Hof Arnhem-Leeuwarden, 15-09-2015, nr. 14/01066
ECLI:NL:GHARL:2015:6777
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
15-09-2015
- Zaaknummer
14/01066
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:6777, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 15‑09‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 15.33 Wet milieubeheer
- Vindplaatsen
V-N 2015/66.22 met annotatie van Redactie
JAF 2015/548 met annotatie van Van der Meijden
Uitspraak 15‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Rioolheffing en reinigingsheffingen. Onverbindende verordeningen gemeente Wijchen? Overschrijding opbrengstlimiet?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/01066
uitspraakdatum: 15 september 2015
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 augustus 2014, nummer AWB 13/7614, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Wijchen (hierna: de heffingsambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 6 te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 390.000. Tegelijk met deze beschikking zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB), afvalstoffenheffing en rioolheffing gebruikers en rioolheffing eigenaren vastgesteld.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de bij beschikking vastgestelde waarde verminderd tot € 375.000, de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd en de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffingen gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 augustus 2014 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [B] , bijgestaan door [C] en [D] .
1.7
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
Rioolheffing
2.1
Op 6 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wijchen de Verordening rioolheffing 2013 vastgesteld. In de Verordening rioolheffing 2013 is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing worden twee directe belastingen geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belastingen worden geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel;
en
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel
2. (…)
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. De belasting wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel
2. (…)
Artikel 6 Belastingtarieven
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
1. De eigenarenbelasting:
a. voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen 0,034220%
b. voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,056972%
2. De gebruikersbelasting:
a. voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen 0,027580%
b. voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,045167% ”
2.2
De heffingsambtenaar heeft een zogenoemd Productoverzicht Riolering en Waterzuivering overgelegd, waarin de volgende lasten en baten zijn begroot voor het jaar 2013:
Lasten en baten riolering en waterzuivering * € 1.000
Omschrijving Begroting 2013
Vrijvervalriolering 1.540
Gemalen vrijvervalriolering 952
Drukriolering 497
Vacuümriolering 39
IBA 6
Bergbezinkvoorzieningen 51
Rioolaansluitingen 7
Kosten verbonden aan rioolheffing 253
Totale kosten product 3.345
Toe te rekenen compensabele BTW in verband met
BTW-compensatiefonds 302
Totaal maximaal te heffen 3.647
Rioolrechten 3.339
2.3
Tevens heeft de heffingsambtenaar een nadere specificatie van de lasten en baten overgelegd, waarin een verdeling is gemaakt naar de kosten van rioolafvoer (€ 1.452.572) en rioolaansluiting (€ 1.891.493) en de baten (netto-opbrengsten) van de rioolheffing van gebruikers (€ 1.444.363) en eigenaren (€ 1.868.963).
Reinigingsheffingen
2.4
Op 6 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wijchen de Verordening reinigingsheffingen 2013 vastgesteld. Op basis van de Verordening reinigingsheffingen 2013 heft de gemeente Wijchen een afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.
2.5
De heffingsambtenaar heeft een zogenoemd Productoverzicht Afvalverwijdering en verwerking overgelegd, waarin de volgende lasten en baten zijn begroot voor het jaar 2013:
Lasten en baten afvalverwijdering * € 1.000
Afvalstromen Begroting 2013
Afvalverwijdering restafval 1.278
Afvalverwijdering GFT 519
Afvalverwijdering Grof HA 5
Illegaal afval, waarvan:
illegale stortingen 46
zwerfvuil 91
Wijchen schoon 5
KCA depot 7
Monitoring stort Alverna 9
Glas 26
Papier -51
Wit- en bruingoed -9
Exploitatie milieustraat 484
Afvalverwijdering restafval via ondergrondse containers 42
Afvalverwijdering algemeen 238
Totale kosten product 2.690
Toe te rekenen compensabele BTW in verband met
BTW-compensatiefonds 522
Totaal maximaal te heffen 3.212
2.6
Tevens heeft de heffingsambtenaar een nadere specificatie van de lasten en baten overgelegd. In dit overzicht is de bruto opbrengst van de reinigingsheffingen begroot op € 3.210.761 en de te verwachten kwijtschelding van de reinigingsheffingen op € 107.100.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1
Tussen partijen is in geschil of de Verordening rioolheffing 2013 en de Verordening reinigingsheffingen 2013 algeheel dan wel partieel onverbindend zijn, in het bijzonder omdat de geraamde baten van de rioolheffing en de reinigingsheffingen de geraamde lasten ter zake overtreffen.
