerder] en [collega], zowel voorafgaand aan de vechtpartij als daarna over en weer naar elkaar hebben gescholden, waarbij mogelijk ook bedreigingen zijn geuit. Voor [verweerder] geldt dat de gedragingen na de vechtpartij niet wijzen op enige vorm van zelfreflectie. Dit alles rechtvaardigt de conclusie dat de gedragingen van [verweerder] een dringende reden vormden die ten gevolge hebben dat van Kwik-Fit redelijkerwijze niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.24
Dit heeft voor [verweerder] tot gevolg dat hij geen aanspraak kan maken op een billijke vergoeding en op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Naar het oordeel van het hof heeft [verweerder] evenmin recht op een transitievergoeding, omdat – zoals uit het voorgaande voortvloeit – sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. Het hof zal de desbetreffende verzoeken van [verweerder] dan ook afwijzen. In zoverre dienen de bestreden beschikkingen te worden vernietigd. Geen grief is gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van het bedrag van € 1.859,23 bruto aan vakantietoeslag. De bestreden beschikkingen zijn in zoverre niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
4.25
Nu het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, heeft Kwik-Fit recht op de door haar verzochte gefixeerde schadevergoeding van € 2.603,76. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
4.26
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. Daarbij geldt wel dat de voortzetting van de mondelinge behandeling op 2 februari 2023 voor rekening van Kwik-Fit moet worden gebracht, omdat deze voortzetting het gevolg is van het op 25 november 2022 ingediende, ongegrond geoordeelde wrakingsverzoek van Kwik-Fit.
5. Beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beschikkingen voor zover de kantonrechter daarbij aan [verweerder] een bedrag van € 7.168,38 bruto ter zake van onregelmatige opzegging, een bedrag van € 8.709,86 bruto aan transitievergoeding en een bedrag van € 12.000,- bruto aan billijke vergoeding heeft toegewezen en voor zover het zelfstandig verzoek van Kwik-Fit daarbij is afgewezen en Kwik-Fit in de kosten van de procedure is veroordeeld,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- -
wijst het verzoek van [verweerder] tot toewijzing van een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging af;
- -
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 2.603,76 netto aan gefixeerde schadevergoeding aan Kwik-Fit;
- -
veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van Kwik-Fit tot aan 21 februari 2021 begroot op € 498,- aan salaris advocaat;
- -
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Kwik-Fit bepaald op € 2.135,- aan griffierecht, € 1.774,50 aan salaris voor de advocaat (1½ punt, tarief II) en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze beschikking is voldaan en vervolgens betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden;
- -
bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,-, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf het einde van de termijn van veertien dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- -
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A. Joustra, R.J.F. Thiessen en J.M. Rowel-van der Linde en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023 in aanwezigheid van de griffier.