NJ 1921, p. 936
Openbaarmaking van een potpourri, bevattende eenige gedeelten van een operette. Auteursrecht van den maker der operette.
HR 10-06-1921, ECLI:NL:HR:1921:182
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juni 1921
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama. Raden: Mrs. B. C. J. Loder, Jhr. R. Feith Dr. L. E. Visser en J. Kosters.
- Zaaknummer
[10061921/NJ_1921,_p._936]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS99653:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1921:182, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑1921
- Wetingang
Essentie
Openbaarmaking van een potpourri, bevattende eenige gedeelten van een operette. Auteursrecht van den maker der operette.
Samenvatting
Art. 10 Auteurswet 1912 verleent wel bescherming aan den geestelijken arbeid van den vervaardiger eener muziekschikking, maar het waakt er tevens voor, dat de rechten van den vervaardiger van het oorspronkelijke werk op zijn arbeid onverlet blijven.
Eischer, die stelt te hebben het auteursrecht op het oorspronkelijke werk (als maker eener operette) en voorts, dat verweerders zonder zijn toestemming een muziekschikking van enkele gedeelten van dat werk (potpourri) openbaar maken, heeft dus voldoende feiten gesteld, omzijn schadevordering te rechtvaardigen.
[Rechtbank ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.