3.2
Belanghebbende stelt dat voor beide heffingen de opbrengstlimiet is overschreden. De heffingsambtenaar is van mening dat daarvan geen sprake is.
3.3
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en, naar het Hof begrijpt, gehele dan wel gedeeltelijke vermindering van de aanslagen in de rioolheffing en de reinigingsheffingen.
3.5
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1
In beginsel geldt dat, wanneer de opbrengstlimiet wordt overschreden, de tariefstelling in een gemeentelijke verordening partieel onverbindend is, namelijk voor zover - nadat uit de lastenraming de (gedeelten van) posten zijn geëlimineerd die daarin ten onrechte zijn opgenomen - de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten (hierna: de limietoverschrijding) (vgl. HR 10 april 2009, nr. 43747, ECLI:NL:HR:2009:BC3691, BNB 2009/194).
Rioolheffing
4.2
Artikel 228a, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet luiden:
“1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
2. Ter zake van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen twee afzonderlijke belastingen worden geheven.”
4.3
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel ter wijziging van onder meer de Gemeentewet (TK, 2005-2006, 30 578, nr. 3, p. 21) is over de rioolheffing onder meer vermeld:
“De gemeente heeft op dit moment bijvoorbeeld voor het anders omgaan met afvloeiend hemelwater en de verwerking van ingezameld grondwater geen adequaat bekostigingsinstrumentarium beschikbaar. Een verbrede financieringsstructuur voor de gemeentelijke wateropgaven is daarom noodzakelijk.
Dit wetsvoorstel bevat daarom ook een voorstel tot het creëren van een nieuwe rioolheffing in een nieuw, in de Gemeentewet in te voegen, artikel 228a, uit de opbrengst waarvan de in dit wetsvoorstel bedoelde taken kunnen worden bekostigd. Uiteraard met de kanttekening dat de heffing dus maximaal kostendekkend mag zijn. (…)
Waar het huidige rioolrecht een retributiekarakter heeft voor de bekostiging van door de gemeente te verlenen diensten of het gebruik van gemeentelijke voorzieningen, heeft deze nieuwe gemeentelijke heffing het karakter van een bestemmingsheffing waarmee kosten kunnen worden verhaald om collectieve maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater.”
4.4
Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen de rioolaansluitrechten en de rioolafvoerrechten. Het oordeel van de Rechtbank dat sprake is van één heffing, acht belanghebbende onjuist, mede gelet op de uitspraak van het Hof van 22 januari 2013, nr. 11/00487 en 11/00488, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0268.
4.5
Uit de Verordening rioolrechten 2013 volgt, dat de gemeente Wijchen heeft gekozen voor twee belastingen ter bestrijding van de kosten van de gemeentelijke watertaken zoals genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, van artikel 228a van de Gemeentewet.
4.6
Het Hof leidt uit artikel 228a, eerste lid, van de Gemeentewet en de Memorie van Toelichting af, dat de opbrengst van de twee belastingen tezamen niet meer mogen bedragen dan de kosten van gemeentelijke watertaken. Met de invoering van artikel 228a van de Gemeentewet is immers een verbreding van de financieringsstructuur beoogd, ten opzichte van rechten die voordien op grond van artikel 229 van de Gemeentewet werden geheven. Wel dient de gemeente nog op controleerbare wijze vast te leggen welke uitgaven zij in welke mate door elk van de heffingen in een verordening beoogt te dekken, maar zulks dient met name nog om toetsing van een bepaalde heffing aan algemene rechtsbeginselen mogelijk te maken (vgl. HR 4 februari 2005, nr. 40 072, ECLI:NL:HR:2005:AQ7390, BNB 2005/113). De onder 4.4 genoemde uitspraak van het Hof van 22 januari 2013 zag op de heffing van rioolaansluitrechten en de rioolafvoerrechten op grond van artikel 229 van de Gemeentewet, zodat deze uitspraak niet aan voornoemd oordeel in de weg staat.
4.7
Met het onder 2.5 genoemde overzicht en de onder 2.6 genoemde specificatie van deze kosten, waaronder de uitsplitsing naar de rioolaansluitings- en rioolafvoerkosten, heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof voldaan aan de op hem rustende stelplicht (vgl. HR 18 april 2014, nr. 13/00469, ECLI:NL:HR:2014:938, BNB 2014/150). Hieraan doet, anders dan belanghebbende stelt, niet af, dat de raming voor de rioolaansluitkosten bestaat uit voorzieningen, kapitaalslasten en afschrijvingen. De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat de afschrijvingen zien op eerder gepleegde investeringen, waarvoor geen voorziening was gevormd. Op vervangingsinvesteringen wordt niet afgeschreven; deze worden afgeboekt op eerder gevormde voorzieningen. Op de gemeentelijke begroting wordt volgens de heffingsambtenaar toezicht gehouden of de boekingen op een juiste wijze plaatsvinden. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft belanghebbende de door hem gestelde limietoverschrijding niet aannemelijk gemaakt.
