Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 6a [Vrijgestelde beleggingsinstellingen]
Geldend
Geldend van 01-01-2014 tot 01-01-2025. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 22-07-2013
- Bronpublicatie:
18-12-2013, Stb. 2013, 566 (uitgifte: 23-12-2013, kamerstukken: 33753)
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Inwerkingtreding
01-01-2014, terugwerkend tot: 22-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2013, Stb. 2013, 566 (uitgifte: 23-12-2013, kamerstukken: 33753)
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
1
Van de belasting wordt op verzoek vrijgesteld een beleggingsinstelling, welker doel en feitelijke werkzaamheid bestaat uit de belegging van gelden of andere goederen en die uitsluitend belegt in financiële instrumenten, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, waarbij de aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid (rechten van deelneming) op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa van de instelling direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald (vrijgestelde beleggingsinstelling).
2.
Het eerste lid vindt slechts toepassing indien de beleggingsinstelling een naamloze vennootschap of een fonds voor gemene rekening is, of een lichaam dat is opgericht of aangegaan naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel het recht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een lidstaat van de Europese Unie of een staat in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie naar nationaliteit verbiedt voor lichamen die overigens in dezelfde situatie verkeren als naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichamen, die naar aard en inrichting vergelijkbaar is met het hiervoor genoemde naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichaam.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een beleggingsinstelling verstaan een lichaam waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen.
4.
Voor de toepassing van dit artikel worden onder financiële instrumenten verstaan:
- a.
financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van zaken en rechten als omschreven in artikel 17a, onderdelen a en b;
- b.
banktegoeden.
5
Een lichaam wordt uitsluitend met ingang van een jaar als vrijgestelde beleggingsinstelling aangemerkt.
6.
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk ingediend in het jaar met ingang waarvan het lichaam als vrijgestelde beleggingsinstelling wil worden aangemerkt. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7
Indien een lichaam in de loop van een jaar niet langer voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van de belasting, wordt het lichaam met ingang van dat jaar bij een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur niet meer als vrijgestelde beleggingsinstelling aangemerkt.
8
Op verzoek van de vrijgestelde beleggingsinstelling wordt zij niet meer als zodanig aangemerkt. Het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, moet zijn ingediend voorafgaande aan het jaar met ingang waarvan het lichaam niet meer als vrijgestelde beleggingsinstelling wil worden aangemerkt. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.