Gem. Hof NA en Aruba, 17-03-2009, nr. AR 8/04 - H 79/07
ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH6468
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Datum
17-03-2009
- Magistraten
Mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin, H.A.C. Smid
- Zaaknummer
AR 8/04 - H 79/07
- LJN
BH6468
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH6468, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba, 17‑03‑2009
Uitspraak 17‑03‑2009
Mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin, H.A.C. Smid
Partij(en)
Vonnis in de zaak van:
[appellant],
wonende op Curaçao,
oorspronkelijk eiser, thans appellant,
gemachtigde: A. Moenir-Alam,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
zetelend op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez.
Partijen worden hierna ook [appellant] en het Land genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij vonnis van 23 september 2008 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen. Beide partijen hebben gelijktijdig een akte genomen. Aan de akte van [appellant] zijn producties gehecht. Hierover heeft het Land zich bij nadere akte uitgelaten. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1
Om te kunnen beoordelen of van een bij art. 182 Sv uitgesloten vordering sprake is, dient de toedracht van het gestelde onrechtmatig optreden te worden onderzocht. [appellant] heeft in hoger beroep weliswaar aangeboden zijn stellingen te bewijzen door zichzelf te doen horen, maar hij heeft niet gespecificeerd welke stellingen hij wenst te bewijzen. Mede gelet op de omstandigheid dat in eerste aanleg reeds getuigen zijn gehoord, mocht dit wel van hem worden verwacht. Het aanbod wordt daarom gepasseerd. Het Hof zal de toedracht onderzoeken op basis van het zich bij de stukken bevindende bewijsmateriaal.
2.2
Over het doel van het optreden van de politie van de leden van de VKC bevatten de stukken de volgende informatie:
- —
volgens het rapport van 1 maart 2001 van hoofdinspecteur Ellis gaf deze opdracht om [appellant] staande te houden ter voorkoming van gevaar en letsel voor aanwezigen en om de door hem bestuurde pick-up te doen stilhouden. De rapporteur vermeldt dat hij een groot aantal politiefunctionarissen stopgebaren zag maken naar de bestuurder.
- —
volgens het proces-verbaal van aangifte door VKC-er Maduro was het de bedoeling dat de pick-up werd gestopt en zei Maduro tegen de bijrijdster dat ze moest uitstappen.
- —
volgens het proces-verbaal van aangifte door VKC-er Puchi was het de bedoeling dat de bestuurder van de pick-up werd staande gehouden en zei hij tegen de bestuurder om de motor uit te zetten.
- —
volgens de getuigeverklaring van politieagent Carrero schoot hij om de pick-up tot stilstand te brengen om te voorkomen dat mensen zouden worden aangereden. Hij verklaart dat Antonia en hijzelf een stopteken hadden gegeven en dat anderen riepen: stop, politie.
- —
volgens de getuigeverklaring van VKC-er Fullinck hoorde hij via de radio dat een patrouille de pick-up moest volgen en schoot hij in een noodweersituatie omdat de pick-up door achteruit te rijden dreiging meebracht voor twee personen die achter de pick-up stonden. Fullinck verklaart dat hij tegen de chauffeur had gezegd dat hij de motor moest afzetten.
- —
volgens de getuigeverklaring van VKC-er Puchi wist deze niet waarom de pick-up werd achtervolgd en heeft hij waarschuwingsschoten gelost, nadat hij tegen de pick-up had geduwd om die tegen te houden en de pick-up hem had geraakt. Ook Puchi verklaart tegen de chauffeur te hebben gezegd dat hij de motor moest afzetten.
- —
volgens de getuigeverklaring van politieagent Chardinier kreeg hij opdracht van hoofdinspecteur Ellis om de pick-up te stoppen en heeft hij op de rechterachterband van de pick-up geschoten toen de bestuurder trachtte weg te rijden. Hij verklaart een stopteken te hebben gegeven.