4.8
Belanghebbende meent dat ten onrechte de vergoeding uit het BTW-compensatiefonds als last is aangemerkt. De gemeente zal voor de omzetbelasting die in de geraamde lasten zijn begrepen, een vergoeding uit het BTW-compensatiefonds ontvangen. Tot het bedrag van de geraamde lasten inclusief omzetbelasting en de vergoeding uit het BTW-compensatiefonds, heft de gemeente belasting. Hierdoor wordt de BTW volgens belanghebbende twee keer in de heffing betrokken en wordt er geen rekening gehouden met het feit dat de BTW niet op de gemeente druk vanwege de vergoeding uit het BTW-compensatiefonds.
4.9
Ingevolge artikel 228a, derde lid, van de Gemeentewet wordt onder de kosten, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, mede verstaan de omzetbelasting die als gevolg van de Wet op het BTW-compensatiefonds (http://wetten.overheid.nl/BWBR0013817/geldigheidsdatum_25-06-2015) recht geeft op een bijdrage uit dat fonds.
4.10
In de Memorie van Toelichting is daarover het volgende opgemerkt:
“Kostendekkende heffingen
Op dit moment brengen gemeenten op grond van artikel 229 (https://www.navigator.nl/) van de Gemeentewet via een aantal heffingen kosten in rekening. De belangrijkste voorbeelden daarvan zijn de rioolrechten, de reinigingsrechten en de bouwleges. Provincies kennen soortgelijke heffingen op grond van artikel 223 (https://www.navigator.nl/) van de Provinciewet. Daarnaast kunnen gemeenten op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer ter bestrijding van de kosten voor het verwijderen van huishoudelijk afval een heffing instellen. In artikel 229b (https://www.navigator.nl/) van de Gemeentewet, respectievelijk artikel 225 (https://www.navigator.nl/) van de Provinciewet, wordt bepaald dat maximaal de volledige kosten via de heffing in rekening kunnen worden gebracht. Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer kent een eigen opbrengstlimiet. Het moet gaan om kosten die verbonden zijn aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Bij dit type heffingen worden op dit moment kosten in rekening gebracht waarin impliciet een BTW-component zit. In de toekomst krijgen gemeenten en provincies deze BTW-lasten gecompenseerd uit het BTW-compensatiefonds. Tegelijkertijd met de invoering van het fonds vindt een uitname plaats uit het gemeentefonds en het provinciefonds. Het totaal van de compensatie is het eerste jaar gelijk aan de uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds zodat er op macroniveau geen budgettair effect optreedt. Door het feit dat gemeenten en provincies de desbetreffende BTW voortaan gecompenseerd krijgen uit het fonds, komt het kostenniveau dat relevant is voor de bepaling van de maximale tarieven van de kostendekkende heffingen zonder wetswijziging in de toekomst lager uit. Hierdoor moeten gemeenten en provincies — in het geval zij een tarief hanteren dat een (vrijwel) kostendekkend niveau kent — de tarieven van de heffingen verlagen. Door een aanpassing van de betreffende artikelen wordt een lastenverschuiving, die gevolg zou kunnen zijn van de invoering van het BTW-compensatiefonds, voorkomen.”
MvT, Kamerstukken II 1999/2000, 27 293, nr. 3, p. 11.
4.11
De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat de geraamde omzetbelasting die aan de gemeente in rekening zal worden gebracht niet tot de lasten is gerekend. Deze vordering heeft de gemeente op grond van artikel 228a, derde lid, van de Gemeentewet tot de lasten gerekend. Tot dat bedrag zal een vordering op het BTW-compensatiefonds ontstaan. Deze vordering heeft de gemeente op grond van artikel 228a, derde lid, van de Gemeentewet tot de lasten gerekend. Tegenover de gemotiveerde stelling van de heffingsambtenaar heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de geraamde omzetbelasting tot de lasten is gerekend. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar terecht de omzetbelasting waarop een recht op bijdrage uit het BTW-compensatiefonds bestaat, in de raming als last aangemerkt.
