Statuut van de internationale arbeidsorganisatie
Bijlage Verklaring betreffende de doeleinden van de Internationale Arbeidsorganisatie
Geldend
Geldend vanaf 01-11-1974
- Bronpublicatie:
22-06-1972, Trb. 1975, 102 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-1974
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-1972, Trb. 1975, 102 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, in haar zesentwintigste zitting op 10 mei 1944, aanvaardt deze verklaring betreffende de doeleinden van de Internationale Arbeidsorganisatie en betreffende de beginselen die de leidraad dienen te vormen voor het beleid van haar Leden.
I
De Conferentie bevestigt opnieuw de grondbeginselen waarop de Organisatie berust, in het bijzonder de volgende:
- (a)
arbeid is geen koopwaar;
- (b)
vrijheid van meningsuiting en vereniging is een wezenlijke voorwaarde voor gestadige vooruitgang;
- (c)
armoede, waar ook ter wereld, brengt de welvaart van alle mensen in gevaar;
- (d)
de strijd tegen gebrek dient onder alle volkeren te worden gevoerd met een niet aflatende kracht door middel van voortdurende en gezamenlijke inspanningen op internationaal niveau waarbij de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers, op voet van gelijkheid samenwerkend met regeringsvertegenwoordigers, deelnemen aan open gesprekken en op democratische wijze besluiten nemen met het doel de welvaart in het algemeen te bevorderen.
II
In de overtuiging dat de ervaring ruimschoots de juistheid heeft aangetoond van de in het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie vervatte verklaring dat een duurzame vrede alleen kan worden gevestigd indien er sociale rechtvaardigheid bestaat, bevestigt de Conferentie dat:
- (a)
alle mensen, ongeacht hun ras, geloof of geslacht, het recht hebben om, in vrijheid en waardigheid, in economische zekerheid en met gelijkheid van kansen, te streven naar materiële vooruitgang en naar geestelijke ontwikkeling;
- (b)
de verwezenlijking van de omstandigheden die dit mogelijk maken, het voornaamste doel moet zijn van de nationale en de internationale politiek;
- (c)
alle nationale en internationale programma's en maatregelen, met name op economisch en financieel gebied, vanuit dit standpunt dienen te worden beoordeeld en alleen te worden aanvaard voor zover blijkt dat hierdoor het bereiken van deze fundamentele doelstelling wordt bevorderd en niet wordt belemmerd;
- (d)
het tot de taak van de Internationale Arbeidsorganisatie behoort alle internationale programma's en maatregelen op economisch en financieel gebied te onderzoeken en te beoordelen in het licht van deze fundamentele doelstelling;
- (e)
de Internationale Arbeidsorganisatie, bij de vervulling van de haar toevertrouwde taken, bevoegd is in haar beslissingen en aanbevelingen alle voorschriften op te nemen die zij wenselijk acht, daarbij rekening houdend met alle ter zake dienende economische en financiële factoren.
III
De Conferentie beschouwt het als de verheven plicht van de Internationale Arbeidsorganisatie te bevorderen dat er overal ter wereld programma's worden opgesteld die zijn gericht op:
- (a)
volledige werkgelegenheid en verhoging van de levensstandaard;
- (b)
tewerkstelling van de werknemers op die plaatsen waar zij de voldoening kunnen vinden hun bekwaamheden en hun kennis zo volledig mogelijk aan te wenden en de ruimste bijdragen te leveren aan het algemeen welzijn;
- (c)
voorzieningen voor opleiding en vergemakkelijking van overplaatsing van werknemers, waaronder begrepen migratie met het oog op werkgelegenheid en vestigingsmogelijkheden, met behoorlijke waarborgen voor alle betrokkenen;
- (d)
de mogelijkheid voor allen een rechtvaardig aandeel in de vruchten van de vooruitgang te verkrijgen, met betrekking tot loon en verdiensten, arbeidsduur en andere arbeidsvoorwaarden, alsmede een loon voor een bestaansminimum te garanderen aan alle werknemers die een dergelijke bescherming behoeven;
- (e)
de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen, de samenwerking tussen werkgevers en werknemers met het oog op een voortgaande verbetering van de produktiviteit alsmede de samenwerking tussen werknemers en werkgevers bij de voorbereiding en de toepassing van sociale en economische maatregelen;
- (f)
de uitbreiding van maatregelen betreffende sociale zekerheid ten einde voor allen die een dergelijke bescherming behoeven een minimuminkomen alsmede een volledige geneeskundige verzorging te waarborgen;
- (g)
een afdoende bescherming van het leven en de gezondheid van de werknemers in alle beroepen;
- (h)
voorzieningen op het gebied van de zorg voor moeder en kind;
- (i)
voorzieningen ten behoeve van een behoorlijke voeding, huisvesting, vrijetijdsbesteding en culturele ontwikkeling;
- (j)
het waarborgen van gelijke kansen op het gebied van het algemene onderwijs en het vakonderwijs.
IV
In de overtuiging dat, met het oog op de verwezenlijking van de in deze verklaring vervatte doelstellingen, een vollediger en uitgebreider gebruikmaking van de over de hele wereld bestaande produktiemogelijkheden kan worden bereikt door een doeltreffende aanpak op internationaal en nationaal niveau en wel door middel van maatregelen die erop gericht zijn de produktie en de consumptie uit te breiden, ernstige conjunctuurschommelingen te voorkomen, de economische en sociale vooruitgang in de minder ontwikkelde gebieden der aarde te bevorderen, een groter stabiliteit in de wereldmarktprijzen van grondstoffen en voedingsmiddelen te bevorderen en de omvang van de internationale handel op een hoog peil te brengen en te houden, verklaart de Conferentie plechtig dat de Internationale Arbeidsorganisatie volledig zal samenwerken met die internationale organen die kunnen worden belast met een deel van de verantwoordelijkheid voor deze grootse taak en voor de bevordering van de gezondheid, het onderwijs en het welzijn van alle volken.
V
De Conferentie bevestigt dat de in deze verklaring tot uitdrukking gebrachte beginselen volledig van toepassing zijn op alle volken der aarde en dat, hoewel de wijze van toepassing dient te worden bepaald met inachtneming van de door ieder volk bereikte graad van sociale en economische ontwikkeling, de gehele beschaafde wereld ermee gediend is dat deze beginselen steeds meer worden toegepast op de volken die nog niet onafhankelijk zijn alsmede op de volken die reeds zelfbestuur hebben verkregen.