- —
volgens de getuigeverklaring van politieagent Krames gaf hij een stopteken, nadat collega's dat ook al hadden gedaan en heeft hij geschoten op het rechterachterwiel van de pick-up met het doel deze tot stilstand te brengen, omdat Krames niet wist wat de bedoeling van de bestuurder was en hij al op politieagenten was ingereden;
- —
[appellant] heeft twee schotwonden opgelopen en een verwonding aan zijn kaak. De pick-up had onder meer een kogelinslag in het midden van de voorruit.
2.3
Het Hof acht bewezen dat het optreden van de politie en van de VKC-ers, als geheel beschouwd, het directe doel had de pick-up tot stilstand te brengen. Het Hof acht de verklaringen van de politieambtenaren en VKC-ers daarvoor voldoende betrouwbaar. Niet aannemelijk is geworden dat het de bedoeling was [appellant] zomaar te beschieten. Hiermee is niet gezegd dat iedere afzonderlijk gepleegde geweldshandeling is verricht met het doel de pick-up tot stilstand te brengen en/of daarvoor nodig was, maar iedere geweldshandeling werd wel in verband met dat doel gepleegd. Voorts dient nog onderzocht te worden met welk achterliggend doel men de pick-up tot stilstand wilde brengen.
2.4
Duidelijk is dat het optreden niet het doel had toezicht te kunnen uitoefenen op de naleving van de bepalingen van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000.
Art. 72 lid 1 Sv verschaft iedere politieambtenaar de bevoegdheid om een verdachte staande te houden met het doel een opgave van persoonsgegevens te vorderen. Geen van de getuigen heeft verklaard dat dit het concrete doel van het optreden was.
Art. 73 lid 1 Sv verschaft eenieder de bevoegdheid om een verdachte aan te houden in geval van ontdekking op heterdaad van enig strafbaar feit. Aanhouding is een vorm van vrijheidsbeneming die strekt tot het mogelijk maken van een onderzoek. Weliswaar hebben getuigen verklaard dat sprake was van een heterdaadsituatie, maar geen van de getuigen heeft verklaard dat het de concrete bedoeling was [appellant] de vrijheid te benemen ten behoeve van een onderzoek.
Anderzijds acht het Hof bewezen dat de politieambtenaren en VKC-ers ervan uitgingen [appellant] een of meer strafbare feiten had gepleegd. Hierbij verdient opmerking dat ook het negeren van een stopteken een strafbaar feit is ingevolge art. 116 lid 1 jo. 119 lid 1 Wegenverkeersverordening Curaçao 2000. Sommigen hebben verklaard dat het voertuig tot stilstand moest worden gebracht om te voorkomen dat [appellant] nog verder gevaarlijk rijgedrag zou vertonen. Niettemin acht het Hof bewezen dat de bedoeling (in elk geval mede) was de pick-up tot stilstand te brengen, zodat op [appellant] een strafvorderlijk dwangmiddel zou kunnen worden toegepast. Het (gestelde) op [appellant] toegepaste geweld staat daarom in zodanig verband met de toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel dat de onderhavige vordering van [appellant] ingevolge artikel 182 Sv is uitgesloten. Hieraan doet niet af dat niet de situatie is ingetreden dat [appellant] was aangehouden of staande gehouden.
2.5
Op grond van het voorgaande moet [appellant] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hierbij is niet van belang of een strafzaak tegen hem is begonnen en/of beëindigd. De procedure van art. 178–181 Sv staat niet uitsluitend open in gevallen waarin een strafzaak is begonnen. Er is dus geen sprake van een situatie dat geen van beide rechtsgangen openstaat of heeft opengestaan. Indien de procedure van art. 178–181 Sv openstaat of heeft opengestaan, is de civiele rechtsgang uitgesloten.
2.6
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. [appellant] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
Beslissing:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van het Land gevallen en begroot op NAF. 4.500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op NAF. 3.400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin en H.A.C. Smid, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 17 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.