Reinigingsheffingen
4.12
Belanghebbende stelt dat uit de door de heffingsambtenaar overgelegde opstellingen een batig saldo van € 590.000 blijkt. Voorts is hij van mening dat ten onrechte de kosten van het illegale afval en het zwerfafval tot de lasten zijn gerekend, aangezien deze kosten geheel dan wel deels op de inzameling van het bedrijfsafval zien. Voorts heeft de heffingsambtenaar ten onrechte de vergoeding uit het BTW-compensatiefonds tot de lasten gerekend.
4.13
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat het illegale afval ziet op huishoudelijk afval, zodat ten onrechte € 45.871,83 aan kosten in de lastenraming zijn opgenomen. Dit oordeel wordt door de heffingsambtenaar in hoger beroep niet bestreden.
4.14
In de raming is een bedrag van € 91.360 opgenomen voor zwerfafval. Belanghebbende stelt dat slechts 23% van de kosten betreffende het opruimen van het zwerfafval, ziet op het verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen uit het openbaar gebied. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 28 november 2013, nr. HAA 13/417, ECLI:NL:RBNHO:2013:11537 inzake de gemeente Bloemendaal. De heffingsambtenaar verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2014, nr. 13/02954, ECLI:NL:HR:2014:1193, BNB 2014/142 inzake de gemeente Duiven ter onderbouwing van zijn stelling dat in ieder geval 40% van de kosten van het zwerfafval aan huishoudelijk afval moet worden toegerekend. Hij draagt hiervoor aan dat - in tegenstelling tot de gemeente Bloemendaal - de gemeente Duiven net als de gemeente Wijchen een verstedelijkte gemeente is. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde weerspreking door de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt, dat minder dan 40% van de kosten van het zwerfafval in de gemeente Wijchen ziet op het verwijderen van huishoudelijk afval uit het openbare gebied.
4.15
De vaststelling van tarieven als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet berust op een raming, welke raming moet berusten op gegevens omtrent geraamde baten en lasten in de gemeentebegroting voor het desbetreffende jaar dan wel gegevens die op geraamde baten en lasten in die begroting zijn terug te voeren (vgl. HR 4 april 2014, nr. 12/02475, ECLI:NL:HR:2014:777, BNB 2014/148). De heffingsambtenaar verzoekt het Hof alsnog rekening te houden met veegkosten van € 111.677, ofschoon die niet in de raming waren begrepen. Gelet op voornoemd arrest kunnen kosten die niet tot de geraamde lasten in de gemeentebegroting hebben behoord, niet alsnog worden aangedragen ter onderbouwing van de stelling dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Bij het opstellen van de begroting heeft de Gemeenteraad immers, al dan niet impliciet, beslist dat deze kosten op andere wijze worden gefinancierd, dan uit de opbrengst van de reinigingsheffingen.
4.16
Belanghebbende is net als voor de rioolheffingen van mening dat ten onrechte de vergoeding uit het BTW-compensatiefonds als lasten is aangemerkt.
4.17
Ingevolge artikel 15.33 van de Wet milieubeheer kan de gemeenteraad ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan de verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Onder de hiervoor bedoelde kosten wordt mede verstaan de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds.
4.18
De heffingsambtenaar heeft onder verwijzing naar het onder 2.5 genoemde overzicht zijn stelling onderbouwd dat de kosten exclusief omzetbelasting zijn geraamd. Tegenover de gemotiveerde stelling van de heffingsambtenaar heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de geraamde omzetbelasting tot de lasten is gerekend. Gelet op hetgeen het Hof hiervoor onder 4.9 e.v. heeft overwogen, heeft de heffingsambtenaar terecht de omzetbelasting waarop een recht op bijdrage uit het BTW-compensatiefonds bestaat, in de raming als last aangemerkt.
4.19
Het voorgaande leidt tot de volgende opstelling (x € 1.000):
Geraamde lasten
Totale kosten 2.690
Af: Illegaal afval (zie onder 4.13) -46
Af: Niet-huishoudelijk zwerfafval (60% van € 91.360) -55
Bij: Toe te rekenen compensabele BTW in verband met
BTW-compensatiefonds 522
Totaal maximaal te heffen 3.111
Geraamde baten
Bruto opbrengst reinigingsheffing 3.211
Af: Kwijtschelding reinigingsheffing -107
Heffing 3.104
4.20
Uit het voorgaande volgt dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten, zodat van onverbindendheid van de verordeningen om die reden, zoals belanghebbende heeft bepleit, geen sprake kan zijn.
4.21
De heffingsambtenaar heeft naar het oordeel van het Hof terecht de onderhavige aanslagen opgelegd.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. R.F.C. Spek, voorzitter,mr. A.J.H. van Suilen en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 15 september 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) | (R.F.C. Spek) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op : 15 september 2015.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.